Samenvatting van de literatuur van Eigentijdse Geschiedenis. Deze is per week zeer uitgebreid samengevat. Zit onder andere ook een samenvatting in van Thomas Mergel, deze heb je bij de schrijfopdracht van de cursus nodig. De samenvatting is handig om erbij te hebben voordat je aan de cursus begint,...
Beatrice de Graaf, ‘De Historisering van Veiligheid’
Historiografische uiteenzetting veiligheidsgeschiedenis
Bevat een beknopte historiografische uiteenzetting over de bestaande vormen van de
veiligheidsgeschiedenis. Ook kort uiteengezet hoe sociaal-wetenschappelijke concepten een
bijdrage kunnen leveren aan historisering van veiligheid.
Stand van zaken m.b.t. veiligheidsgeschiedschrijving
Veiligheid onderwerp van criminologie en politieke wetenschappen. Security paradox ging
men lang vanuit: veiligheid van ene staat gaat ten koste van veiligheid andere staat (John
Herz). Realistische School nam dit over nul-hypothese: internationale statensysteem
bestaat uit individuele staten wier veiligheidsbehoeften er voor zorgen dat zij egoïstisch
opereren en bezig zijn met hun eigen machtspositie en er alles aan zullen doen om niet
afhankelijk van andere staten te zijn.
Realisten bekeken veiligheid vanuit essentialistische zin: als een uitvloeisel van een
natuurlijke, statische behoefte aan autonomie en soevereiniteit einde visie/nederlaag: val
van de muur en einde Koude Oorlog.
Echter al eerder onderzoekers die ander geluid dan realistisch geluid lieten horen: Werner
Conze Pax speelde belangrijkere rol in middeleeuwen dan securitas (dus spirituele rust en
orde i.p.v. veiligheid in afgebakend territorium). Pas na 17e eeuw (godsdienstoorlogen)
kwam dit op gang. Object van veiligheidsbeleid verschoof ook: van persoonlijk (geleitbriefe)
naar bevolking of samenleving als geheel
Copenhagen School (IB’ers): veiligheid geen statische grootheid, maar resultaat van een
proces van historische contingenties en sociale constructie veiligheid pas beleid van
politiek als het zodanig op de agenda wordt gezet veiligheid niet alleen meer
beleidsinstrument van politiek, maar ook van politieke onderhandelingen, als onderwerp van
consestatie etc.
Historisering van veiligheid
Veiligheidsbeleid niet een black box, dus niet alleen uitkomst telt maar uitvoeriger stil te
staan bij historische contingenties en bestuurlijke, politieke en persoonlijke keuzes
hierdoor beter in staat waarom vergelijkbare incidenten tot verschillend veiligheidsbeleid
hebben geleid. Minpunt Copenhagen School: Gericht op het heden en recente verleden.
3 conceptuele richtingen waarmee securiteringsonderzoek van meer historische diepgang
kan worden voorzien om zo te komen tot historisering van veiligheid
1. Timescapes: De socioloog Willem Schinkel heeft ‘veiligheid’ omschreven als een
intersubjectief proces met als resultaat een ‘geanticipeerde toestand van
schadeloosheid in de toekomst koppelt veiligheid aan besef van tijd. Geschiedenis
van veiligheid dus niet alleen over dreiging, oorlog en vrede, maar ook over emoties
en ideeën ten aanzien van de toekomst.
, Vroegmoderne periode: gevaar als wil van God. Geloof in hoger wezen hielp om
gevolgen van ramp te dragen, einde der tijden nabij. Na verlichting: afname religie in
samenleving, menselijke controle, natuurlijke als menselijke omgeving controleren
van apocalyptische naar optimistische timescape.
Nieuwe timescape: seculier-apocalyptische technologische vooruitgang
produceerde eigen rampen. Sociale media: leven in hier en nu, maar ook
geconfronteerd met mogelijke rampen en risico’s. Apocalyps telkens verbeeldt, maar
goddelijke troost weg.
Interessante indeling van geschiedenis van veiligheid, maar erg generaliserend en
roept vragen op: in vroegmoderne tijd echt weinig menselijke planning?
2. Veiligheidsdispositieven: Foucault gebruikte het begrip ‘dispositief’ om het samenspel
van machtsrelaties op een bepaald moment in de tijd te kunnen benoemen zonder
die relaties te hoeven reduceren tot vaste structuren. Een dispositief is voor Foucault
dus een filosofische constructie, maar ook iets wat echt in de maatschappij aanwezig
is en effect heeft. Dit begrip is daarom ook goed toe te passen op veiligheidsbeleid en
de daarbij behorende praktijken. Veiligheid wordt immers altijd beargumenteerd
vanuit het nut, de noodzaak en de urgentie om een dreigend sociaal probleem aan te
pakken. Veiligheidsdispositieven: kindermisbruik, terrorismebestrijding etc. Moderne
veiligheidsdispositieven overeenkomende kenmerken: ruimtelijk geordend (rond
steden of staten), betrekking op samenleving, betrekking op binnen- of buitenland,
maken deel uit van partijpolitieke spel.
