Het effect van de zogeheten deelnemingsverrekening is dat de voordelen uit hoofde van, doorgaans buitenlandse, (niet
kwalificerende) beleggingsdeelnemingen worden belast tegen het (vaak hogere) Nederlandse
vennootschapsbelastingtarief. Reflecteer op de stelling dat dit passend is in het licht van de door Nederland
aangehangen kapitaalimportneutraliteit (‘KIN’).
KIN bewerkstelligt een vrijstelling van buitenlandse winsten, bijvoorbeeld dmv de DNV. Het past dus niet bij KIN om
buitenlandse beleggingsdeelnemingen te belasten in Nederland.
Vanuit de zienswijze dat een kapitaalvennootschap slechts als een verlengstuk van de aandeelhouder(s) fungeert, kan
fiscale transparantie van dat lichaam worden verdedigd. Wat kan voor deze stelling worden aangevoerd en wat pleit
ertegen?
De NV/BV fungeert in deze zienswijze louter als verlengstuk van haar aandeelhouders en als ‘conduit’ voor het
vennootschappelijke broninkomen, waarop de gerechtigden tot haar vermogen aanspraak kunnen maken. De heffing van
Vpb. is daarbij volledig geïntegreerd in de heffing van IB van de particuliere aandeelhouders. De op de uitgedeelde winst
van de NV/BV drukkende Vpb. is schijnbaar, omdat zij slechts een wijze van (vooruit)betaling van IB is. De op
de ingehouden winst van de NV/BV drukkende Vpb. is weliswaar vooralsnog een ‘echte’ Vpb., doch geen eindheffing omdat,
zodra deze ingehouden winst later aan de particuliere aandeelhouders wordt uitgedeeld, voor die aandeelhouders alsnog
een verrekeningsmogelijkheid van deze Vpb. met hun IB ontstaat.
Het verrekeningsstelsel werkt bevredigend in nationale verhoudingen, doch roept in internationaal verband complicaties
op. In de eerste plaats doet zich een probleem voor indien de uitgedeelde winst afkomstig is uit vrijgestelde — in het
buitenland behaalde — winst. Er wordt dan alsnog een (compenserende) Vpb.-heffing toegepast die met de IB over het
dividend kan worden verrekend. In de tweede plaats is de werking van het verrekeningsstelsel voor buitenlandse
aandeelhouders afhankelijk van het belastingverdrag dat tussen de betrokken staten is gesloten. Voor de vestigingsstaat
van de vennootschap betekent de toekenning van verrekeningskrediet aan buitenlanders immers een gat in de
belastingopbrengst. En ook als het toepasselijke belastingverdrag hierin voorziet, zijn met de feitelijke toekenning van het
verrekeningskrediet in elk geval de nodige formaliteiten gemoeid.
Wat is het verband tussen kapitaalimportneutraliteit (KIN) en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in
grensoverschrijdende situaties? Noem een voorbeeld in de vennootschapsbelasting waarin Nederland
kapitaalexportneutraliteit (KEN) toepast.
KIN stelt buitenlandse vrij en doet dit bijvoorbeeld dmv de DNV. KEN wordt toegepast bij de deelnemingsverrekening van
art. 13aa jo. art. 23c Vpb.
Reflecteer op de volgende stelling: “de zogeheten deelnemingsverrekening is een uitvloeisel van de door Nederland
aangehangen kapitaalimportneutraliteit (KIN)”.
Onjuist, de deelnemingsverrekening wordt gehanteerd in landen met een belastingstelsel dat gebaseerd is op de KEN-
gedachte, waardoor de in het buitenland (bronland) betaalde belastingen kunnen worden verrekend met de in het
thuisland (woonland) te betalen belasting. De KIN-gedachte wordt aangehangen door Nederland en zorgt ervoor dat voor in
het buitenland behaalde en belaste winsten een vrijstelling wordt gegeven van belastingheffing in Nederland.
Volgens sommigen schuilt de crux van de vennootschapsbelasting niet in haar bestaan als zodanig, maar in haar relatie
tot de inkomstenbelasting. Wat willen zij daarmee tot uitdrukking brengen?
Dat de Vpb een gatenstopper is voor de IB. Indien de Vpb niet bestond zouden alle IB ondernemers ervoor kiezen om hun
onderneming onder te brengen in een BV/NV om zo heffing te ontlopen.
