Dit is een samenvatting van het boek De Diagnostische Cyclus van de Bruyn, Ruijssenaars, Pameijer en Van Aarle 11e druk (2020). De hoofdstukken 1 t/m 11 worden behandeld in deze samenvatting. Hoofdstuk 12 (epiloog) wordt niet behandeld omdat deze geen relevante informatie bevatte.
Samenvatting
De diagnosti sche cyclus: Een prakti jkleer (De Bruyn, Ruijssenaars, Pameijer en Van
Aarle, 2020 (11 e druk) – Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1Doelstelling van dit boek
In de klinische psychodiagnostiek wordt informatie verzameld over de cliënt en diens omgeving zodat
de problemen zo adequaat mogelijk aangepakt kunnen worden. Diagnostiek neemt een belangrijke
plaats in binnen de hulpverlening. Als professioneel handelen is de diagnostiek te beschrijven als een
zoek- en beslissingsproces dat in dialoog met de cliënt en diens omgeving wordt uitgevoerd. In de
laatste decennia is de aandacht terecht verschoven naar het diagnostisch proces en met name naar
de wijze waarop daarbinnen de besluitvorming dient plaats te vinden.
1.2De noodzaak van opleiding
Er is lang weinig aandacht besteed aan het diagnostisch beslissingsproces. Dit zorgde ervoor dat de
diagnosticus bij complexe beslissingen vaak beroep deed op eigen ervaring en intuïtie. Er zijn drie
ontwikkelingen die het belang van opleiding in diagnostische besluitvorming aantonen:
1. Het onderzoek naar de kwaliteit van het ongewapende oordeel. Het ongewapende oordeel
leidt tot tekorten en vertekeningen in beslissingssituaties. In complexe situaties gaat het niet
om een enkelvoudig oordeel, maar om het exploreren van het probleem en afwegen van
verschillende soorten informatie uit verschillende bronnen.
2. Ontwikkelingen in de besliskunde. De diagnosticus moet op een rationeel verantwoorde
wijze beslissingen leren nemen.
3. Het ontwikkelen van prescriptieve kaders ten behoeve van de professionele diagnostiek. De
diagnosticus heeft behoefte aan een professioneel hanteerbaar kader of model voor
besluitvorming over wat wel en niet voldoet aan de eisen van een verantwoorde diagnostiek.
1.3Pretenties en beperkingen
De pretentie van deze handleiding is te laten zien dat diagnostische besluitvorming in de praktijk op
een wetenschappelijk-verantwoorde wijze kan worden doorlopen.
De diagnosticus is afhankelijk van de kwaliteit van de hulpmiddelen: theorieën over het ontstaan en
in stand blijven van probleemgedrag, kennis over normale en afwijkende ontwikkelingspatronen,
instrumenten en technieken om gedragsverschijnselen in kaart te brengen en statistische en
psychometrische technieken om gegevens te verwerken.
De diagnosticus maakt deel uit van de gedragswetenschap en deze wetenschap is nog volop in
ontwikkeling. Dit zorgt ervoor dat de voorraad ‘harde’ kennis beperkt is. Daarnaast worden
verschijnselen vanuit veel verschillende benaderingen bestudeerd.
Een gedisciplineerde vakbeoefening betekent dat het handelen van de diagnosticus verloopt volgens
regels waardoor het handelen transparant wordt en aan toetsing kan worden onderworpen. Dit is
een empirisch-analytische aanpak.
In dit boek wordt de diagnostische cyclus als prescriptieve model gebruikt.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten
2.1 Wetenschappelijke diagnostiek
Er is sprake van wetenschappelijke diagnostiek zodra problemen worden besproken met
wetenschappelijk-empirische kennis: het geheel van wetmatige verbanden, verklaringsschema’s,
,theorieën, methoden en instrumenten die in de gedragswetenschap gehanteerd worden. Het
specifieke van de empirische benadering is dat veronderstellingen worden getoetst op een wijze die
in principe ook door andere onderzoekers haalbaar is.
De relatie tussen diagnostiek en gedragswetenschap was enkele decennia geleden onderwerp van
debat tussen De Groot en Snijders. Beiden benadrukten ze dat in de diagnostiek de empirische
toetsing van hypothesen. Hofstee werkte dit verder uit in een onderzoekstheorie. De Groot kwam in
1950 met een psychodiagnostische cyclus waarin algemene denkschema’s van inductie, deductie en
toetsing werden toegepast.
