100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Kern van het internationaal publiekrecht (Nollkaemper) $5.87
Add to cart

Summary

Samenvatting Kern van het internationaal publiekrecht (Nollkaemper)

 21 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van alle stof uit het boek van Nollkaemper dat relevant is voor het tentamen internationaal publiekrecht

Preview 4 out of 34  pages

  • Yes
  • January 5, 2021
  • 34
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Inhoud
Hoofdstuk 1: inleiding: wereldrecht als uitdaging..............................................................................1
Hoofdstuk 2 Rechtssubjecten.............................................................................................................2
Hoofdstuk 3 Staten.............................................................................................................................4
Hoofdstuk 4 Internationale organisaties............................................................................................8
Hoofdstuk 9 Bescherming van individuen........................................................................................10
Hoofdstuk 12.7 Rechtspraak inzake de rechten van de mens..........................................................11
Hoofdstuk 5 Rechtsbronnen.............................................................................................................12
Hoofdstuk 6 Verdragenrecht............................................................................................................14
Hoofdstuk 10 Vrede en veiligheid.....................................................................................................16
Hoofdstuk 12.8 Strafrechtspraak......................................................................................................19
Hoofdstuk 13 Doorwerking in de nationale rechtsorde....................................................................20
Hoofdstuk 8 Afbakening van staatsgezag.........................................................................................22
Hoofdstuk 7 Aansprakelijkheid.........................................................................................................27
Hoofdstuk 12 Geschillenbeslechting.................................................................................................31
Hoofdstuk 11.7 Bescherming van het milieu....................................................................................34




Hoofdstuk 1: inleiding: wereldrecht als uitdaging
Het belang van internationaal publiekrecht vloeit voort uit de onderlinge afhankelijkheid van staten.
Samenwerking tussen staten is vereist (bijv. op het gebied van vluchtelingen) en het internationaal

1

,recht speelt hierbij een belangrijke rol. Ook is het internationaal recht van belang voor de nationale
rechtsordes: het nationale recht dient toepassing te geven aan internationaal recht. Voor een klein
land als Nederland is het internationaal recht van groot belang, opdat het niet wordt geregeerd door
andere machthebbers. De Nederlandse regering dient de ontwikkeling van de internationale
rechtsorde te bevorderen o.g.v. art. 90 Gw. Ook past de rechter verdragsbepalingen rechtstreeks toe
en geeft de rechter bij botsing voorrang aan verdragsbepalingen o.g.v. art. 93 jo. 94 Gw (3 EIR, p. 18
Nollk.).

Het ontstaan van staten had een bepalende invloed op de ontwikkeling van internationaal
publiekrecht. Het vreedzaam naast elkaar bestaan van soevereine staten die elk hun eigen belangen
nastreven, vraagt om een rechtsstelsel dat die belangen beschermt. Bij die opkomst van soevereine
staten kende het IPR dus een functie van de bevordering van het vreedzaam samenleven (co-
existentie) van staten. Bij de Vrede van Westfalen in 1648 ontworstelden veel staten zich aan het
gezag van het Heilige Roomse Rijk, zo ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Lange tijd werd er gekoloniseerd, maar in 1945 werd het beginsel van zelfbeschikking aanvaard in
het Handvest van de Verenigde Naties (art. 2 lid 1 VN Handvest: 105 EIR), welke volkeren het recht
gaf om over hun eigen lot te beslissen. Het IPR breidde zich geografisch uit maar breidde zich ook uit
door de opkomst van bovennationale organisaties (zoals de VN en EU) en door de opkomst van niet-
statelijke instituties (multinationals). De staat was niet de enige speler meer in het IPR.

IPR kent in beginsel vier rechtsbronnen: gewoonterecht (praktijk + rechtsovertuiging), verdragen,
besluiten van internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen.

Dualistische opvatting: internationale en nationale rechtsordes zijn gescheiden rechtssystemen.
Internationaal recht staat niet boven de staat, maar is extern recht van de staat.
Monistische opvatting: één rechtsorde waar zowel het internationaal als het nationaal recht deel van
uitmaakt.

Het onderscheid tussen juridische regels enerzijds en politieke en morele regels anderzijds kan aan
de hand van twee criteria worden bepaald:
1. De bron van de regel
- De internationale rechtsorde kent een beperkt aantal rechtsbronnen. Alleen regels die
uit deze bronnen voortvloeien behoren tot het IPR.
2. Schending van een juridische regel is verbonden aan een sanctie
- Het IPR kent geen centraal gezag die recht kan afdwingen, maar handhaving vindt wel
degelijk plaats, al dan niet door de staten zelf. Ook de Veiligheidsraad, het IGH en het
EHRM hebben invloed op de handhaving van internationale rechtsregels.

