100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoorcolleges anatomie $3.23   Add to cart

Class notes

Samenvatting hoorcolleges anatomie

 25 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van alle hoorcolleges die gaan over anatomie uit de cursus humane anatomie en fysiologie van gezondheidswetenschappen aan de VU.

Preview 5 out of 20  pages

  • January 4, 2021
  • 20
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Hoorcollege 1: Introductie inhoud anatomie.................................................................................2
Hoorcollege 2: Anatomie bovenste extremiteit.............................................................................4
Hoorcollege 3: Anatomie onderste extremiteit.............................................................................7
Hoorcollege 4: Thoraxwand en luchtwegen.................................................................................11
Hoorcollege 5: Anatomie en ontwikkeling van het hart...............................................................14
Hoorcollege 6: Anatomie van de circulatie..................................................................................17

, Hoorcollege 1: Introductie inhoud anatomie
Anatomie
- Bestuderen van lichaamsstructuur
- Microscopie en macroscopie
- Klinische anatomie  wat gebeurt er als een orgaan ziek wordt
- Anatomie embryologie  ontwikkeling van organen

Integumentum = huid en afweerstelsel
- huid, haar, nagels, zweetklieren
- functie = beschermen met name tegen gevaren. Daarnaast reguleert het de lichaamstemperatuur.
Het kan warmte kwijt en warmte vasthouden. Met een koppeling van het zenuwstelsel, kan je voelen
met je huid.

Skeletsysteem
- botten, kraakbeen, ligamenten en beenmerg
- ligamenten, is een sturctuur. Een soort van bindweefsel, het heeft een harde structuur
- functie = ondersteuning en bescherming …

Spiersysteem
- skeletspieren, pezen (verbinding van spier met bot)
- Functie = mogelijk maken van beweging hiermee wordt het lichaam ondersteund en beschermd. Bij
een lange beweging van spieren, ga je zweten en maak je warmte aan.

Zenuwstelsel
- Brein, ruggenmerg, perifere zenuwen, zintuigen
- Functie = respons op stimuli en het reguleert hiermee activiteiten voor andere orgaansystemen.

Endocrien systeem
- hypofyse, pancreas, schildklier en bijnieren
- Functie = reguleren van stoffen

Lymfatisch systeem (groen)
- Milt, thymus, lymfevaten, tonsillen
- Functie = verdediging in het lichaam tegen ziekte.

Spijsverteringssysteem
- Tanden, tong, oesofagus (slokdarm), dunne darm, dikke darm, maag, lever, galblaas en pancreas.
- Functie = vertering van voedsel, maar ook de opslag

Voortplantingssysteem
- man: testes, zaadblaasjes, prostaat, penis en scrotum
- vrouw: ovaria, baarmoeder…
- Functie = produceren van geslachtcellen, nieuwe embryo’s maken. Vrouw moet groei van embryo
ondersteunen.

Cardiovasculair systeem
- hart, bloedvaten, bloed
- Functie = distributie van bloed met opgeloste stoffen (zuurstof CO2), verspreiden van warmte en de
regluatie van de lichaamstemperatuur.

Respiratoire systeem

,- neus- en bijholte, strottenhoofd, trachea, longen
- functie = distributie van lucht naar longblaasjes, het mogelijk maken van gaswisseling en het
stemgeluid.

Urinaire systeem
- nieren, ureteren (urineleiders), blaas, urethra (plasbuis)
- functie = verwijderen van afvalstoffen en de vorming van urine

Nomenclatuur
De knobbel op het bovenbeen die aan de zijkant zit = Condylus lateralis femoris.

Topografie
Anatomische stand is op je voeten met handen naar voren en blik recht vooruit.
Er wordt geredeneerd vanaf de navel.

Aangezichten
- frontaal of coronaal = van voren iemand aankijken. Het kunnen maken van plakjes.
- Sagittaal en midsagittaal = vanaf de zijkant. Het midden is het midsagittale aanzicht (tussen de
voeten door).
- Horizontaal of transversaal = doormidden. Van boven naar beneden kijken.
- Superior of craniaal = naar boven. Ergens op kijken, vanaf het hoofd kijken.
- Inferior of claudaal = naar onder. Dus van onder naar boven kijken.
- Anterior of ventraal = van voren, vanaf de buik
- Posterior of dorsaal = van achteren, vanaf de rugzijde.

, Hoorcollege 2: Anatomie bovenste extremiteit
Het skelet systeem
- Faciliteren van beweging, niet het bewegen zelf, dit doen de spieren.
- Korte botte en lange botten zijn ook wel beenderen. (Beentjes = kort)

Kenmerken van bot
- combact bot: hartste bot, het meeste weefsel op een kleine plek. Stevig en compact. De schors van
het bot.
- Spongieus bot: langere beenderen in de uiteinden
- Beenmerg: dit zit in het midden van het bot.
 Wat begint als spongieus bot kan eindigen in een compact bot.
Bot is een levend weefsel en heeft bloed nodig. In het bot zitten aderen en zenuwen.
In totaal 206 botten

Onderverdeling skelet
- Axiaal skelet: wervelkolom, schedel, borstkast. Ongeveer 40% van alle botten. Weinig bewegelijk,
maar wel heel stevig.
- Appendiculair skelet: hangt aan het axiaal skelet. Hier zitten de extremiteiten (ledematen). Deze zijn
het meest bewegelijk, hierdoor ben je mobiel.