Reflecteer op de volgende stelling: “ De vennootschapsbelasting is een belasting over ondernemingswinst.” Welke
argumenten pleiten voor deze stelling en welke argumenten pleiten daar tegen?
De ondernemingswinst wordt belast, want de winst die het lichaam in het genoemde jaar heeft gemaakt wordt bepaald op
basis van gkg en derhalve wordt de winst uit onderneming (gelijkschakeling IB) belast. Hiertegen kan worden ingebracht dat
een ondernemingswinst belasting rechtsvormneutraal zou zijn en dit is de vpb niet.
Welke (rechts)grondslagen zijn aan te voeren voor het bestaan van de Nederlandse vennootschapsbelasting? Noem er
twee en licht toe.
Complementaire functie: als er geen vpb is zullen ib ondernemers naar bv vluchten om zo heffing te voorkomen.
Moraal van de belastingbetaler: als bedrijven geen vpb betalen willen zij minder graag ib betalen; maatschappelijke
weerstand
,Wat houdt de ‘leer van het globale evenwicht’ in? Benoem ten minste twee tekortkomingen van deze ‘leer’ en licht toe.
Wat is het verband tussen deze leer en een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting?
Het evenwicht tussen de ib en vpb; heffing van hetzelfde % bij een ib onderneming en een vpb onderneming + ab heffing.
Tekortkomingen zijn dat bij een vpb ond. heffing uitgesteld kan worden en het gebruikelijk loon, vroeger konden
directiebeloningen erg laag gehouden worden om belasting te voorkomen. Faciliteiten in de ib kunnen ook verstoren
werken.
Rechtsvormneutrale winstbelasting: alleen heffing vpb; betrekken van transparante vennootschappen in de vpb. Het
globale evenwicht zou dan niet meer bestaan nu de vpb en ib niet meer naast elkaar bestaan en complementair zijn
Reflecteer op de volgende stelling: de Nederlandse vennootschapsbelasting drijft onder internationale druk en invloed
steeds verder af van het uitgangspunt van kapitaalimportneutraliteit.
Klopt, CFC regels via art. 13ab bijvoorbeeld; opbrengst passieve activiteiten vaker in Nederland (aanvullend) belast; strookt
niet met KIN.
Geef aan wat onder het ‘klassieke stelsel’ wordt verstaan. Uit welk(e) element(en) in de vennootschapsbelasting worden
afgeleid dat Nederland dit klassieke stelsel toepast?
In het klassieke stelsel geldt als uitgangspunt dat economisch gezien sprake is van een dubbele heffing over
ondernemingswinsten. In de eerste plaats is de door de vennootschap gerealiseerde winst belast met
vennootschapsbelasting. Als de vennootschap de winst vervolgens uitkeert als dividend, wordt de winst wederom belast bij
de (particuliere) aandeelhouders, ditmaal met inkomstenbelasting. Een lichaam is dan ook een zelfstandig belastbaar
subject in de Vpb en geen verlengstuk van de aandeelhouders (zie art. 1 Vpb).
Beschrijf twee situaties waarin sprake is van verwevenheid tussen de tariefstelling in de vennootschapsbelasting en de
tariefstelling in de inkomstenbelasting.
Het tarief van de Vpb is verweven met het tarief van de IB in de situatie dat een natuurlijk persoon een aanmerkelijk
belang houdt in een NV of BV. Op het niveau van de aandeelhouder met een aanmerkelijk belang is de uiteindelijke
belastingdruk van Vpb + box 2 IB op uitgekeerd dividend ongeveer gelijk aan het tarief dat wordt geheven op
ondernemerswinsten in box 1 IB. De tarieven in de IB en de Vpb zijn zodanig op elkaar afgestemd dat de belastingdruk
rechtsvorm-neutraal zou moeten zijn. Dit wordt ook wel het globaal evenwicht genoemd. Dit voorkomt de vlucht van
een eenmanszaak naar een BV en omgekeerd voor een lagere belastingdruk.
Het globaal evenwicht wordt onder andere bereikt door de MKB-winstvrijstelling in de IB-sfeer (art. 3.79a IB) en de
deelnemingsvrijstelling in de Vpb-sfeer (art. 13 Vpb).
Tevens zijn beide tariefstellingen progressief, zie art. 2.10 IB en art. 22 Vpb.
De heffing van vennootschapsbelasting in de eenentwintigste eeuw staat onder sterke in vloed van het voortgaande
proces van Europese integratie. Noem drie voorbeelden die deze invloed illustreren.
