Heyhoi, hier een samenvatting van Diagnostisch onderzoek, die je kunt gebruiken in tentamenweek 1 en 2 van leerjaar 1 Toegepaste psychologie. Ik heb hoofdstuk 1 tot 9 behandeld :)
Deel 1: Wat is psychodiagnostiek?
Psychodiagnostiek = nauwkeurig leren kennen, inschatten van mensen
Psyche= ziel, leven wat iemand doet gedrag
Dia= uiteen
Gnoosis= kennis, oordeel, schatting
Gedrag (G) van mensen wordt bepaald door een combinatie van hun persoonlijke
eigenschappen (P) en de situatie (S) waarin ze zich bevinden; weergegeven in de formule:
G=PxS
Waarom diagnostisch onderzoek?
Meten is weten. Binnenkant is niet altijd gelijk aan buitenkant.
Hoofdstuk 1 Diagnostiek: inschatten van mensen
1.1 Besliskunde
In elk voorspellingsproces spelen steeds twee variabelen een hoofdrol, namelijk een
beoordelingsmoment nu (test) en een beoordelingsmoment ergens in de toekomst
(criterium). De mate waarin deze twee beoordelingen met elkaar overeenstemmen, zegt iets
over de kwaliteit van je voorspellingen en je beoordelingsvermogen. (Predictieve validiteit)
Op basis van de twee beoordelingsmomenten, worden er in de besliskunde vier soorten
beslissingen onderscheiden:
1. Valid Positive: de voorspelling was positief (Positive) en bleek later ook waar (Valid)
2. False Positive: de voorspelling was positief (Positive) en bleek later niet waar (False)
3. False Negative: de voorspelling was negatief (Negative) en bleek later niet waar (False)
4. Valid Negative: de voorspelling was negatief (Negative) en bleek later ook waar (Valid)
1.2 Correlaties
Correlatiecoëfficiënt ligt tussen de 0 en 1.00, waarbij 1 een perfecte relatie (samenhang) is.
In de wetenschap zullen we nooit dergelijke perfecte relaties aantreffen. Een puntenwolk
laat goed zien dat coördinaten verschillen, hoe boller de puntenwolk, hoe lager de
correlatiecoëfficiënt. In de wetenschap is de correlatiecoëfficiënt een zeer belangrijk getal.
We kunnen dan namelijk variabelen inschatten die in de toekomst gaan plaatsvinden of
variabelen die niet direct zichtbaar zijn.
1.3 fouten in onze beoordeling
De sociale psychologie heeft ons gewezen op structurele mankementen in de manier waarop
we tot inschattingen en voorspellingen komen. De meest voorkomende zijn:
1. ‘Verstandige’ fouten
False negative, false positive, valid negative en valid positive
Vermindering van het aantal FN’s vergroot het aantal FP’s
De middenlijn tussen Negative en Positive noem je de aftestgrens
, 2. Overschatten van specifieke kansen
Voorbeeld: Jan is teruggetrokken, intelligent, punctueel en georganiseerd, wat is zijn
beroep?
a. Wiskundeboeken schrijver
b. Boer
Jou zou denken wiskundeboeken schrijver als je kijkt naar het stukje tekst erboven,
maar er zijn veel meer boeren dan wiskundeboeken schrijver. De kans dat jan boer is,
is dus veel groter.
3. Beschikbaarheidsheuristiek
- Ook wel availability bias (beschikbaarheidsheuristiek) = iets wat als eerste snel in
je hoofd voorkomt hoeft niet altijd het juiste te zijn. We laten ons bijv. bang
maken door schijnbaar bijzondere, maar statistisch gezien feitelijk irrelevante
informatie.
4. Regressie naar het gemiddelde
- Het effect van spontaan herstel
- Extreme scores vallen meer op
5. Eerste en laatste indruk
- Anchoring bias
Het begin ben je alert en onthoud je dingen goed, het laatste speelde zich als laatste
af en blijft dus ook langer hangen.
6. Voorbarige reductie van cognitieve dissonantie
- Halo/ horn effecten (men wil geen dissonantie = spijt)
1.4 Wat te doen tegen beoordelingsfouten?
- Testen
- Het belang van tegenvoorbeelden (Contrary evidence)
o Hoe bewijs je de hypothese dat alle zwanen wit zijn?
o Falsificatie: experimenten bedenkt die een wetenschappelijk idee
onderuit kunnen halen.
- Multi-rater-methode: meerdere beoordelaars
Hoofdstuk 2 Kenmerken van en kwaliteitseisen aan diagnostische
instrumenten
2.1 Drie soorten diagnostische instrumenten (‘de gouden drie’)
Wetenschappelijk onderbouwde methoden en instrumenten zijn onder te verdelen:
, 2.2 Wat maakt een test een goede test?
1. Wetenschappelijke achtergrond
Dit kan een wetenschappelijke persoonlijkheidstheorie of een statistische methode
zijn, bijvoorbeeld factoranalyse.
2. Schalen zijn zuiver/ homogeen
Factoranalyse: is een datareductietechniek, een methode om via een statistische
benadering patronen en samenhang in grote en complexe hoeveelheden informatie
te ontdekken. Zo kun je met factoranalyse gewicht en lengte terugbrengen in
lichaamsomvang. Zo heb je ook armlengte, longinhoud etc. wat hierbij teruggebracht
kan worden. Tussen al deze variabelen bestaan hoge onderlinge
correlatiecoëfficiënten. Zon verzameling hoge correlatiecoëfficiënten noemen we een
factor. Wanneer schalen zijn teruggebracht tot een gemeenschappelijke factor zijn ze
zuiver/homogeen.
3. Er is onderzoek gedaan naar betrouwbaarheid en validiteit
- Afwezigheid ruis
4. Standaardisatie
- Materiaal
- Afnamecondities
- Verwerkingsregels/ interpretatie
5. Testscores van een kandidaat kunnen worden vergeleken met voldoende grote en
representatieve normgroepen
6. Er is onderzoek gedaan naar de meetpretenties van de test en de mate waarin de
test die kan waarmaken
Testgebruiker: een toegepast psycholoog of hrm’er
Testconstructeur: een academisch psycholoog
Wetenschappelijk denken betekent dat je accepteert dat je meningen altijd voorlopige
meningen zijn, dat wetenschap een nooit eindigende discussie is waarbij op basis van harde
feiten ideeën geaccepteerd of verworpen worden.
Betrouwbaarheid = de test meet goed
Validiteit (meetpretentie) = de test meet het goede
Soorten validiteit:
1. Construct- of begripsvaliditeit
Heeft de test zoals we die gemaakt hebben het begrip gedekt wat we willen meten
2. Predictieve of criteriumvaliditeit
Geeft de mate aan waarin een test in staat is iets te voorspellen.
3. Face-validiteit
De mate waarin de kandidaat of cliënt de gebruikte methode accepteert of de
waarde ervan begrijpt.
Hoe bepaal je Predictieve validiteitcoëfficiënt?
- Samenhang tussen predictor (voorspeller) en criterium
Hoe hoog moet validiteitcoëfficiënt zijn?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lorandelange. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.