3. Veiligheid en legitimiteit. Om veiligheidsdispositief op politieke agenda te zetten is er
legitimiteit nodig (hoe werd strijd tegen terrorisme in landen
onderbouwt/gelegitimeerd?). Verschil Ancien Regime en 20e eeuw.
Kortom: Historisch veiligheidsonderzoek kan, kortom, profiteren van de manier waarop de
Copenhagen School dit type onderzoek benadert als een proces van politiek-bestuurlijke
agendasetting. Wanneer we deze benadering combineren met Foucaults idee van het
veiligheidsdispositief kunnen we een scherper beeld krijgen van de verschuivingen in het
veiligheidsdenken en de bijbehorende praktijken. Zoals bleek in de korte behandeling van
het begrip timescape, draait het bij het ontwikkelen van veiligheidsbeleid ook altijd om
verbeelding. Dreigingen hebben in veel gevallen betrekking op gevaren die zich nog niet
hebben gemanifesteerd. De voorstelling die van de dreiging wordt gemaakt speelt daarom
een belangrijke rol in de legitimatie van het veiligheidsbeleid.
Historisch onderzoek: opkomende dreiging beschrijven
- Securitiserende actoren: wie zet het veiligheidsprobleem op de agenda? (personen,
partijen etc.)
- Referent subject: wie of wat is de dreiging (terrorist, bevolkingsgroep)
- Referent object: wie wordt er bedreigd? (aanval op grenzen, elite etc.)
- Met behulp van welke technologieën (visuele) wordt de bedreiging zichtbaar
gemaakt? (troepensterkte, aantal kernkoppen etc.)
- Modes of governance: welke maatregelen worden er genomen voor bestrijding van
dreiging.
,Hew Strachan, The First World War
Strachan geeft een andere kijk op WO 1 weer in zijn boek. Hij schrijft dat er vaak gedacht
wordt aan de WO 1 als een loopgravenoorlog etc. Maar er werd ook gevochten in
bijvoorbeeld de Alpen en in het oosten en er stierven ook veel burgers en mariniers i.p.v.
alleen soldaten in de loopgraven. Verder stelt hij dat bij de Spaanse Griep meer mensen
overleden dan tijdens de WO I en dat het niveau van voor de oorlog al redelijk snel was
hersteld.
Paradox in Engeland: oorlogen in naam van het land worden herdacht d.m.v. nationalistische
militaire parades waarbij de koningin aanwezig is betreurt worden oorlogen die in het
naam van het land werden uitgevochten. Owen: ging ook terug naar het front, terwijl hij juist
beschreef hoe verschrikkelijk het er was.
Vaak wordt gesteld dat WO I erg onnuttig en overbodig was. Het had voorkomen kunnen
worden etc. Dat is de grootste paradox: de oorlog was onnuttig, maar het heeft wel de
wereld geschapen waarin we tot op de dag van vandaag in leven. Tevens leidde de oorlog
juist tot revoluties in Rusland en konden op de Balkan verschillende natiestaten
vormgegeven worden. In het Midden-Oosten leidde het echter tot nog meer verdeeldheid.
Week 2
Ian Kershaw, ‘“Working towards the Führer”. Reflections on the nature of the
Hitler dictatorship’:
Men heeft sterke focus op wreedheid van Stalin en relativeert nazi verschrikkingen. ‘’De
onderliggende aanname dat beide regimes totale aanspraken maakten op de samenleving,
gebaseerd op een monopolistische reeks ideologische imperatieven en resulterend in
ongekende niveaus van onderdrukking en poging tot indoctrinatie, manipulatie en
mobilisatie’’ (totalitarisme). Men denkt vaak dat Hitler en Stalin meer op elkaar leken dan
van elkaar verschilden is echter oppervlakkige vergelijking. Kershaw stelt dat ze juist meer
verschilden dan op elkaar leken.
What explains the gathering momentum of radicalisation, the dynamic of destruction in the
Third Reich? wat veroorzaakte deze ineenstorting en wat was Hitlers rol in het proces?
Verschillen Hitler en Stalin:
1. Stalin was een product van de partij – antichrist van de bureaucratie. Kwam voort uit
systeem an heerschappij. Macht van hem lag in het hart van de partij.
Hitler hield totaal niet van bureaucratie, delegeerde veel zaken en verdiepte zich niet
in beleidsdocumenten. Hij was geen man van het secretariaat, zoals Stalin dat wel
was.
