100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting verplichte tentamenstof Romeins Recht (Prota) $4.83   Add to cart

Summary

Samenvatting verplichte tentamenstof Romeins Recht (Prota)

 143 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van alle verplichte tentamenstof van het boek 'Prota'. Het betreft dus een samenvatting van het volledige boek, met uitzondering van Hoofdstuk 1 Uitwendige Geschiedenis par. 1 t/m 6.

Preview 4 out of 43  pages

  • Yes
  • January 5, 2021
  • 43
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1 Uitwendige geschiedenis

7. Keizer Justinianus (527-565)
In 527 werd Justinianus keizer van het gehele Romeinse Rijk. Het ondeelbare imperium strekte zich
uit tot het gehele rijk, maar hij had slechts feitelijke macht over het Oostelijk gebied, met
Constantinopel als zetel en Grieks als voertaal. Door de middelen armis legibusque (de wapenen en
de wetten) wilde Justinianus ook de feitelijke macht uitoefenen over het rijk van Rome en het rijk
herstellen. Justinianus’ blik was gericht op het herstel van het verleden. De inwoners gingen zich als
Romeinen beschouwen en de officiële taal van het bestuur en het leger (de arma en leges) was Latijn.
Justinianus wilde niet slechts de iure (rechtens) leiding geven, maar ook de facto (feitelijk) aan de
hand van wapenen en wetten. De wetgeving van Justinianus bestaat uit vier onderdelen:
a. Codex Justinianus
b. Digesten of Pandekten
c. Instituten of Elementen
d. Novellen

a. Codex Justinianus (16 april 529)
Codex betekent ‘boek’, welke veel handiger was om te gebruiken dan een rol, een ‘volumina’. De
Codex Justinianus bestaat net als andere Codices uit constituties, dat wil zeggen verordeningen,
afkomstig van de keizer. Justinianus gebruikt het woord ‘constitutiones’ ook wel als vervanging van
‘Codex’. Gregorianus en Hermogenianus startten eerst met het bundelen van oude verzamelingen en
voorzagen deze van ‘Codex’. Deze privébundels misten de voor een codificatie noodzakelijke
autoriteit. Niet-opgenomen constituties hadden dezelfde rechtskracht als wel in de Codices
opgenomen constituties. Behandelden constituties dezelfde materie, dan gold de regel ‘lex posterior
derogat legi priori’, de latere wet ontkracht de eerdere wet.

In 426 werd de eerste poging gedaan het leges en het ius te bundelen. De leges (constituties) waren
te verdelen in leges generales (wetten) en in rescripta (beschikkingen). Rechters mochten zich
aanvankelijk alleen op een leges generalis beroepen, totdat de Codex Theodosianus tot stand kwam.
Hierin moesten de leges en het ius gerangschikt worden, maar tot het ordenen van het juristenrecht
kwam men niet. In 438 werd de Codex Theodosianus (voorzien van autoriteit) overgeleverd met een
rangschikking van de constituties van 306-435. Alleen dié constituties golden. De lex posterior-regel
bleef hierin gelden, omdat de afzonderlijke constituties hun rechtskracht behielden en niet de Codex
als één geheel rechtskracht kreeg.

Op 16 april trad de Codex Justinianus in werking, die ook de constituties van na de Codex
Theodosianus omvatte. De rechtskracht van iedere opgenomen constitutie bleef afzonderlijk
gewaarborgd waardoor nog steeds de lex posterior-regel van toepassing was. De niet-opgenomen
constituties verloren hun rechtskracht. Rechtsregels gericht tot één persoon kregen algemene
werking en de constituties werden in de titels op chronologische volgorde gezet.

b. Digesten of Pandekten (533)
Onder leiding van Tribonianus werden de juristengeschriften (ius) geordend. In de constitutie van 7
november 426 werden de juristengeschriften geregeld in de lex citandi. Voor de rechtbank mocht
alleen geciteerd worden uit de werken van Papinianus, Paulus, Ulpianus, Modestinus en Gaius en de
citaten van de juristen die werden aangehaald door de 5 hierboven genoemde juristen. Liepen de
meningen uiteen, dan gold de mening van de meerderheid; bij het staken van stemmen gaf
Papinianus’ mening de doorslag en, wanneer deze zich over de kwestie niet hadden uitgesproken,
dan mocht de rechter zelf kiezen welke van de meningen hij wilde volgen.

