Samenvatting van Inleiding Verbintenissenrecht (IVRV). Het vak wordt in het eerste jaar (periode 2, semester 1) op de HAN (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) gegeven.
Hiervoor is het boek Praktisch Verbintenissenrecht, Mr. dr. C. Phillips, 2e druk gebruik.
WEEK 1 Totstandkoming van de overeenkoms...
3.2 Vernietigbaarheid............................................................................................................................................9
3.2.1 Handelingsonbekwaamheid en geestelijke stoornis................................................................................9
3.2.2 Bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden..........................................................................10
3.2.3 Dwaling...................................................................................................................................................10
3.4 Wijzen van vernietiging.................................................................................................................................11
4.1 Verbintenissen...............................................................................................................................................12
4.1.1 Begripsbepaling......................................................................................................................................12
4.1.2 Ontstaan van een verbintenis................................................................................................................12
4.1.3 Redelijkheid en billijkheid......................................................................................................................13
7.2 Aansprakelijkheid voor personen..................................................................................................................21
7.2.1 Aansprakelijkheid voor kinderen...........................................................................................................22
7.2.2 Aansprakelijkheid voor ondergeschikten...............................................................................................22
1. RECHTSFEITEN.
Pagina 2 van 23
,1.1 VERBINTENISSENRECHT .
Verbintenissenrecht rechtsgebied betreffende de rechtsrelatie tussen personen.
Rechtsrelatie juridische verhouding tussen personen.
Verbintenis rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij verplicht is om een prestatie te
leveren, terwijl de andere partij hier recht op heeft.
Naast het verbintenissenrecht hebben we ook het goederenrecht.
Goederenrecht rechtsgebied betreffende de rechtsrelatie tussen een persoon en een goed.
Het verbintenissenrecht en het goederenrecht vormen samen het vermogensrecht.
Vermogensrecht rechtsgebied betreffende de verhouding die op geld waardeerbaar zijn tussen burgers
onderling.
1.1.1 P ERSONEN .
Het recht kent de volgende personen: natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijk persoon mens van vlees en bloed.
Rechtspersoon staat volgens de wet gelijk aan een natuurlijk persoon. (Bijvoorbeeld een bv, nv, stichting,
vereniging, Nederlandse staat en een gemeente).
Rechtsrelaties worden ook wel rechtsverhoudingen genoemd.
De verschillende rechtsrelaties die we in het verbintenissenrecht kunnen tegenkomen zijn natuurlijk persoon
natuurlijk persoon, natuurlijk persoon rechtspersoon, en rechtspersoon rechtspersoon.
1.1.2 V ERBINTENISSEN.
Verbintenis een rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij verplicht is om een prestatie te
leveren, terwijl de andere partij hier recht op heeft. Een prestatie houdt in meeste gevallen in: iets doen of iets
geven. Degene die moet presteren wordt ook wel de schuldenaar genoemd; degene die recht heeft op de
prestatie is de schuldeiser.
1.2 RECHTSFEITEN.
Feiten gebeurtenissen. Kunnen verdeeld worden in gewone feiten en rechtsfeiten.
1.2.1 R ECHTSFEITEN EN GEWONE FEITEN.
Rechtsfeit een feit dat een rechtsgevolg heeft. Het heeft een gevolg volgens het geldende recht.
Gewone feiten hebben geen rechtsgevolg.
1.2.2 R ECHTENS RELEVANTE HANDELINGEN EN BLOTE RECHTSFEITEN.
Rechtsfeiten kunnen zelf weer onderverdeeld worden in rechtens relevante handelingen en blote
rechtsfeiten.
Blote rechtsfeiten zijn geen handelingen, maar hebben toch rechtsgevolg. Dit soort rechtsfeiten vinden hoe
dan ook plaats zonder dat er een feitelijke handeling aan te pas komt (bijvoorbeeld het overlijden van iemand
bloot rechtsfeit. Rechtsgevolg vermogen van de overleden persoon gaat over op zijn erfgenaam).
Rechtens relevante handelingen handeling die relevantie heeft voor het recht. Een handeling die
rechtsgevolg heeft.
1.3 RECHTENS RELEVANTE HANDELINGEN.
Rechtens relevante handelingen kunnen verder worden opgesplitst in rechtshandelingen en feitelijke
handelingen.
1.3.1 R ECHTSHANDELINGEN EN FEITELIJKE HANDELINGEN.
Pagina 3 van 23
,Feitelijke handelingen handelingen die wel rechtsgevolg hebben, maar die daar niet op zijn gericht. De
handelende persoon had dus niet de bedoeling het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Rechtshandeling eveneens een handeling, maar deze is gericht op een rechtsgevolg. De handelende
persoon wil dus een bepaald rechtsgevolg tot stand brengen wilsuiting van de handelende persoon
noodzakelijk.
Wilsuiting de handelende persoon laat duidelijk blijken dat hij de bedoeling heeft het rechtsgevolg tot stand
te brengen. Bedoeling, ook wel oogmerk genoemd, speelt een doorslaggevende rol.
Art. 3:33 BW zegt hierover:
‘Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft
geopenbaard’.
