,H1 Marketing en marketingconcept
1.1 Marketing als concept
Defenitie marketing: Marketing zijn alle activiteiten verricht door ruilsubjecten, die erop gericht
zijn om ruiltransacties te bevorderen, te vergemakkelijken en te
bespoedigen.
Marketingconcept: - Wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de marktbenadering.
- Behoeften van afnemers als uitgangspunt te nemen bij de activiteiten van
de organisatie.
Marketingactiviteiten:
1. Macromarketing: - Goederen/diensten van producten -> consument
- Kijken naar de rol van marketing in onze samenleving.
- Bartering: producent ruilt overschot in natura tegen overschot van de
ander.
2. Mesomarketing: - Stroom van goederen en diensten van producent -> consument binnen een
bepaalde bedrijfskolom of bedrijfstak.
- Organisaties werken samen
- Productie/afzet is geografisch gebonden
3. Micromarketing: - Activiteiten gericht op het opsporen, aantrekken en behouden van
potentiële afnemers
- Toegepast door individuele onderneming of instelling.
1.2 Ontwikkeling van de marketinggedachte
Marktbenadering/marktorientaties:
-> Hoe kunnen we een zo goed mogelijke ruiltransactie tot stand laten komen.
1. Product oriëntatie: - Kwaliteitsverbeteringen van het product.
- Grote mate interne gerichtheid.
2. Productie oriëntatie: - Efficiëntie en de capaciteit van de productie en de distributie
vergroten.
- Mechanisering
3. Verkoop oriëntatie: - Nadruk te leggen op communicatie- en distributie-inspanningen.
- Promotie en reclame.
- Er zijn veel concurrenten op de markt.
4. Marketing oriëntatie/ - Product afstemmen per klantengroep
Marketingconcept - Zowel productvarianten als prijsvarianten
5. Maatschappelijke marketing oriëntatie: - Aanvulling op het marketingconcept
- Rekening gehouden met neveneffecten van de
ruilprocessen op langere termijn.
- Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO):
profit, people, planet
1.3 Marketinginstrumenten
2
,Marketinginstrument: is een middel dat kan worden ingezet bij het bevorderen, vergemakkelijken
en bespoedigen van ruiltransacties.
Marketingmix:
-> Combinatie en afstemming van marketinginstrumenten die gericht zijn op één of meer doelgroepen
binnen een bepaalde markt.
-> 4 P’s (4 marketinginstrumenten);
1. Productmix: - Gaat om producten én diensten
- Elementen: Kwaliteit, vormgeving, verpakking, merknaam, accessoires,
assortiment, service, garantie, handleiding.
2. Prijsmix: - Meest directe invloed op hoogte omzet
- Enige opbrengstvariabele voor de onderneming
- Elementen: prijzen, leverings- en betalingsvoorwaarden, marges, kortingen.
3. Distributiemix (plaats): - Alle onderdelen die te maken hebben met het beschikbaar stellen
van de goederen aan afnemers.
- Elementen: distributiekanalen, distributie-intensiteit, distribuanten,
logistiek
4. Promotiemix (communicatie): - Alle persoonlijke en niet-persoonlijke communicatie van de
aanbieder om potentiële klant voor zich te winnen.
- Elementen: reclame, persoonlijke verkoop, sales promotion,
sponsoring, public relations, beurzen en tentoonstellingen,
direct marketing
Driemaal R:
-> Individueel bedrijf kan zich onderscheiden van zijn concurrenten door het creëren van;
1. Ruil
2. Relatie: - Relatiemarketing is gericht op het opbouwen, onderhouden en commercialiseren
van relaties, zodanig dat doelstelling beide partijen worden gerealiseerd.
3. Reputatie
3
,H2 Marketingomgeving
Omgevingsfactoren:
1. Micro-omgevingsfactoren: - Alle variabelen die vanuit de organisatie zelf komen en het
marketingbeleid kunnen beïnvloeden.
- Ook wel interne omgevingsfactoren.
2. Meso-omgevingsfactoren: - Van een organisatie relevante, onbeheersbare en beperkt
beïnvloedbare externe omgevingsfactoren
- Vinden hun oorsprong in de bedrijfstak of branche waartoe de
organisatie behoort.
- Zoals;
*Stakeholders; partijen die belang hebben bij het reilen en zeilen van
de onderneming en daar dus soms invloed op proberen uit te
oefenen.
*Publieksgroepen; groepen uit het algemene publiek van wie
organisatie voor haar functioneren afhankelijk is;
1.Aandeelhouders
2. Media
3. Overheid
4. Belangengroepen
*Marktgroepen;1. Leveranciers
2. Concurrenten*
3. Handelsschakels
4. Consumenten
*4 concurrentieniveau ’s:
1. Merkconcurrentie:
concurrentie tussen verschillende merken van bepaald product die elkaars substituten zijn. Door
merkimago onderscheiden.
2. Productvormconcurrentie:
concurrentie tussen verschillende technische verschijningsvormen van eenzelfde product. (minder
belangrijk)
->Station-SUV-Sportauto (allemaal auto’s)
3. Generieke concurrentie:
concurrentie tussen aanbieders van verschillende soorten producten die in eenzelfde behoefte van
bepaalde afnemer voorzien. (minder belangrijk)
->Surfplank-racefiets (allebij vrijetijdsbesteding)
4. Behoefteconcurrentie:
concurrentie tussen verschillende behoeften van een bepaald afnemer. Strijd om consumenteneuro.