,De Lex citandi gold tot 30 december 533, omdat de Digesten op die dag de kracht kregen van één
keizerlijke constitutie. Wel is de naam van de jurist aangegeven in de inscriptie. Wanneer meerdere
juristen eenzelfde onderwerp behandelden, werd er één zin van de materie gemaakt met daarin de
verschillende juristen aan het woord. Op 30 december 533 traden de Digesten en Instituten in
werking en verkregen zij exclusieve werking. De bevolking kon het ius niet lezen, omdat het ius in het
Latijn was geschreven. Het ius werd afgeschaft als afzonderlijke rechtsbron en er bleef één
geschreven rechtsbron over; de keizerlijke constituties. De oude juristengeschriften mochten vanaf
30 december 533 niet meer afzonderlijk voor de rechter worden geciteerd. Zij golden slechts omdat
het de keizer was die met de woorden sprak, en niet omdat Ulpianus of Paulus zijn mening het beste
gaf. De inlijving van het ius in de leges (keizerrecht) had als gevolg dat de lex citandi werd afgeschaft.
Toch bleven er natuurlijk feitelijk tegenstellingen bestaan in de Digesten, maar de keizer achtte deze
afwezig, want de keizer kon zichzelf niet tegenspreken. Later zijn die impliciete tegenstrijdigheden
opgesomd. De digesten vormden met de inlijving in één constitutie de jongste constitutie van de
reeks keizerlijke wetten, waardoor deze digesten door de lex posterior-regel voorrang verkregen
boven andere constituties. Daardoor kwamen oude rechtsregels weer bovendrijven die niet meer
eigentijds waren. Deze werden gezuiverd en geherformuleerd. Een derde gevolg van de uitvaardiging
van de Digesten als één constitutie was dat de lex posterior-regel geen toepassing vond binnen de
Digesten. Deze waren immers nu allemaal van één datum: 30 december 533. De Digesten kregen
gezag door de keizer en de keizer verbood gebruik te maken van andere dan in de Digesten
opgenomen juristengeschriften (exclusieviteitsclausule). De Digesten vormden nu samen één
constitutie.

c. Instituten of Elementen (533)
De Instituten vormden vier leerboeken die werden onderricht aan eerstejaars rechtenstudenten en
omvatten allerlei grondbeginselen van het Romeinse recht. op 30 december 533 werd dit leerboek
tevens wetboek en verkregen de Instituten samen met de Digesten kracht van wet.

d. Codex repetitae praelectionis (534)
In 534 bleek de Codex Justinianus uit 529 verouderd door de inwerkingtreding van de Digesten en
Instituten en door een vernieuwde wetgevingstechniek die was ontwikkeld met oa. het signelverbod
(verbod van afkortingen). In de nieuwe Codex repetitae praelectionis kwam de Lex Citandi niet meer
voor, want overbodig geworden door de Digesten. Ook in de nieuwe Codex behoudt elke
opgenomen constitutie haar eigen rechtskracht en haar eigen datum, dus haar eigen rangorde.
Vanuit streng formeel oogpunt bezien was de herziening van de Codex dus niet noodzakelijk. Ook
zonder opneming in de tweede Codex hadden de Digesten immers krachtens de lex posterior-regel
voorrang en schaften zij de lex citandi af. waarschijnlijk heeft de ijdelheid van Tribonianus een niet
onbelangrijke rol gespeeld bij het besluit de Codex te herzien (Tribonianus nam geen prominente
plek in bij het opstellen van de eerste Codex).

e. Novellen
Novellen waren de (nieuwe) constituties die tot stand zijn gekomen nadat de hernieuwde Codex
Justinianus in 534 in werking trad.

8. Slot
De Novellen werden met name in het Grieks geschreven, terwijl de rest van de wetgeving (Codex,
Digesten en Instituten) met name in het Latijn was. Er werden veel Griekse vertalingen gemaakt,
maar een Griekse vertaling was slechts geldig, als deze als Novelle was uitgevaardigd (op grond van
de lex posterior-regel). In 900 besloot Leo de Wijze in zijn ‘Basilica’ de Codex Justinianus te
herformuleren en te zuiveren in het Grieks. Aan het einde van de twaalfde eeuw werd de basilica
verheven tot codificatie en vanaf 1350 gebruikte men met name een uittreksel van de basilica in zes
boeken (Hexabiblos). In Griekenland gold deze tot 1946. In de rest van Europa werd het gebruikt als
secundaire bron (gemeenschapsrecht; ius commune), waar regionale wetgeving niet in een

,rechtsregel voorzag. In Nederland werd het Romeinse recht afgeschaft op 1 mei 1809 door het
Wetboek van Napoleon.

