Dit is een volledige samenvatting van de toetsstof van periode 1/3 van Medische kennis/Medische kennisgebieden aan het HBO-V. De samenvatting heeft ook de leerstof van de hoorcolleges en powerpoints erin verwerkt. Dit kan gebruikt worden voor het tentamen van periode 1/3. Gemaakt aan de hand van de...
Week 1: Celbiologie en genetica
Hoofdstuk 2 Cellen:
2.1 Metabolisme
Met metabolisme worden alle biochemische reacties bedoeld die in de cellen kunnen optreden.
● Anabole reacties
Bij anabole reacties worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere. Deze reacties
kosten energie. De zo gevormde moleculen worden – meestal tijdelijk – ingebouwd in de
cellen en gebruikt voor groei, onderhoud en reparatie van weefsels. Daarom wordt dit
soort stofwisseling ook wel opbouw stofwisseling (assimilatie) genoemd.
● Katabole reacties
Bij katabole reacties worden grotere moleculen afgebroken tot kleinere, hier komt
energie bij vrij die wordt gebruikt voor opbouw stofwisseling of warmteproductie.
Omdat er sprake is van afbraak van stoffen wordt dit soort stofwisselingsreacties ook
wel afbraakstofwisseling (dissimilatie) genoemd.
Bij verbranding reageert een energierijke stof met zuurstof. Er is altijd zuurstof aanwezig en
wordt daarom ook aerobe dissimilatie genoemd. Verbranding in de cel wordt ook wel
celademhaling genoemd. Het doel van verbranding is om energie vrij te maken in de cel.
● Glucose + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide
● Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen
Een verbranding zonder dat daar zuurstof voor wordt gebruikt noem je anaerobe dissimilatie.
Een voordeel is dat er toch energie kan worden vrijgemaakt, maar de energieopbrengst is lager
en er zijn meer afvalstoffen. Dit vindt onder andere plaats in spieren als ze veel arbeid moeten
verrichten.
● Glucose -> energie + melkzuur + water
Melkzuur is een organische, giftige stof, die zo snel mogelijk weer moet worden afgebroken.
Doordat het enige tijd duurt voordat alle melkzuur uit de cellen verdwenen is, kan er spierkramp
of spierpijn ontstaan.
Energie wordt meestal eerst opgeslagen doordat er in de cel energierijke bindingen worden
gevormd. De stof die energie kan opladen heet adenosinedifosfaat (ADP). Zodra er energie van
een verbranding vrijkomt kan er een derde fosfaat molecuul aan ADP worden gebonden dan heet
de stof adenosine trifosfaat (ATP). Die derde fosfaatbinding noem je energierijke binding.
ADP is nu ‘opgeladen’ en ATP ‘bewaart’ de energie.
● ADP + P + energie -> ATP
● ATP > ADP + P + energie
De belangrijkste kenmerken van enzymen (reactie versnellers)
● Zijn altijd eiwitten
● Worden door het lichaam zelf gemaakt
● Kunnen biochemische reacties snel laten verlopen
, ● Zijn reactie specifiek
● Zijn temperatuur specifiek
● Zijn zuurgraad specifiek
● Hebben in veel gevallen een bepaalde stof nodig die meehelpt de reactie goed te laten
verlopen
● Worden meestal genoemd naar de stof die ze splitsen of naar de reactie die ze
beïnvloeden
Indeling van het menselijk lichaam
Cel -> weefsel -> orgaan -> functioneel systeem -> mens
Elk orgaan heeft vier soorten weefsel: Bindweefsel (vetweefsel en botweefsel), spierweefsel
(aangestuurd vanuit de hersenen (dwarsgestreept) of vanuit de organen (glad)), zenuwweefsel en
dekweefsel. Alle weefsels bestaan uit cellen. Cellen bestaan weer uit celorganellen en die
bestaan weer uit moleculen.
2.2 Bouw van de cel
Een cel is gevuld met cytoplasma/protoplasma dit is een geleiachtige vocht dat bestaat
uit water waarin stoffen zijn opgelost. Het cytoplasma bevat structuren die
verschillende taken hebben, deze worden organellen genoemd. Het waterige
bestandsdeel van de cel word aangeduid met cytosol. Het cytoplasma en de meeste
organellen worden omgeven door een celmembraan/plasmamembraan.