-> Auto kopen-op vakantie gaan (geld kan maar 1 keer worden uitgegeven)
4
,3. Marco-omgevingsfactoren: - Voor individuele organisatie externe onbeheersbare
invloeden/bedreigingen vanuit de maatschappij.
- Om een beeld te krijgen van deze bedreigingen wordt er
onderscheid gemaakt in 6 verschillende macro-omgevingsfactoren;
1. Demografische omgevingsfactoren: - Hebben betrekking op omvang en samenstelling bevolking. -
- CBS is belangrijke bron.
- Bevolkingsomvang is meestal uitgangspunt voor berekenen
afzetmogelijkheden.
2. Economische omgevingsfactoren: - Bevat alle elementen die het inkomen en koopkracht van
consument beïnvloeden.
- Termen die hierbij horen;
Besteedbaar inkomen: - Bedrag na aftrek van premies en belastingen wat iemand heeft.
- Deel besteedbaar inkomen wordt gebruikt voor primaire levensonderhoud.
Discretionair inkomen: - Deel dat overblijft na aftrek noodzakelijke bedrag.
Koopbereidheid: - Consumenten meer vertrouwen in economische ontwikkeling eerder
geneigd discretionair inkomen te besteden.
Inflatie: - Stijging van algemeen prijsniveau, dus vermindering koopkracht van
geldeenheid.
Deflatie: - Daling van algemeen prijsniveau
- Prijsstijgingen vaak gecompenseerd met loonsverhoging, zogenaamde
inflatiecorrectie
Werkgelegenheid: - Heeft invloed op koopkracht consument.
Rentepeil: - Ook belangrijke rol voor sommige aanbieders.
- Rente is de vergoeding die betaald moet worden voor het lenen van geld.
Conjunctuur: - Is min of meer regelmatig optredende wisseling in mate van economische
groei in land
- Ook wel economisch klimaat.
- Meetpunten: hoogte nationale inkomen, aantal werklozen, koersverloop,
aantal transacties op effectenbeurs.
3. Sociaal-culturele omgevingsfactoren: - Zijn voor beleid organisatie relevant
- Onbeheersbare en onbeïnvloedbare externe
omgevingsfactoren die hun oorsprong vinden in
ontwikkelingen in sociologische en/of culturele
situatie bevolking.
- Gaat om waarden, normen, opvattingen die grote
invloed hebben op menselijk (markt)gedrag.
- Relatief snelle veranderingen. Vandaar
trendwatching.
- Samenleving bestaat niet uit één homogene groep.
Veel subgroepen.
- Theodore Levitt constateerde dat
consumentengroepen over gehele wereld steeds
meer overeenkomsten vertonen.*
*Maatschappelijke (stroming): is ontwikkeling in samenleving die zichzelf oplost nadat zij
veranderingen in overige macro-omgevingsfactoren heeft veroorzaakt. (vb. homohuwelijk,
euthanasie, emancipatie)
5
, *Consumentisme (stroming): belangrijkste doel is waarborgen en verbeteren rechten van consument
en versterken positie als marktpartij. Hierdoor grondrechten consument opgesteld: recht op
veiligheid, recht op info, recht op vrije keuze, recht op vertegenwoordiging.
4. Technologische Omgevingsfactoren: - Zijn voor beleid organisatie relevant
- onbeheersbare en niet beïnvloedbare externe
omgevingsfactoren die hun oorsprong vinden in technische
en technologische ontwikkelingen.
5. Ecologische en geografische omgevingsfactoren: - Ecologische factoren zijn factoren die van
invloed zijn op het beleid van organisaties.
(zoals: infrastructuur, beschikbaarheid van
grondstoffen, geluidsoverlast)
- Geografische factoren zijn macro-
omgevingsfactoren die van invloed zijn op het
beleid van organisaties in een bepaald
gebied.
6. Politiek-juridische en institutionele omgevingsfactoren:
- Politieke-juridische omgevingsfactoren omvatten alle politieke
maatregelen en juridische voorschriften die invloed op organisatie
kunnen uitoefenen.
- Institutionele factoren zijn factoren die de aanwezigheid en het
belang van verschillende soorten instellingen betreffen. (zoals:
financiële instellingen.)
Aantrekkelijkheid van de markt:
-> Wordt grotendeels bepaald door concurrentiesituatie. Daarom 5 krachtenmodel van Porter;
1. Macht van de concurrentie: - branche met heftige concurrentie, vooral om kortingen
vechten, weinig winst.
2. Macht van de leveranciers: - zeer grote aanbieders hebben sterke
onderhandelingsmacht, inkoop weinig voordeel behalen.
3. Macht van de afnemers: - producenten van levensmiddelen hebben in NL zeer matige
afnemers: AH, Jumbo, Aldi. Deze distribuanten bepalen
inkoopvoorwaarden.
4. Dreiging nieuwe toetreders: - bestaande ondernemingen voor eerst in markt of startende
ondernemers. Krijgen te maken met entreebarrières. Meer
aanbieders=meer concurrentie.
5. Dreiging substituut product
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Indigoski. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.26. You're not tied to anything after your purchase.