Het recht van de EU is van oorsprong onderdeel van het IPR: het is gebaseerd op een internationale
rechtsbron (het VEU en VwEU) en het beheerst de uitoefening van publiek gezag. Echter wordt de
Europese rechtsorde steeds vaker aangeduid als supranationale rechtsorde. De EU-rechtsorde is
relatief geïntegreerd. De lidstaten hebben vergaande bevoegdheden overgedragen aan de EU, het
HvJEU heeft verplichte rechtsmacht en het laatste woord over de uitleg van EU-recht en de
instellingen van de EU kunnen lidstaten en hun burgers binden zonder tussenkomst van de lidstaten.
De burgers hebben tenslotte toegang tot de Europese rechter en kiezen de leden van het Europees
Parlement.

Hoofdstuk 2 Rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn personen of entiteiten die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen aan het
rechtsverkeer in de internationale rechtsorde. Tot de rechtssubjecten in het internationaal recht

2

,behoren staten, internationale organisaties, de facto-regimes en individuen (vroeger werden
individuen uitgesloten (zie Tel-Oren v. Libyan Arab Republic, p. 44 Nollk.). Rechtssubjectiviteit is een
status die het mogelijk maakt dat personen op één of meer manieren deelnemen aan het
rechtsverkeer. Niet alle internationale rechtssubjecten kunnen op dezelfde wijze en in dezelfde
omvang deelnemen aan het rechtsverkeer. Alleen staten bezitten volledige rechtssubjectiviteit.
Personen bezitten rechtssubjectiviteit indien zij internationale bevoegdheden, rechten en plichten
bezitten. Het antwoord op de vraag aan welke personen internationale rechtssubjectiviteit toekomt,
is onder andere een politieke overweging, maar wordt ook beantwoord aan de hand van
internationaalrechtelijke zelfstandige gronden. In het bijzonder is hierbij van belang het
‘effectiviteitsbeginsel’.

Staten zijn de belangrijkste subjecten van het IPR. Het belangrijkste definiërende kenmerk van staten
is dat zij, onafhankelijk van andere staten, publiek gezag uitoefenen over een grondgebied en de daar
levende bevolking. Staten ontstaan in het algemeen op grond van een feitelijke situatie waarin zij
gedurende enige tijd effectief gezag uitoefenen over de bevolking op een bepaald grondgebied.

Internationale organisaties zijn intergouvernementele organisaties die vaak door staten zijn
opgericht om publieke taken uit te voeren. De bevoegdheden, rechten en plichten zijn beperkt t.o.v.
staten en worden vooral beheerst door het ‘specialiteitsbeginsel’.

De facto-regimes zijn niet-statelijke entiteiten die de dienst uitmaken van gebieden waar effectief
gezag afwezig is. Vaak ontstaan deze door een opstand tegen het huidige regime in een staat. Het
toekennen van rechtssubjectiviteit zou hun positie kunnen versterken en de positie van bestaande
staten kunnen bedreigen, maar anderzijds is toekenning van een (kleine) mate van
rechtssubjectiviteit soms vereist om de facto-regimes te kunnen onderwerpen aan internationale
verlichtingen ter bescherming van de volken die daar leven.

Bevrijdingsbewegingen zijn groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een
bezettende macht. Ze bezitten vaak verdergaande rechtssubjectiviteit dat de facto-regimes.
Bovendien verkrijgen de facto-regimes NIET het recht op zelfbeschikking.

Internationale non-gouvernementele organisaties zijn private organisaties die grensoverschrijdend
opereren (denk aan Amnesty Internationaal). Ze kunnen grote invloed hebben op de totstandkoming
en de naleving van internationaal recht, maar zij komen geen internationale rechtssubjectiviteit en
dus ook geen internationale rechten of verplichtingen toe, in tegenstelling tot gouvernementele
organisaties.

Multinationale ondernemingen zijn ondernemingen die in meer dan één staat economisch actief
zijn. Zij genieten in beginsel slechts rechtssubjectiviteit in de nationale rechtsorde van de staat van
nationaliteit. Multinationale ondernemingen hebben wel een zekere status gekregen in de
internationale rechtsorde omdat staten er baat bij hebben dat ondernemingen in het buitenland
worden beschermd (vaak aan de hand van bilaterale verdragen) en multinationale ondernemingen
onttrekken zich aan het nationale recht door de verspreiding van macht en kapitaal.