Hoofdstuk II Procesrecht
1. Algemeen
Het Romeins recht wordt wel het proces der acties genoemd. Een actio is een rechtsvordering. Een
eiser start een proces om een voor hem gunstig vonnis (iudicatum) te verkrijgen, zodat hij van de
overheid kan verlangen dat zijn vonnis ten uitvoer wordt gelegd, wordt geëxecuteerd. Bij die
executie worden dwangmaatregelen toegepast tegen de persoon van de veroordeelde of tegen zijn
vermogen. Het vonnis op grond waarvan je kan executeren is een executoriale titel.

2. Soorten van tenuitvoerlegging
De Romeinen kenden één executoriale titel: het veroordelende of condemnatoire vonnis
(condemnatio = veoordeling). Bij een reële executie krijg je als eiser daadwerkelijk waar je recht op
had. Naar Romeins recht werd je altijd veroordeeld tot de betaling van een geldsom: ‘Omnia iudicia
pecuniaria sunt’, oftewel ‘alle processen zijn geldelijk’; alle veroordelingen worden in geld
uitgedrukt’. De waarde van een goed werd vastgesteld door een schatting: ‘litis aestimatio’. Soms
werkt de overheid mee aan een executie zonder een executoriaal vonnis: parate executie. De praetor
ging over tot parate executie indien de gedaagde niet in proces verscheen. Bij eigenrichting verschaf
je je eigen recht zonder medewerking van de overheid. Eigenrichting was in beginsel verboden,
behalve bij diefstal. De dief kan een bezitsactie instellen tegen de bestolene, maar de bestolene kan
hiertegen het verweer voeren dat het bezit ‘met geweld of op heimelijke wijze’, ‘vi aut clam’, is
gekregen. Als de bestolene de zaak weghaalt bij de dief op grond van dit verweer is eigenrichting
geoorloofd.

3. Drie vormen van proces
In de oorspronkelijk boerenstaat hanteerde men het stelsel der wettelijke acties. In het wereldrijk
hanteerde men het formulastelsel en tot slot hanteerde men in het keizerrijk de buitengewone
rechtsgang.

4. Het geding door middel van de wettelijke actie (per legis actionem)
Het stelsel der wettelijke acties en het formulastelsel kenmerkten zich door een proces in twee fases.
De eerste fase (‘in iure’) speelde zich af ten overstaan van de overheidsmagistraat (praetor) en de
tweede fase (‘in iudicio’) speelde zich af voor de rechter. De rechter was een Romeinse burger (‘iudex
privatus’). In tegenstelling tot onze huidige arbiter, kon de Romeinse private rechter een uitspraak
wel omzetten in een executie. Bij de tweedeling in fasen, ontwikkelde zich twee soorten advocaten.
De iurisconsultus stond partijen bij in de eerste fase en de orator stond partijen bij in de fase voor de
rechter. Ten overstaan van de magistraat zegden partijen formele spreuken op, waarbij ze rituele
handelingen verrichtten. Die formules waren allemaal strikt opgeschreven in de wet en bij een
vergissing, verloor de dwalende partij. Kwam het geding in de tweede fase, en wees de rechter
vonnis ten gunste van de eiser, dan moest de eiser opnieuw een wettelijke actie aanvangen om dit
vonnis ten uitvoer te leggen. De schuldeiser moest zelf executeren en deed dat tegen de persoon van
de gedaagde/veroordeelde.

5. De tenuitvoerlegging van de wettelijke actie; personele executie
De wettelijke actie op grond waarvan de eiser een gunstig vonnis executeerde was de ‘manus
iniectio’, handoplegging. In de tijd der wettelijke acties werd een verbintenis (obligatio) nog gezien
als letterlijk boeien (ligare). Om de schuldenaar te mogen boeien moest je dus twee wettelijke acties
hebben ingesteld. Bij de tweede, nieuwe wettelijke actie (manus iniectio) moest men weer voor het
magistraat verschijnen en sprak de schuldeiser weer een spreuk uit en verrichtte hij een rituele
handeling (hand op de schouder van de schuldenaar). Nu kwam er geen nieuwe tweede fase, maar

, mocht de schuldeiser na veroordeling de schuldenaar opsluiten in zijn kerker. Als na drie weken
niemand de schuldenaar had vrijgekocht, mocht de schuldeiser hem als slaaf verkopen, welke koop
plaatsvond aan de overkant van de Tiber (‘trans Tiberim’). De manus inectio was een personele
executie in die zin dat de veroordeelde geen persoon (rechtssubject) meer was, maar een
rechtsobject (slaaf). Later zal de personele executie worden afgeschaft.