In de praktijk kan diagnostiek lang niet altijd voldoen aan alle eisen die aan het wetenschappelijk
handelen worden gesteld, maar er is wel een algemene wetenschappelijke eis van transparantie in
de argumentatie en procedure. Van Strien benoemt dat een diagnosticus wetenschappelijker is
naarmate hij/zij:
- Explicieter werkt met theorieën en de verschillende theorieniveaus duidelijker met elkaar in
verband brengt;
- Er zich bewust rekenschap van geeft in welke gevallen hij wel en in welke gevallen hij niet
voor een bepaalde theorie kiest;
- Duidelijker de denkstappen vastlegt die geleid hebben tot het advies;
- Onderzoek doet naar de waarde van theorieën voor de problemen waar ze betrekking op
hebben en naar het effect van ingrepen;
- De resultaten van het eigen werk uitwisselt met collega’s.
De handleiding in dit boek is gebaseerd op de empirische cyclus van de Groot en de
verwetenschappelijking van Van Strien.
2.2 Verschillende foutenbronnen
Diagnostiek is een complex proces en voor veel klachten is geen pasklare oplossing. Een substantieel
deel bestaat dan ook uit het schatten, afwegingen en herzien van kansen. Fouten en vertekeningen
komen in elke fase van de diagnostische besluitvorming voor. De diagnosticus moet daarom kritisch
kijken naar de eigen besluitvorming en waar nodig verbeteren. Het leren van fouten is geen
probleem, het negeren van fouten wel.
2.3 Besliskundige ondersteuning
Het beslissingsprobleem kan beschreven worden als een keuzeprobleem waarbij verschillende opties
verschillende consequenties kunnen hebben met betrekking tot het doel. De kansen die de beslisser
inschat hebben dan te maken met de verwachte positieve of negatieve gevolgen.
De descriptieve beslissingstheorie gaat over het beschrijven. Er wordt daarin vooral nagegaan hoe
het oordelen en beslissen feitelijk verloopt, niet hoe het zou moeten verlopen. Het houdt zich
daarnaast ook bezig met het verklaren van het beslissingsgedrag.
De normatieve beslissingstheorie, daarentegen, gaat verder dan beschrijven en verklaren, en schrijft
ook voor hoe de beslisser formeel te werk moet gaan op basis van een aantal rationele axioma’s. De
toepassing van de normatieve beslissingstheorie vindt plaats in de besliskunde: een verzameling van
modellen en procedures die aangeven hoe de beslisser in de verschillende stappen van het
beslissingsproces het best kan handelen met het oog op het te bereiken doel. Er zijn een aantal
technieken en procedures ontworpen om het formele beslissingsproces te ondersteunen. Deze
technieken gaan van het structuren van het proces met behulp van zogenaamde beslissingsbomen
tot en met het hanteren van technieken om subjectieve kans schattingen op een redelijke manier in
kaart te brengen.
,Het diagnostisch beslissingsproces is ook te analyseren als een proces waarin opties en
consequenties geformuleerd en geëvalueerd kunnen worden. De technieken en procedures uit
besliskunde kunnen hierbij ter ondersteuning worden ingezet.
2.4 Prescriptieve diagnostiek
Normatieve diagnostiek is de tak van de methodologie die zich bezighoudt met het funderen,
formuleren en onderzoeken van diagnostische regels en procedures. In dit boek wordt de term
‘prescriptief’ gebruikt in plaats van ‘normatief’. De term ‘normatief’’ heeft een algoritmische
betekenis en de modellen die hierbij horen zijn in feite alleen bruikbaar in goed gedefinieerde
beslissingssituaties. Deze komen in de klinische praktijk echter zelden voor. De term ‘prescriptief’
wordt gebruikt voor beslissingsondersteuning in complexe, naturalistische situaties die niet met
normatieve modellen aangepakt kunnen worden.
In Nederland wordt de benaming ‘prescriptieve diagnostiek’ aangeduid als ‘leer van de diagnostiek’.
Het gaat om het blootleggen van de grondkenmerken van het diagnostisch proces en de manier
waarop de diagnosticus dit het beste vorm kan geven.
De empirische cyclus van De Groot heeft in Nederland gezorgd voor ontwikkelingen in de
prescriptieve diagnostiek. In deze cyclus staat de activiteiten van het genereren en toetsen van
hypothesen centraal en daarom worden modellen die hierop gebaseerd zijn vaak
hypothesetoetsende diagnostische modellen genoemd. Dit zijn modellen die in algemene zin
aangeven welke stappen in welke volgorde doorlopen moeten worden. De diagnostiek is een open
systeem en hierdoor is het toepassen van een kant-en-klaar beslissingsmodel niet mogelijk.
