Samenvatting psychologie
Pedagogie
H1: Pedagogie een inleiding
1.1. Opvoeden en pedagogiek
Baby = lichamelijk kwetsbaar + afhankelijk
verzorger = verantwoordelijk
Naarmate het kind ouder wordt verandert de intensiteit van de hulp, de opvoeding of begeleiding
Dynamiek dat steeds aangepast moet worden
Baby: lichamelijk weerbaarder en geestelijk zelfstandiger
Volwassene: aandacht, liefde, verantwoordelijkheden
Kind heeft veiligheid nodig om de wereld te ontdekken en te ervaren waar zijn mogelijkheden en
beperkingen zijn
2 soorten:
1. Emotionele veiligheid: mate van geborgenheid
(context creëren waarin patiënten durven te praten)
2. Fysieke veiligheid: situatie
(hulpverlener die fysiek geweld, seksueel misbruik, … aanpakt
Pedagogie/ opvoedingswetenschappen = de wetenschap die ‘opvoeden’ als object heeft, m.a.w. het
denken rond opvoeden staat centraal.
- Welke wijze van opvoeden komt het best tot zijn recht?
- Welke invloed heeft de opvoeder op de ontwikkeling van het kind?
- Wat betekent zelfstandigheid?
- Wat betekent afhankelijkheid?
- Wat betekent volwassenheid?
Langeveld: herkend een patroon bij volwassenen
“In alle dynamiek openbaard zich een plan, lijn, doelstelling, gebondenheid van wat men
zichzelf heeft opgelegd.”
Opvoeden =
- Iemand helpen een mate van zelfstandigheid en stabiliteit bij te brengen
- Het kind helpen zowel lichamelijk als geestelijk volwassen te worden
- Einddoel (=volwassenheid) bereikt? opvoedingsrelatie wordt een relatie tussen 2
volwassenen, een intensieve band is mogelijk
,Volwassenheid: volgroeid zijn lichamelijk
18 jaar in de praktijk
20 à 25 jaar vooraleer iemand geestelijk volgroeid is (= cognitieve volwassenheid)
(voor die tijd is het kind aangewezen op de hulp van zijn opvoeders)
Voorlopige doelen: kleine doelen, zoals bv leren lopen, relaties aangaan, …
* tussentijdse stappen in de opvoeding
* korte termijn doelstellingen
* veel oefening haalbaar
Opvoeden is een proces: tijd en veranderingen (lichamelijk en fysiek) dit zijn 2 kenmerkende
elementen van een proces
Education permanente:
* voortdurende opvoeding
* bij volwassenen spreekt men van begeleiding of vorming omdat volwassenen verantwoordelijk
zijn voor hun doelen, kinderen niet
1.2. Mogelijkheden en beperkingen
Wisselwerking: opvoeders en kind beïnvloeden elkaar
* kind heeft een drang om zich te ontwikkelen, wordt beïnvloed door innerlijke en uiterlijke factoren
- Innerlijk (nature): erfelijkheid
- Uiterlijk (nurture): milieu, omgeving, situatie
Ontwikkeling van het kind wordt beïnvloed door 1 zijn mogelijkheden en beperkingen, 2 de
omstandigheden waarin het kind opgroeit
Normaal kind, normale opvoeding:
‘normaal’ wil zeggen: alle schakeringen in het leven die mogelijk zijn en als zodanig voorkomen
zonder dat ze tot opvoedingsproblemen leiden,
datgene dat als normaal geldt in een bepaalde cultuur en tijdsvlak
Zelfstandigheid is een kernbegrip bij volwassenheid
(niet normaal = orthopedagogie = mensen met een mentale en/of fysieke beperking en mensen die
zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden)
1.2.1. Problemen in de opvoeding
Meestal kleine problemen, tijdelijk van aard. Ze verdwijnen vaak vanzelf. Door geduld, tact,
creativiteit en humor kan de opvoeder ermee om.
Bv: wanneer een kind niet wil eten, wanneer het stiekem een koekje pakt, …
,Problemen kunnen ook van een grotere aard zijn.
Bv: een kind dat slechthorend is, waarvan de ouders het niet meteen doorhebben. Het kind kan zich
hierdoor nogal opstandig gedragen, omdat hij dingen niet begrijpt.
Hier kunnen we een duidelijke oorzaak geven voor het probleem.
