In dit document heb ik de leerdoelen uit de p2 uitgewerkt. Hier heb ik mijn college aantekeningen, het boek en de informatie uit de werkcolleges voor gebruikt. Ik heb dit vak afgesloten met een 7.6, alles wat ze op het tentamen vroegen kwam voor in deze samenvatting.
Het goederenrecht is het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelatie tussen een persoon en een
goed. De relatie tussen een persoon en haar spullen noemen we ook een goederechterlijke relatie
Het verbintenissenrecht is het rechtsgebied dat de rechtsrelatie tussen personen bestrijkt.
Het goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht. Het
vermogensrecht is 1 van de twee hoofdonderdelen van het privaatrecht en regelt de verhoudingen
tussen burgers onderling die op geld waardeerbaar zijn.
Basisbegrippen
Artikel 3:6 BW
Vermogensrechten: is een recht met vermogenswaarde: een recht met een bepaalde waarde die uit
de drukken is in geld. Je kunt dit recht niet vastpakken.
Er zijn 3 categorieën hoe je het recht van vermogensrechten kunt krijgen:
1. Overdraagbare rechten: een eigenaar van een bepaald recht, mag het recht aan een ander
overdragen. Een eigendomsrecht of een vorderingsrecht. Beide rechten kunnen door de
eigenaar aan een ander worden overgedragen.
2. Stoffelijk (materieel) voordeel: de rechthebbende voordeel te vertrekken. Recht op
smartengeld: dit is erop gericht materieel voordeel te verschaffen aan de rechthebbende van
dat recht. Of het recht van gebruik.
3. In ruil voor stoffelijk voordeel: iemand die slecht ter been is spreekt met zijn buurman af dat
die een keer per week boodschappen doet en daar een vergoeding voor krijgt
Relatieve rechten persoonlijke rechten: het zijn rechten die slechts tegenover een bepaalde
persoon werken: relatieve rechten ten gelden dus niet ten opzichte van eenieder. Dvd’s lenen van
iemand.
,Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus zowel een recht op
een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn. Een absoluut recht geldt voor iedereen. De
rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet. Een woning.
Wanneer iemand een absoluut recht heeft op een goed, dan wil dat zeggen dat hij dat recht jegens
eenieder kan uitoefenen; een ander mag geen inbreuk maken op een absoluut recht dat de
rechthebbende op een goed heeft.
Absolute rechten bestaan uit volledige en beperkte rechten
Het eigendomsrecht is het enige absolute recht dat kan worden aangemerkt als een volledig recht,
de overige absolute rechten zijn alle beperkte rechten.
Artikel 5:1 BW
Volledig recht: het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat eenpersoon op een zaak kan
hebben. De rechthebbende van een volledig recht kan alles doen met de zaak waar het volledige
recht op rust: een eigenaar mag in beginsel alles doen met zijn eigendom.
Artikel 3:8 BW
Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard.
We zagen al dat de eigenaar van een zaak zijn eigendom op elke mogelijke wijze mag gebruiken,
zolang dit binnen de grenzen van de wet en de opvattingen van het maatschappelijk verkeer blijft; hij
mag dus niet alles met zijn eigendom doen. Een eigenaar mag met zijn eigendom geen hinder
veroorzaken of de wet op een andere wijze overtreden.
Beperkte rechten
Artikel 3:227 lid 1 BW
Pandrecht:
- Iemand leent een geldbedrag uit aan een ander. Degene die het geld uitleent wordt ook wel
schuldeiser/ pandhouder genoemd. Degene die het geld moet terugbetalen is de
schuldenaar/ pandgever.
- Om er zeker van te zijn dat de schuldeiser zijn geld terugkrijgt, wordt een recht van pand
gevestigd op een niet-registergoed. Het betreffende niet-registergoed is het verpande goed.
- Komt de schuldenaar de betalingsverplichting niet na, dan kan de schuldeiser het verpande
goed verkopen. Met de opbrengst daarvan wordt de vordering voldaan.
- In het geval dat er nog andere schuldeisers zijn, kan de pandhouder het goed met voorrang
verkopen.
, Hypotheekrecht:
strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een
geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een
registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek;
- Schuldeiser hypotheekhouder
- Schuldenaar hypotheekgever
Het verschil tussen pand en hypotheek:
Pandrecht is op een niet-registergoed gevestigd.
Hypotheekrecht is op een registergoed gevestigd.
Het zijn beide beperkte rechten die zekerheid bieden aan de schuldeiser. De schuldeiser kan
er door het pand- of hypotheekrecht zeker van zijn dat hij zijn geld terug krijgt.
Zekerheidsrechten en genotsrechten
Zekerheidsrechten: rechten die de rechthebbende zekerheid bieden ter voldoening van een
vordering die hij op een schuldenaar heeft; de gerechtigde is dus niet bevoegd om het goed
waarop het zekerheidsrecht rust te gebruiken
Genotsrechten: rechten die de rechthebbende gebruiksgenot verschaffen van de zaak of het
recht waarop ze rusten
Beperkte rechten
Zakelijke genotsrechten:
Erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement zijn zakelijke genotsrechten want die kunnen
uitsluitend op zaken worden gevestigd
Vruchtgebruik: is het enige genotsrecht wat op een zaak en op een vermogensrecht kan worden
gevestigd; rust het op een zaak, dan is het een zakelijk genotsrecht
Vruchtgebruik: je wordt eigenaar van de appels die op de grond vallen, vruchtgebruik op een hond je
wordt eigenaar van de puppy’s (3:201 BW)
Erfdienstbaarheid: je moet de oprit gebruiken van de buurman om bijvoorbeeld de klikos aan de weg
te zetten
Erfpacht: je bouwt een huis op de grond van een ander, je wordt geen eigenaar van de grond
Artikel 3:2 BW
Zaken zijn ‘de voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’
Uit dit artikel blijkt dat een zaak aan twee criteria dient te voldoen, namelijk:
1. Voor menselijke beheersing vatbaar: wanneer we het kunnen vastpakken en er macht over
uit kunnen oefenen.
2. Een stoffelijk object: een voorwerp dat uit een bepaald materiaal, bepaalde stof bestaat
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romypeeters52. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.65. You're not tied to anything after your purchase.