Botverbindingen
Deze verbindingen tussen botten heten gewrichten (articulatie). Het is een compromis tussen stevig
en mobiele botten. Het heeft een anatomische verbinding, twee botten passen op elkaar. Maar het
heeft ook een functie.

Functioneel indelen
- Bindweefselverbinding (syndesmose): Geen bot, geen spier. Een vlies tussen twee botten is een
voorbeeld van een bindweefselverbinding
- Kraakbeenverbinding (synchondrose): Vaak met kleur blauw aangeduid. Het is bewegelijker dan
bindweefsel. Zit op de ribben, maar ook als tussenweefselschijf in de wervelkolom.
- Botverbinding: groeischrijven en Bekken bot (os coxae); Deze wordt aangelegd met kraakbeen
ertussen. Dit wordt vergroeid, uiteindelijk blijft er niks meer over. Het is een verbinding waar alleen
maar bot tussen zit. Dit is bot op bot verbinding. Het heet een gewricht omdat het een verbinding is
tussen botten, maar er is geen verbinding mogelijk.
- Synoviale gewrichten: hebben veel extra structuren om het bewegen mogelijk te maken. Bot op een
bot, met een beschermend laag kraakbeen en een kapsel met daaronder een synoviale ruimte. In
deze ruimte zit vloeistof, zodat het makkelijk over elkaar wrijft. Dit maakt het wrijven van kraakbeen
over elkaar minder stroef. Dit zorgt ook voor het absorberen van schokken.
- vetkussentjes (Fat pads) en ligamenten: Ondersteuning en versteviging.
- Slijmbeurzen: Zijn kussentjes gevuld met vloeistof. Deze verminderen wrijving in het
gewricht.
- Pezen: zitten ook in een gewricht.
Scharniergewricht: Dit kan maar om 1 as. Dit kan bij de ellenboog. Deze kan buigen en strekken.
Zadelgewricht: Van voor naar achter, maar ook opzij. Via twee assen bewegen. Een voorbeeld is de
duim
Kogelgewricht: het meest bewegelijk. Het heeft drie assen. Het kan ook om zijn as bewegen.
Schouder en heup.

, De schouder en onderarm
Sleutelbeen (clavicula): Langwerpig bot. Loopt van borstbeen tot naar de zijkant.
- Vaak gebroken, door wielrenners of kinderen onder de 7 jaar.
Tussen sleutelbeen en borstbeen = art. sternoclavicularis
- Beweegt mee met schouder.
Tussen sleutelbeen en schouder = art. acromioclavicularis
 De verbindende elementen kunnen scheuren bij het breken van de clavicula. De verbinding breekt
niet.

Schouderblad (scapula)
Uitsteeksels zijn goed te zien vanuit de voorkant. De riggel zit aan de achterkant. Met een margo aan
de binnenzijde. Vanaf de zijkant kijk je vanaf de binnenkant.
Het heeft een kom, dit articuleert dat het een gewricht aangaat met de bovenarm.

Schoudergewricht (scapulohumerale) = synoviaal gewricht
Is een gewricht tussen scapula en humerus (bovenarm). De humerus heeft de kop en de scapula de
kom.
 Nadeel = veel uit de kom (luxeren).
Veel verstevigingen, dit gebeurt met ligamenten. Deze bevestigen de kop in de kom. Deze
ligamenten vormen samen capsula articularis.

Spieren (rotatorenmanchet)
- Dit heet ook wel de rotator cuff. Aan de voorkant zit de vierde spier. Aan de achter kant de andere.
1. Musculus subscapularis: Deze heeft een oorsprong op de scapula en hecht zich aan de bovenkant
humerus. Behoorlijk grote spier. Bij het samentrekken wordt de arm naar binnen bewogen. Dit heet
endorotatie. De buitenkant wordt naar binnen toe getrokken.
- Exorotatie = tegengestelde beweging van de endorotatie
2. M. infraspinatus = Deze zit aan de achterkant onder de richel. Deze geeft exorotatie.
3. M. Supraspinatus: Deze heeft de oorsprong op de bovenkant scapula en aanhechting van de
bovenkant humerus. Deze zit aan de achterkant. Bij samentrekking van de spier zal de arm omhoog
gaan.
- Abductie = heffen arm omhoog en adductie = arm naar beneden (minder spieren, want
zwaartekracht).
4. M. Teres minor: Deze trekt de humurus naar de scapula toe. Deze geeft adductie van de
bovenarm.

Pijnsyndroom
- Herhaalde bewegingen, kunnen ervoor zorgen dat de structuren beklemt raken. Een zakje
met vocht zorgt voor wrijving. Met klem raken, wordt het dus beschadigd door de herhaalde
bewegingen. Dit heet het impingementsyndroom

Slijtage van pezen
- Herhaaldelijk bewegen kan zorgen voor scheuren, door verkalking. Maar een pees zou ook af
kunne scheuren, door druk van het schouderdak.

M. deltoideus: deze heeft een bijdrage aan abductie. Bij het samentrekken beweegt die de arm
omhoog. Deze ontspringt van de scapula en clavicula en hecht aan de humerus.

Bij volledig strekken draait het schouderdak mee, anders komt het tegen de botten aan. Het ritme
mee met de bovenarm heet scapulahumerale ritme. Elke twee graden dat je bovenarm draait moet
het schouderblad 1 graad meedraaien.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lvdijk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23
  • (0)
  Add to cart