Natuurlijke personen missen in de internationale rechtsorde de in het nationale recht (art. 1:1 BW)
verkregen rechtssubjectiviteit. Van oorsprong werd de rechtspositie van natuurlijke personen
uitsluitend door nationaal recht beheerst. Internationaal recht bevatte rechten en plichten voor de
staat. de staat kon vervolgens binnen haar nationale rechtsorde bepalen wat de rechten en plichten
voor onderdanen waren. Burgers konden geen rechten ontlenen aan internationaal recht en waren
‘opgesloten’ in hun eigen staat. Internationaal recht bepaalt nu dat individuen bepaalde individuele
rechten hebben, zonder afhankelijk te zijn van de nationale rechtsorde. Sterker nog, individuen
kunnen bij het EHRM een procedure starten, indien zij menen dat rechten onder het EVRM zijn

3

, geschonden. Daarbij oordeelde het IGH in de LaGrand-zaak (p. 57 Nollk.) dat art. 36 lid 1 van de
Conventie inzake consulaire betrekkingen individuele rechten creëert. Hiermee aanvaardde het Hof
dat individuen rechtssubjecten binnen de internationale rechtsorde zijn.

Overige subjecten zijn bijvoorbeeld volkeren, minderheden, inheemse volken of het Rode Kruis.

Hoofdstuk 3 Staten
‘Soevereiniteit’ verwijst naar het exclusieve gezag dat een staat toekomt ten aanzien van zijn
grondgebied en de daar levende bevolking. Elke staat heeft het exclusieve recht om binnen zijn
grondgebied publiek gezag uit te oefenen, ongehinderd door en juridisch onafhankelijk van andere
staten (Islands of Palmas case, p. 60 Nollk.p. 492 EIR). Staten hebben binnen hun grondgebied in
beginsel de vrijheid om hun eigen politieke, sociale en economische orde te kiezen, naar eigen
oordeel maatschappelijke prioriteiten te stellen en de samenleving naar eigen opvatting in te richten
(Nicaragua v. USA, p. 60 Nollk.). Staten die tijdelijk, geheel of ten dele, onder het gezag van één of
meer staten of internationale organisaties worden geplaatst (protectoraten), blijven in juridische zin
bestaan, ook al kunnen ze zelf gedurende een zekere tijd geen gezag meer uitoefenen.
Oorspronkelijk waren protectoraten staten waarvan het beheer over buitenlandse betrekkingen in
handen van een andere entiteit kwam. Internationaal recht bepaalt de grondslag en de reikwijdte
van soevereiniteit van staten. Soevereiniteit is onlosmakelijk verbonden met de juridische (niet:
politieke) gelijkheid van staten. De soevereine gelijkheid van staten is bevestigd in art. 2 lid 1 VN
Handvest.

Elementen van een staat
Op grond van het Montevideo Verdrag inzake de Rechten en Plichten van Staten (1933) (p.63
Nollk., 104 EIR) bepaalt artikel 1 dat een staat in hoofdzaak drie elementen heeft:
a. A permanent population; (bevolking)
b. A defined territory; (grondgebied)
c. Government; (gezagsstructuur)
d. Capacity to enter into relations with other states (in staat om onafhankelijk de eigen positie
te bepalen door internationale betrekkingen aan te gaan)

Elke staat heeft een gezagsstructuur; een geheel van instellingen die publiek gezag uitoefenen. De
inrichting hiervan wordt door internationaal recht aan de staat overgelaten (ICJ, Western Sahara,
Advisory Opinion, p. 63 Nollk.) Wel zijn staten natuurlijk verbonden aan verdragen indien ze daar lid
van zijn. Ook internationale organisaties oefenen druk uit op staten om de gezagsstructuur in de
richting van een democratisch model aan te passen. Een staat met een gezagswijziging of omver
geworpen regering blijft in dezelfde juridische hoedanigheid voortbestaan: de continuïteit van de
rechtspositie van de staat. Wel kan een regering niet erkend worden en wordt dus niet als legitieme
vertegenwoordiger geacht.

Het grondgebied van een staat omvat het land, de binnenwateren, een territoriale zee van max
twaalf zeemijl en de lucht boven dat gebied. De term ‘titel’ verwijst naar de juridische grondslag van
de aanspraken van een staat op een grondgebied en moeten worden onderscheiden van geschillen
over de afbakening van een grens. Titels zijn ontdekking van een terra nullius (aan niemand
toebehorend, Island of Palmas case, p. 67 Nollk.), effectieve bezetting (gezag uitoefenen via
wetgeving, rechtspraak of administratieve handelingen, i.c.m. verjaring) en verdragsbepalingen
(cessie). Om een gebied over te dragen, dient de staat een geldige titel te hebben (nemo dat quod
non habet). Het beginsel van intertemporeel recht brengt mee dat het bestaan van een titel moet
worden beoordeeld op basis van het recht zoals dat bij het ontstaan van de titel gold. Bij een geschil
tussen twee staten over de titel op grondgebied is de vraag welke staat sterkere gronden heeft.
‘Conduct does not itself produce an absolute and indefeasible title, but only a title relative tot hat of

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller florisveenhoff. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.87  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added