100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Organisatiekunde H1 t/m H7 $11.23
Add to cart

Summary

Samenvatting Organisatiekunde H1 t/m H7

2 reviews
 177 views  14 purchases
  • Course
  • Institution

Brede samenvatting van het vak Organisatiekunde aan de Open Universiteit.

Preview 4 out of 82  pages

  • January 8, 2021
  • 82
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: donaanastatia • 2 year ago

review-writer-avatar

By: floordewolf • 3 year ago

avatar-seller
Begrippen H1 - Organiseren, organisatie en management

H1.2 Basisbegrippen en afbakening van het terrein

1. Organisatie​ zijn menselijke verbanden waarin mensen gespecialiseerde taken uitvoeren, hun
activiteiten op elkaar afstemmen om zo tot gemeenschappelijke resultaten te komen.

2. Organiseren​ is het proces waarin die taken worden ​verdeeld​, op elkaar ​afgestemd​ en op het
gemeenschappelijke ​doel gericht​ - ook door mensen te ​motiveren​ dit te doen. Hiermee moet getracht
worden naar een uitkomst die superieur is aan de uitkomst van alle individuen alleen.

3. Management​ is beheersen, beteugelen (zoals van een paard), in de hand houden van wat er in een
organisatie gebeurt.

Het begrip wordt verschillend gebruikt:
(1) als een activiteit: het tot stand brengen van de vereiste afstemming;
(2) als het geheel van instrumenten zoals risicomanagement of projectmanagement;
(3) als een aanduiding voor een groep mensen (managers) die bovenstaande moeten uitvoeren.

4. ​ rganisatie​ (​een geheel aan mensen en middelen​).
Institutionele organisatiebegrip​ gaat over een o
Voorbeeld: Het Academisch Medisch Centrum

5. Instrumenteel organisatiebegrip​ gaat over een ​systeem​ die bijvoorbeeld een ​bureaucratische
organisatie​ heeft. Dit is verwant met ​structuur​.
Voorbeeld: De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit heeft een ambtelijke organisatie.

6. Functionele organisatiebegrip​ gaat over ​organiseren​, wat nodig is om de verschillende activiteiten
van een feest zo op elkaar ​af te stemmen​ dat er een leuke bijeenkomst ontstaat voor iedereen.
Voorbeeld: Het was een gezellig feestje, maar de organisatie ervan deugde niet.

7. The visible hand​ gaat over de leiding van een manager.

8. Markt​ berust op ​ruil door partijen​ die (in principe gelijkwaardig zijn) ​onderhandelen​ met elkaar vanuit
hun eigen belang. Via ​transacties​ op de markt komt er een afstemming plaats tussen ​vraag en
aanbod​.

9. The invisible hand​ gaat over de leiding van de markt.

10. Hiërarchie​ is gebaseerd op de ​arbeidsverhouding​: er bestaat een gezagsverhouding tussen de
werknemer en de leiding. De werknemer doet wat hem of haar wordt opgedragen in ruil voor loon.

11. Managerial revolution​ is een begrip waar ​Alfred Chandler​ over spreekt in zijn boek ‘​The Visible Hand:
The Managerial Revolution in American Business​’. Hierin komt naar voor dat je de ​markt​ en ​hiërarchie
kunt zien als twee uitwisselbare manieren om zaken te doen.

12. Verticale integratie​ is het opnemen in het ​bedrijfsproces​ van een ​andere stap​ uit de ​productieketen
of het ​dienstenproces​. Er bestaan twee vormen, ​voorwaartse integratie​ en ​achterwaartse integratie​.

,13. Horizontale integratie​ is een ​samenwerking​ in ​hetzelfde deel​ van de ​productieketen​ of
dienstenproces​. Dit kan volgen uit het vormen van allianties, joint ventures, fusies of overnames. Bij
verregaande horizontale integratie kan een ​monopolie​ ontstaan.