Richtlijnen en jurisprudentie HvJ
EC mbt staatssteun; bepalingen VwEU bieden in beginsel de mogelijkheid om corrigerend op te treden tegen het verlenen
van fiscale voordelen die onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Dit risico treft in het bijzonder de (fiscale)
stimuleringsmaatregelen die op specifieke sectoren van de economie zijn gericht.
Internationale fiscale concurrentie waarbij de slag om als attractief vestigingsland te worden gepositioneerd de laatste jaren
veeleer wordt uitgevochten op het terrein van over elkaar heen buitelende nationale tariefsverlagingen (‘race tot the
bottom’) dan, zoals destijds, met het wapen van inkrimping van de nationale belastinggrondslagen.
De gedragscode betreft een politieke (maar juridisch niet bindende) verklaring met de strekking dat de lidstaten geen fiscale
maatregelen voor ondernemingen zullen invoeren die economische verstoringen van de interne markt veroorzaken en de
belastinggrondslag in de EU uithollen. Ook hebben de lidstaten de intentie, op de voet van wederkerigheid, dergelijke reeds
bestaande maatregelen terug te draaien.
Reflecteer op de volgende stelling: “het effect van de zogeheten deelnemingsverrekening is dat de buitenlandse
voordelen worden belast tegen het (vaak hogere) Nederlandse vennootschapsbelastingtarief.” Betrek bij uw antwoord
tevens de begrippen ‘KIN’ en ‘KEN’.
Dit gaat in tegen het KIN karakter wat Nederland nastreeft nu dit een KEN systeem kenmerkt. KIN: in NL niet buitenlandse
winsten nogmaals belasten (DNV)
KEN: credit voor buitenlandse belasting op winst in buitenland behaald deelnemingsverrekening
Wat is het cruciale verschil tussen het klassieke stelsel en een verrekeningsstelsel?
Klassieke stelsel: KIN
Verrekeningstelsel: KEN
Relatie civiele recht en Vpb
Lichamen uit boek 2
Oz-lening jurisprudentie: in beginsel is het civiele recht leidend; lening = lening
, Reflecteer op de volgende stelling: de vennootschapsbelasting bedoelt ook een compensatie te verschaffen voor de
inkomstenbelasting die bij de aandeelhouders niet wordt geheven over de door het lichaam niet uitgekeerde winsten.
Bestaansreden vpb: zelfstandige heffing winst van lichamen
NV/BV verlengstuk aandeelhouders
Globale evenwicht etc.
Welke bepalingen in de Nederlandse vennootschapsbelasting zullen naar verwachting wijziging ondergaan of zijn
recentelijk al gewijzigd als gevolg van het anti-BEPS-project van de OESO? Geef twee voorbeelden.
Actieplannen worden geïmplementeerd, zoals brievenbusmaatschappijen (actieplan 6) en vaste inrichtingen (actieplan 7).
ATAD
Noem twee bezwaren die tegen het klassieke stelsel zijn aan te voeren.
De principiële consequentie van het toekennen van fiscale zelfstandigheid aan de NV/BV had behoren te zijn dat alle
volgens de Wet IB 1964 belastbare vergoedingen voor de terbeschikkingstelling van kapitaal aan de vennootschap, bij de
NV/BV als aftrekposten op haar totale winstberekening in aanmerking zouden worden genomen. Er bestaat in die
benadering immers geen reden de vergoeding, toekomende aan aanbieders van risicodragend kapitaal (het dividend over
eigen vermogen), te discrimineren ten opzichte van de vergoeding voor aanbieders van risicomijdend kapitaal (rente over
vreemd vermogen). Aan deze fiscaal discriminerende behandeling zijn bovendien economische bezwaren verbonden.
Vennootschappen hebben onder het klassieke stelsel de neiging zich met vreemd vermogen te financieren hetgeen kan
leiden tot aantasting van het weerstandsvermogen in slechte tijden en tot bemoeilijking van de toetreding van startende
ondernemingen (die het immers moeten hebben van risicodragend vermogen)
Brievenbusvennootschappen
De CFC-wetgeving is fiscale wetgeving waarmee men wil voorkomen dat belastingplichtigen hun inkomen laten uitbetalen
in brievenbusvennootschappen in het buitenland. Het gaat hier meestal om belastingparadijzen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maastricht1268. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.90. You're not tied to anything after your purchase.