Het celmembraan schermt de intracellulaire ruimte af en zorgt ervoor dat er geen
stoffen zomaar uitlekken of ongewenste stoffen binnen komen. Hij bestaat uit een
dubbele laag fosfolipiden, met daartussen cholesterolmoleculen. Een fosfolipide is een
vetmolecuul met een hydrofiele(wateraantrekkend) kop en een
hydrofobe(waterafstotend) staart. De vetstaarten van de ene laag liggen tegenover die
van de andere laag. De koppen vormen de buitenlaag. De cholesterolmoleculen hebben
ook een hydrofiele en een hydrofobe kant en liggen tussen de fosfolipide moleculen in.
Ze verstevigen de celmembraan en houden de fosfolipiden bij elkaar. In de dubbele
fosfolipidenlaag liggen eiwitmoleculen, sommige steken aan de buitenkant uit en andere
steken aan weerskanten uit. Deze laatste vorm heten membraanporiën, ze dienen voor
het transport van stoffen van en naar het cytoplasma. Een membraan eiwit met een
antennefunctie heet een receptoreiwit. Aan de buitenkant van het celmembraan kunnen
koolhydraten vastzitten die hechten zich aan eiwitten en vetten in het membraan en
steken ver uit, deze worden glycocalyx genoemd.
Een levende cel wisselt continu stoffen uit met zijn directe omgeving
● Passief transport
Passief transport van stoffen via de celmembraan is gebaseerd op diffusie (beweging
van deeltjes van een plaats met een hoge concentratie naar een lage concentratie, zodat
, er overal evenveel zijn, door middel van een permeabele wand) en osmose (diffusie van
water via een semipermeabel membraan, waarbij de plaats met de hoogste concentratie
aantrekt en het water verplaatst van een lage concentratie naar een hoge concentratie).
Dat is afhankelijk door een hogere temperatuur, groter concentratieverschil, kleinere
diffusieafstand, groter diffusieoppervlak en de viscositeit van de oplossing. Gassen
kunnen ongehinderd door het membraan, water gaat er door door osmose. De zuigende
kracht die veroorzaakt wordt door zouten in oplossing wordt de kristalloïd-osmotische
waarde (KOW) genoemd. De osmotische zuigkracht die eiwitten in een oplossing
veroorzaakt wordt colloïd-osmotische waarde COW) genoemd. Elk type membraanporiën
laat zijn eigen stof door.
● Actief transport
Bij actief transport moeten deeltjes van een ruimte met een lage concentratie opgeloste
stoffen naar een ruimte met een hoge concentratie opgeloste stoffen gebracht worden.
Dit kost energie.
- Enzymatische pomp
Bij een enzymatische pomp worden de te transporteren stoffen met behulp van
enzymen door de celmembraan geluisd. De enzymen, transporteiwitten, zitten in
de celmembraan. Wanneer de enzymatische pomp ionen vervoert wordt het ook
wel ionenpomp genoemd.
- Blaasjestransport
Bij blaasjestransport stulpt de celmembraan om de te transporteren stof heen
en vormt een blaasje. De uitgestulpte stukjes kunnen makkelijk met het
celmembraan samensmelten. Haalt de cel op deze manier stoffen naar binnen dan
noem je het endocytose, als de opgenomen deeltjes een vaste stof vormen heet
het fagocytose. Als het een vloeistof is heet het pinocytose. Als de blaasjes de
stoffen uit de cel vervoeren heet het exocytose.
De fysische en chemische activiteiten die zich in een cel afspelen vinden meestal in een
gespecialiseerde organellen plaats.
● Nucleus
De nucleus (celkern) is het grootste organel van de cel en stuurt alle stofwisseling
activiteiten in de cel aan. De nucleus bestaat uit nucleoplasma (kernplasma) omgeven door
de kernmembraan. De kernmembraan bestaat ook uit een dubbele laag fosfolipiden, maar
bevat ook nog grote poriën. In het waterige nucleoplasma zit een netwerk van 46
chromatinedraden, elke bestaat uit speciale eiwitten die histonen met daaromheen een
nucleïnezuur gewikkeld. Als deze draden gaan spiraliseren, worden ze chromosomen
genoemd. In het menselijk lichaam bevatten alle lichaamscellen 46 chromosomen, behalve
de geslachtscellen. Ze komen in paren voor, dus de mens heeft 23 paren chromosomen.