14. Transactiekostentheorie​ verklaart de ontwikkeling - beschreven door Alfred Chandler - dat ​verticale
integratie​ (hiërarchie) ​effectiever was dan de markt​. Echter, later kwam er een ontwikkeling in de
tegengestelde richting: grote bedrijven splitsen zich op in zelfstandige eenheden - ‘terug naar de
kernactiviteiten en kerncompetenties’ werd het motto.

15. Netwerken​ of ​bolwerken​ vormen een manier om de bijdragen van verschillende mensen en groepen
op elkaar af te stemmen met het oog op een gemeenschappelijk resultaat.

16. Keten​: organisaties die onderdeel zijn van een ​waardeketen​ werken met elkaar samen: de resultaten
van de een zijn de input voor de ander. Keten en netwerken passen in een samenleving waarin
hiërarchie niet meer werkt, maar de markt nog altijd de coördinatie kan leveren die nodig is.

17. Ketenmanagement​ is het aanpassen/afstemmen en delen van informatie met anderen binnen de
keet.

18. Ideaaltypen​ zijn ​theoretische constructies​, zuivere typen, die als zodanig in de werkheidheid niet
voorkomen. In organisaties gaat het namelijk om mengvormen van hiërarchische, netwerkachtige en
marktrelaties.

19. Het ​proces van organiseren​ is een universeel verschijnsel waarin we een ​patroon​ herkennen van
taakverdeling​, ​afstemmen​/coördinatie, en doelgerichtheid. Dit proces kan niet altijd rationeel
ontworpen worden, maar moet ook door vallen en opstaan ontstaan.

20. Een ​routine​ is iets dat steeds opnieuw gebeurt. De kern van menselijk organiseren is de vorming van
routine. Dit betekent niet dat mensen alles steeds opnieuw op precies dezelfde manier doen, maar
wel dat zijn op een ​patroon​ kunnen terugvallen dat ​voldoende houvast​ geeft.

21. Karl Weick​ is een ​organisatiekundige​ die ​een theorie​ van organiseren heeft ontvouwd, waarin het
ontstaan van ​georganiseerde patronen uit het handelen van mensen​ centraal staat. Hij vergelijkt het
proces van organiseren met het vormen van een grammatica, een geheel van regels waarmee de
participanten aan het organiseren hun onderling gekoppeld gedrag kunnen vormgeven en de
onduidelijkheden daarin hanteerbaar kunnen maken.

Weick pleit voor een manier van organiseren die rekening houdt met het feit dat we niet alles kunnen
organiseren.

22. Formele arbeidsorganisaties​ hebben (1) werk dat wordt verricht ten behoeve van een klant of
opdrachtgever; (2) specifieke doeleinden; en (3) relaties tussen de betrokkenen zijn formeel
gedefinieerd.

,23. De ​kernthema’s​ van organisatiekunde zijn - in tegenstelling tot de andere thema’s - ​niet
modegevoelig​. Andere thema’s zijn: herontwerpen van organisaties met behulp van informatie- en
communicatietechnologie tot verplatting van organisaties of participatie. Kernthema’s zijn:
(1) Hoe ​verdelen​ we taken?
(2) Hoe ​wijzen​ we taken ​toe​ aan mensen en groepen?
(3) Hoe ​belonen​ we mensen voor wat ze bijdragen?
(4) Hoe ​voorzien​ we mensen van de benodigde ​informatie​?

24. Organizational design​ is het structureren van organisaties en heeft te maken met kernthema (1) ‘Hoe
verdelen we taken?’ en (2) ‘Hoe wijzen we taken toe aan mensen en groepen?’.

25. Human Resource Management​ heeft in de organisatiekunde betrekking op kernthema (3) ‘Hoe
belonen we mensen voor wat ze bijdragen?’. Ook heeft organisatiegedrag/​organizational behaviour​,
met name over het onderwerp motivatie heeft hiermee te maken.

26. Organisatiecomponenten volgens Child
Child geeft aandacht aan het feit dat elke organisatie de relaties met haar omgeving moet beheersen.
Het gaat om het vormgeven van grensoverschrijdende processen en structuren.