6. Overgang van de wettelijke actie naar formulaproces
De leges Iuliae iudiciarie schaften het stelsel der wettelijke acties af en introduceerden het
formulaproces. Een geringe fout in het uitspreken van een wettelijke actie mocht niet tot verlies van
het proces en, in ergste geval, tot slavernij lijden. Ook het formulaproces berustte op de wet, iudicum
legitimum. Deze twee Julische wetten gaven drie voorwaarden waaraan het proces moest voldoen
wilde deze wettelijk zijn: de partijen moesten Romeins burger zijn, het proces moest plaatsvinden in
Rome en het vonnis moest worden gewezen door één rechter binnen anderhalf jaar nadat het proces
aanving. Als aan deze drie voorwaarden niet was voldaan op basis van de ‘lex’, kon men soms op
grond van het ‘imperium’, de overheidsmacht, alsnog een proces aanvangen in overeenstemming
met de regels van de praetor. Zo’n proces op het imperium van de praetor berustend, bleef een jaar
geldig (zolang de praetor het imperium had).

7. Het formulaproces ofwel de normale procedure
De procedure bleef gesplitst in twee fases. De praetor legde het proces vast in een akte en hierna
oordeelde een Romeins burger als rechter over het geschil. Weigerde de Romeins burger recht te
spreken of deed hij dit opzettelijk onjuist, dan was de rechter verantwoordelijk voor de schade die uit
de fout voortvloeide: ‘iudex litem suam facit’, oftewel de rechter maakt het geding tot het zijne
ofwel de rechter halt zich een proces op de hals. Want, de rechter kent de wet: ‘ius curia novit’. Die
verplichting om op eigen beweging rechtsgronden aan te vullen kende de Romeinse rechter niet,
want hij was gebonden aan de instructie van de praetor. De opdracht vonnis te wijzen, iussum
iudicandi, werd aan de rechter gegeven door de praetor. Die instructie kwam door partijen tot stand,
die een door de praetor vastgestelde formule kozen. Het vastleggen van die formules in een akte
werd de formula genoemd. Partijen sloten een procesovereenkomst. Werkte gedaagde niet mee, dan
was hij ‘indefensus’ en werden de regels van executie in werking gesteld. Als gedaagde niet
meewerkte in een proces over een zakelijke actie, dan kreeg de eiser het bezit van de zaak.

8. De procesfase ten overstaan van de praetor; de dagvaarding
De eiser moet de gedaagde op de hoogte stellen van zijn actie voordat het geding aanvangt. Had dat
plaatsgevonden, dan kreeg gedaagde de oproep om voor het magistraat te verschijnen: ‘in iure
vocare’. De mondelinge dagvaarding kon overal geschieden. Als gedaagde gehoor gaf aan de oproep,
gingen partijen naar de praetor die zitting hield op een tribunal op het forum romanum. De praetor
ging na of er zich beletselen voordeden. Als de praetor opmerkte dat een vordering nooit tot een
veroordeling kon leiden ontzegde de praetor de actie, denegatio actionis, zodat het geding geen
doorgang kon vinden.

9. De bekentenis
Er konden zich voorvallen, incidenten, voordoen waardoor een proces alsnog vroegtijdig werd
beëindigd. Eén daarvan was de bekentenis. De partij die bekend heeft, wordt beschouwd als iemand
die veroordeeld is: ‘confessus pro iudicato habetur’. Bestond het geding uit het leveren van een
prestatie in plaats van het betalen van een geldsom, dan werd die te leveren prestatie nog op
waarde geschat (‘litis aestimatio’).

10. De formula
De eiser formuleerde zijn eis op basis van de formulering zoals die in het praetorisch edict was
neergelegd. De gedaagde bediende zich ook van een voorgeschreven bewoording, concepta verba.
Formules konden worden ingekort en verlengd door het toevoegen en weglaten van zinsneden,

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller florisveenhoff. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.83  8x  sold
  • (0)
  Add to cart