Twee vereisten:
1. Een op een rechtsgevolg gerichte wil;
2. Die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard.
1.3.2 E ENZIJDIGE RECHTSHANDELINGEN EN MEERZIJDIGE RECHTSHANDELINGEN .
Rechtshandelingen kunnen dan weer worden onderscheiden in eenzijdige rechtshandelingen en meerzijdige
rechtshandelingen.
Eenzijdige rechtshandeling handeling waarbij het rechtsgevolg tot stand wordt gebracht door een persoon,
zonder dat de medewerking van een andere persoon nodig is. Er is sprake van een wilsuiting van een persoon,
gericht op een bepaald rechtsgevolg.
Meerzijdige rechtshandeling noodzakelijk dat twee personen een bepaald rechtsgevolg tot stand willen
brengen. Wilsuitingen van beide partijen vereist, deze moeten gericht zijn op hetzelfde rechtsgevolg.
1.3.3 P ERSOONSGERICHTE EN NIET-PERSOONSGERICHTE RECHTSHANDELINGEN .
Eenzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderverdeeld in persoonsgerichte en niet-persoonsgerichte
eenzijdige rechtshandelingen.
Persoonsgerichte rechtshandelingen worden verricht door een van beide partijen en zijn gericht tot de
andere partij.
Niet-persoonsgerichte rechtshandeling ook wel een ongerichte rechtshandeling genoemd handeling die
eveneens door 1 partij wordt verricht, maar die niet tot een specifieke persoon is gericht.
1.4 MEERZIJDIGE RECHTSHANDELINGEN .
Meerzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderscheiden in overeenkomsten en andere meerzijdige
rechtshandelingen
Andere meerzijdige rechtshandelingen Bijvoorbeeld vaststellen van notulen tijdens een vergadering.
Overeenkomsten volgens art. 6:213, lid 1 BW:
‘Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis
aangaan.’
Voorwaarden:
1. Moet een meerzijdige rechtshandeling zijn;
2. Een of meer partijen gaan jegens een of meer partijen een verbintenis aan.
Overeenkomsten kunnen worden onderverdeeld in verbintenis scheppende overeenkomsten en andere
overeenkomsten.
Ander overeenkomsten Bijvoorbeeld de familierechtelijke overeenkomst, het huwelijk.
Verbintenis scheppende overeenkomsten ontstaat een of meerdere verbintenissen tussen partijen
wordt ook wel obligatoire overeenkomsten genoemd.
Pagina 4 van 23
, Verbintenis scheppende overeenkomsten kunnen opgesplitst worden in eenzijdige overeenkomsten en
meerzijdige overeenkomsten.
Eenzijdige overeenkomst schept slechts voor een van beide partijen een verplichting.
Meerzijdige overeenkomst hebben beide partijen verplichtingen jegens elkaar ook wel wederkerige
overeenkomst genoemd er moet sprake zijn van een verbintenis voor beide partijen, waarbij de verplichting
van de ene partij tegenover de verplichting van de andere partij staat Art. 6:261, lid 1 BW.
2 RECHTSHANDELINGEN EN OVEREENKOMSTEN.
2.1 RECHTSHANDELINGEN.
2.1.1 H ANDELINGSBEKWAAMHEID .
Handelingsbekwaam een natuurlijk persoon is in beginsel handelingsbekwaam en mag zelfstandig
handelingen verrichten.
In art. 3:32, lid 1 BW is bepaald dat:
‘Iedere natuurlijke persoon bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders
bepaalt.’
Handelingsonbekwaam wanneer iemand niet handelingsbekwaam is.
1. Art. 1:234 BW. De wet bepaalt dat minderjarigen slechts bekwaam zijn om rechtshandelingen te
verrichten, wanneer zij dat doen met toestemming van hun ouders. Zonder toestemming
handelingsonbekwaam.
In veel gevallen wordt de toestemming van ouders geacht aanwezig te zijn het is vanzelfsprekend
dat een minderjarige een bepaald rechtshandeling uitvoert.
Minderjarigen personen jonger dan 18 jaar. Art. 1:233 BW.
2. Art. 1:378 BW j° 1:381 BW. Wanneer iemand niet in staat geacht kan worden om zelfstandig
rechtshandelingen te verrichten, kan hij op grond van art. 1:378 BW door de rechter onder curatele
worden gesteld. De onder curatele gestelde mag alleen rechtshandelingen verrichten met toestemming
van een door de rechter aangewezen curator art. 1:381 BW.
Curator Een persoon die belast is met het toezicht op de onder curatele gestelde.
Ondercuratelestelling wordt in het Curateleregister geregistreerd openbaar register.
2.1.2 BESCHIKKINGSBEVOEGDHEID .
Beschikkingsbevoegdheid het recht om te vervreemden (eigenaar mag zijn zaak aan een ander verkopen of
schenken, ook wel vervreemden genoemd). Om een rechtsgeldige overdracht tot stand te brengen, dient de
vervreemder beschikkingsbevoegd te zijn.
Vervreemder degene die de zaak verkoopt of schenkt.
Geen beschikkingsbevoegdheid, dan in beginsel geen geldige overdracht tot stand gekomen.
2.1.3 W ILSVERKLARING .
Art. 3:33 BW voor een rechtshandeling is vereist:
‘Een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.’
Vereisten:
1. Zijn wil is gericht op een bepaald rechtsgevolg;
2. Hij openbaart zijn wil door een verklaring.
Pagina 5 van 23
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alyncl55. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.