- Structureel (organisatie, intern)
- Basisstructuur
- Hiërarchie: niveaus, lagen, gezag, verantwoordingslijnen
- Specialisatie: rollen, groepen en eenheden
- Procedures
- Regels en normen (standaarden)
- Roosters (schedules)
- Systemen
- Procesmatig
- Integratie/coördinatie
- Beheersing en sturing (control)
- Beloning
- Grensoverschrijdend (verwevenheid organiseren en organisatie met de buitenwereld)
- Uitbesteden
- Virtuele organisatie
- Samenwerking (alliances)
- Organiseren over grenzen

, H1.3 Ontwikkeling van het organisatiedenken

1. Geen organisatieleer tot 1900
- Van toepassing op ​legers, kerken en overheidsbureaucratieen​, systematische praktijkkennis
om te organiseren en leiding te geven - vaak gebaseerd op recht.
- De manier beruste op ​standaardisatie van onderdelen en gereedschap​.

2. Moderne organisatieleer 1900 - 1950
- Om een rationele organisatie aan werknemers op te leggen ontwierpen ​ingenieurs​ systemen.
Hierdoor ontstond rond 1900 de beweging van het ​Scientific Management​. De oorsprong
daarvan ligt vooral in het werk van Frederick Winslow ​Taylor​.
- De manier beruste op ​traditie en persoonlijke verhoudingen​.
- De praktijk hiervan ontwikkelde zich onder meer in de fabrieken van ​Ford​ (1863 - 1947).
- Henry ​Fayol​ (1841 - 1925) formuleerde principes voor ​organisatiestructuren​ waarin
hiërarchie, helderheid en eenduidigheid​ voorop stonden. Zijn principes over ​staf- en
lijnorganisatie, eenheid van leiding en eenheid van beleid spelen​ tot in onze tijd een rol in
grote hiërarchische organisaties.

3. Interdisciplinaire academische organisatieleer 1950 - 1980
- Meer dan ingenieurs hadden onderzoekers, met een ​gedragswetenschappelijke achtergrond​,
oog voor feitelijke effecten van organiseren. Dit zorgde voor een ​verbreding van kennis​.
- De ​empirische aanpak​ leidde ertoe dat er een toenemend inzicht kwam in verschillen tussen:
- mensen​ die er werken en wat zij van hun werk verwachten
- het soort dat in de organisatie gedaan wordt (technologie)
- de omgeving​ waarin de organisatie opereert (verandering, complexiteit, etc.)
- De toenemende aandacht voor de ​menselijke factor​ leidde ertoe dat vooral vanaf ​1960​ er
toenemende aandacht was voor de afstemming tussen menselijke behoeften en de
organisatie. Thema’s als ​motivatie, leiderschap, team functionerende​ leren kwam op de
organisatiekundige agenda met auteurs die nog steeds veel in leerboeken geciteerd worden
zoals Maslow en Shein.
- Contingentiebenadering​ houd hier in dat structuren rekening moeten houden met de
omstandigheden waarin ze functioneren.
- Macht​ werd een belangrijk thema in 1970.
- Herbert ​Simon​ ontdekte dat managers geen optimale beslissingen nemen maar alleen
bevredigende, omdat ze beperkt zijn in informatie en rekenvermogen.
- Systeemdenken

4. Groei en differentiatie van de organisatieleer 1980 - heden
- Organisaties kregen te maken met een ​hoog tempo van veranderingen​. Men was op zoek
naar nieuwe organisatievormen als antwoord op ​globalisering​, ​nieuwe technologie​,
kenniseconomie​, ​extreme concurrentie​ en het toegenomen belang van
sociale verantwoording​.
- Toenemende mate van het ​economische denken​.
- De ​omgeving​ zelf van organisatie werd meer onderzocht.
- Toenemende aandacht voor ​marktgerichtheid, concurrentie, netwerken en ketens​.
- Verandermanagement/Change Management​.
- Adviesbureaus​ voor praktijkkennis.
- Instrumenten​ zoals: ​Business Process Redesign​, ​Lean Manufacturing​, ​Agile Management​.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marcbolhoven. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.23  14x  sold
  • (2)
Add to cart
Added