Hoofdstuk 3 De diagnostische cyclus
3.1 Van hulpvraag tot cyclus
3.1.1 Hulpvraag, vraagstelling, onderzoeksvraag en type diagnostisch onderzoek
Het diagnostisch proces start nadat de cliënt zich heeft aangemeld met een of meerdere hulpvragen.
Niet elke hulpvraag leidt tot verder diagnostisch handelen. De diagnosticus zal daarom met de cliënt
na moeten gaan aan welk soort informatie behoefte is.
De hulpvraag van de cliënt wordt uiteindelijk gezamenlijk geformuleerd tot een diagnostische
vraagstelling. De diagnosticus ziet deze vraag als een onderzoeksvraag en legt daardoor een
verbinding tussen type vraagstelling en type onderzoek: hulpvraag (C) type diagnostische
hulpvraag (D) type vraagstelling (C en D) type onderzoek (D).
Prototype diagnostische hulpvraag Type vraagstelling Type onderzoek Code
Hoe moet ik verwoorden wat ik ten Verheldering Verhelderend VHD
op zichtte van mij/dit kind ervaar?
Wat is er met mij/dit kind aan de Onderkenning Onderkennend ODK
hand?
Waarom is dit met mij/dit kind aan de Verklaring Verklarend VKR
hand?
Hoe kan ik/dit kind het best geholpen Indicatie Indicerend IDC
geworden?
3.1.2 Diagnostische hulpvraag en diagnostisch scenario
De diagnostische hulpvraag van de cliënt is vaak complex. In veel gevallen is er ook niet één
hulpvraag maar meerdere. In principe kan elke combinatie van twee of meer typen vragen
voorkomen. Bij een combinatie van vragen volgt ook een combinatie van onderzoekstypen.
, Het diagnostisch scenario is de volgorde waarop de diverse typen onderzoek worden uitgevoerd. Dit
is geen willekeurige of neutrale volgorde, maar een intrinsiek noodzakelijke volgorde.
Het kan zijn dat de diagnosticus na het verhelderend onderzoek samen met de cliënt tot de conclusie
komt dat verder onderzoek niet nodig is. In dit geval spreken we van een 0-scenario, omdat er geen
overgang is naar een volgend type onderzoek. Het geval waarbij het 0-scenario met slechts één type
onderzoek wordt uitgebreid, noemen we een 1-scenario, enzovoort. In het meest volledige geval is er
sprake van een 3-scenario:
Onderzoekstype Stap Component Code
Verhelderend 1 Klachtenanalyse KA
Onderkennend 2 Probleemanalyse PA
Verklarend 3 Verklaringsanalyse VA
Indicerend 4 Indicatieanalyse IA
3.1.3 Verschillende typen diagnose en typen diagnostische hypothese
De term ‘diagnose’ wordt in de praktijk doorgaans in twee verschillende betekenis gebruikt: 1) Als
onderkenning van een stoornis en 2) als verklaring voor het probleem of de stoornis. In deze
handleiding wordt de term ‘diagnose’ losgekoppeld van één bepaald type diagnostiek.
Hypothesen zijn voorlopige uitspraken die nog aan (nieuw) feitenmateriaal getoetst moeten worden.
Dit kunnen ook weer verhelderende, onderkennende, verklarende en indicerende hypothesen zijn.
Het gaat om wat afwijkt van het gebruikelijke. Over het algemeen gaat het meestal over verklarende
hypothesen omdat er bij verklarende diagnostiek sprake is van gedragswetenschappelijke theorieën
waaraan hypothesen over het individuele geval ontleend kunnen worden.
3.2 De diagnostische cyclus
De diagnostische cyclus ziet er als volgt uit:
3.2.1 Klachtenanalyse (KA)
In de klachtenanalyse verzamelt de diagnosticus de klachten en gaat hij na of de verwoording ervan
door de cliënt ook daadwerkelijk overeenkomt met wat deze bedoelt. De uitkomst van de
klachtenanalyse is een ordening van de klachten die door de cliënt onderschreven en herkend
worden en waarop diens hulpvragen betrekking hebben: de verhelderende diagnose.
3.2.2 Probleemanalyse (PA)
Problemen zijn situaties of gedragingen van de cliënt waarover de diagnosticus op empirische of
theoretische gronden kan aannemen dat er sprake is van een voor de cliënt ongunstige toestand.
Ongunstig betekent dat de psychosociale aanpassing en ontwikkeling van de cliënt verstoord zijn of
dreigen te worden. In deze fase worden klachten en problemen van elkaar onderscheiden. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Melissa1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.