2. Stalin: Zijn doel lijkt een monopolisering te zijn geweest van alle besluitvorming en de
concentratie ervan in het Politburo, een centralisatie van de staatsmacht en eenheid
van besluitvorming maken die het dualisme tussen de partij en de staat zou hebben
opgeheven (interventionistische dictator). Hoofd van alle belangrijke comités
, Hitler: niet-interventionistische dictator, had weinig richtlijnen en deze richtlijnen
werden vaak mondeling overgebracht. Hitler zat nauwelijks comités voor. Deed veel
om het onverzoenlijke dualisme van partij en staat in stand te houden en te
versterken.
3. Stalin: had een mindere veilige leiderspositie dan Hitler. Er was een rationele basis
voor zuiveringen hij werd binnen de partij aangevallen (Kirov was populair- Stalin
kon van binnenuit aangevochten worden). Stalins gevoel van onveiligheid was tot op
zekere hoogte op realiteit gegrond. Stalins persoonlijkheidscultus werd boven
marxistisch en communistische ideologie en partij gelegd.
Hitler: Enige rivaliteit waar Hitler mee te maken had was de SA, de leiders daarvan
zijn in de nacht van de Lange Messen geliquideerd. Hij stemde hier pas laat op in,
toen er echter een moordpoging op hem werd gedaan paste hij in zekere zin de
Stalin-techniek toe. Hitler had echter met een stuk minder onzekerheid te maken,
omdat men loyaal aan hem was door zijn gecultiveerde status. Bij Stalin was dit niet
het geval. Hitler ‘s persoonlijkheidscultus was basis van nazi-ideologie en er
nauwelijks van te onderscheiden. Geen oppositie tegen Hitler omdat hij belichaming
van Nazisme was en door hem te aanbidden kon je juist mooie baan krijgen (in plaats
van hem tegen te werken)
4. Stalin: de radicalisering stopte. Stalins heerschappij was, ondanks al zijn dynamische
radicalisme in het brute collectivisatieprogramma, de drang naar industrialisatie en
de paranoïde fase van de zuiveringen, niet onverenigbaar met een rationele ordening
van prioriteiten en het bereiken van beperkte en begrijpelijke doelen de doelen
die behaald dienden te worden waren niet irrationeel, de weg ernaar toe was wel
bijzonder. Stalins regime kon zich settelen. Stalins regime bleef herkenbaar als
regeringssysteem.
Hitler: Regime kon zich niet settelen, altijd expansiedrang. Hier was de dynamiek
onophoudelijk, het momentum van radicalisering een versnellende dynamiek die niet
in staat was om op de rem te gaan - tenzij het 'systeem' zelf fundamenteel zou
worden gewijzigd. Hitler’s systeem stond vijandig tegenover een rationele orde van
regering en administratie. Het kenmerk was systeemloosheid, administratief en
bestuurlijk wanorde, de erosie van duidelijke regeringspatronen.
Dus fundamentele verschillen tussen Hitler en Stalin De verschillen zijn een reflectie van
de sociale motivatie van hun volgers, het karakter van de ideologie, en het de
corresponderende natuur van de political vanguards movement upholding each regime.
Nazi-beweging was charismatisch leiderschapsbeweging, communistenpartij niet.
Hitler liet de sterksten naar voren komen en zo was er een systeemloze regering waarin
alleen de sterksten de competitie haalden. Hierdoor dreef hij op successen en was hij niet
verantwoordelijk voor het falen. Er was een symbiotische relatie tussen structural disorder
en de radicalisering van beleid.
Ten tijde van de oorlog brak iets wat leek op een staatssysteem langzaam af, tot chaos en
anarchie overheersten. De systeemloosheid van het Naziregime is direct te verklaren uit de
persoonlijkheid van Hitler. Hij was allergisch voor alles wat met bureaucratie te maken had,
en liet geen enkele vorm van onthouding van zijn macht toe. Ook zijn sociaaldarwinistische
Los beneficios de comprar resúmenes en Stuvia estan en línea:
Garantiza la calidad de los comentarios
Compradores de Stuvia evaluaron más de 700.000 resúmenes. Así estas seguro que compras los mejores documentos!
Compra fácil y rápido
Puedes pagar rápidamente y en una vez con iDeal, tarjeta de crédito o con tu crédito de Stuvia. Sin tener que hacerte miembro.
Enfócate en lo más importante
Tus compañeros escriben los resúmenes. Por eso tienes la seguridad que tienes un resumen actual y confiable.
Así llegas a la conclusión rapidamente!
Preguntas frecuentes
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
100% de satisfacción garantizada: ¿Cómo funciona?
Nuestra garantía de satisfacción le asegura que siempre encontrará un documento de estudio a tu medida. Tu rellenas un formulario y nuestro equipo de atención al cliente se encarga del resto.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robertvanderstelt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.