Het nucleïnezuur is van een bepaald type en heet desoxyribonucleïnezuur (DNA). IN het
nucleoplasma bevinden zich een of meerdere nucleoli (kernlichaampjes), waarin het
ribonucleïnezuur (RNA) gemaakt wordt. De aanmaak van eiwitten (eiwitsynthese) wordt
door het DNA in de celkern geregistreerd. In het DNA liggen alle codes voor de
eiwitsynthese. In het DNA kunnen vier soorten stikstofbasen aanwezig zijn: adenine (A),
thymine (T), cytosine (C) en guanine (G). Tegenover A ligt altijd een T en tegenover C ligt
, altijd een G. Elke halve groep heet een nucleotide. In het RNA is de T vervangen door
uracil (U). Eiwitten bestaan uit lange ketens aminozuren. Er zijn twintig verschillende
aminozuren. De code hiervan staat in het DNA en heet een gen. Hiermee kunnen 64
verschillende tripletten worden gevormd. Een triplet bestaat uit drie verschillende
nucleotiden achter elkaar. Als er in een cel behoefte is aan een eiwit, gaat er een signaal
naar de kern en wordt het stukje DNA gekopieerd naar een mRNA. Deze tripletten
heten codons. De tripletten van het transport-RNA heten anticodons. Dus van elk gen
kunnen we twee eiwitten maken maar meestal staat eentje uit dus wordt er maar een
gebruikt.
● Ribosomen
Ribosomen zijn kleine bolvormige organellen die of los rondzwerven of vastzitten aan een
membraansysteem. Ribosomen bevatten eigen RNA heeft (rRNA). Ribosomen spelen een
essentiële rol in eiwitsynthese. In losse ribosomen worden eiwitten gesynthetiseerd. In
vaste wordt hetzelfde gedaan maar voor eiwitten die nodig zijn buiten de cel.
● Endoplasmatisch reticulum
Het endoplasmatisch reticulum is een membraansysteem van platte holten, blaasjes en
verbindingsbuisjes.
- Aan het ruw ER zitten veel ribosomen vast, de eiwitten van deze ribosomen
worden opgenomen en kunnen uiteindelijk via het golgi complex door de cel buiten
afgegeven worden.
- Het glad ER speelt een rol bij cholesterol- en lipide aanmaak voor celmembranen
en is betrokken bij biochemische processen in het cytosol en is betrokken bij
bepaalde biochemische processen zoals de vorming van koolhydraten en
ontgifting.
● Golgi Complex
Het golgi complex bestaat uit een stapeltje holle schijven die met elkaar in verbinding
staan. De functie houd verband met de werking van het ER. De in het ER gevormde
stoffen worden naar het golgi complex vervoerd en verder verwerkt. Eiwitten, vetten en
koolhydraten worden in het golgi complex omgezet in verbindingen die op specifiek
plaatsen in de cel nodig zijn. Een speciaal type blaasje dat door het golgi complex wordt
gevormd is het lysosoom.
● Lysosomen
Lysosomen zijn door het golgi complex gevormde kleine blaasjes, die veel verschillende
enzymen kunnen bevatten. Deze enzymen zijn betrokken bij de katabole processen.
Lysosomen spelen een belangrijke rol bij de intracellulaire vertering van voedseldeeltjes
die via endocytose de cel binnenkomen. Ze houden zich ook bezig met het opruimen van
ongerechtigheden in de cel. De enzymen in de lysosomen worden door een
plasmamembraan afgeschermd van het cytosol. Soms gaan lysosomen lekken waardoor de
agressieve enzymen organellen of eiwitten in het cytosol kunne gaan afbreken, dit is
autolyse, de cel gaat hierdoor dood.
● Mitochondriën
Mitochondriën zijn de energieleveranciers van de cel. De inhoud bestaat voornamelijk
uit heel veel enzymen die voor de celademhaling zorgen (verbranding van glucose met
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller destanyeriksen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.30. You're not tied to anything after your purchase.