1.2.2. Orthopedagogiek als deel van de pedagogiek
Orthopedagogiek = Onderzoekt welke factoren in het opvoedingsproces verstoord zijn, wat de
oorzaken zijn, hoe de omgeving hierop een invloed heeft en wat de mogelijke oplossingen zijn.
Oplossingen kunnen zijn: aanpassing in leermethoden, gesprekken voeren, …
Niet specifiek gericht op kinderen, maar op iedereen die behoefte heeft aan begeleiding
(volwassenen dus ook).
Doel: persoon helpen om zich zo optimaal mogelijk te kunnen ontplooien, zodat deze zo
zelfstandig mogelijk kan functioneren
Bij complexe hulpsituaties zijn hulp en begeleiding gewenst en vaak noodzakelijk. De aard van de
hulp is sterk afhankelijk van de soort problemen die er zijn.
Bijna ook altijd een wisselwerking tussen verschillende factoren, bv kind-omgeving. Soms gedrag
aanpassen, soms omgeving.
Orthopedagogische vraagstelling:
Elk kind (persoon) van zwakzinnigheid tot begaafd, van normaal tot ernstig gedraggestoord, is in
staat in zijn gedrag de juiste vraag om aangepast opvoeden te stellen. De opvoeder moet de kunst
leren verstaan om deze vraag te lezen.
De opvoeder is minder bekwaam in het lezen dan het kind in het stellen van de vraag. Naarmate de
opvoeders, natuurlijke en beroepsmatige, sneller en beter de vraag leren lezen, behoeven zij minder
antwoorden uit te proberen. Het is niet zonder risico als langere tijd een verkeerd antwoord wordt
gerealiseerd, door te lang experimenteren, door onkunde of eenzijdige theoretische opvatting.
Opvoeders ervaren dat het functionele opvoedproces waarin een persoon zich bevindt, hapert of
stokt. In zijn gedrag demonstreert de persoon aan welke bijzondere accenten in relatie,
klimaatscheppen en situatie-hanteren de behoefte heeft om zijn ontwikkeling weer vlot te krijgen.
Mark een jongen van 9 met een verstandelijke handicap zou zijn orthopedagogische
vraagstelling als volgt kunnen formuleren
Ik ben een mens zoals jullie allemaal. Dus ga na wat elk mens wenst en nodig heeft voor zijn
persoonlijk leven. Maar dat moet voor mij wel afgestemd zijn op mijn mogelijkheden. Die zijn, zoals je
weet, beperkter dan de meeste van jullie.
Maar wat ik zelf kan, daar heb ik geen hulp bij nodig. Laat mij maar mijn eigen tempo dingen leren en
oefenen. Wel ben ik gevoelig voor aandacht. Gezelligheid doet me goed, zowel de persoonlijke als
materiële sfeer is van invloed op mijn welbehagen en welzijn.
Ik wil erbij horen, zonder dat anderen steeds naar mij kijken en soms grinnikend verder lopen.
In de orthopedagogiek komen de problemen scherper naar voren, de weerstanden zijn hardnekkiger
en de grenzen van mogelijkheden zijn duidelijker dan in de algemene pedagogiek.
, H2: Opvoedingsdoelen en -middelen
1.3. Opvoedingsdoelen op korte en lange termijn
Voorlopige doelen: doelen op korte termijn, snel haalbaar. Ze hebben een positieve invloed en zijn
stimulerend.
In principe vormen korte termijn doelstellingen de basis voor een doel dat moeilijker realiseerbaar is:
een doel op lange termijn. (bv: het maken van een school-/ beroepskeuze)
Onvolledige doelen: binnen de orthopedagogiek, omdat het ‘normale’ niet altijd in alle opzichten
bereikt is.
Hulp bij mensen met een handicap: doel: de beperkingen te verminderen en met de handicap leren
omgaan
Dit door de zelfredzaamheid en de sociale redzaamheid centraal te stellen
zelfredzaamheid = zichzelf leren verzorgen (bv tanden poetsen)
sociale redzaamheid = sociale vaardigheden om in deze maatschappij te kunnen
functioneren (bv sociale contacten leggen)
- Wanneer de zelfredzaamheid en de sociale redzaamheid stijgt, is er een daling van de hulp
van derden.
- Kind leert met vallen en opstaan
- Niveau van ‘volwassenheid’ zoals binnen de pedagogiek is haalbaar
- Niveau van ‘volwassenheid’ zoals binnen de orthopedagogiek is niet haalbaar
1.4. Het bepalen en formuleren van opvoedingsdoelen
Doelen moeten vertaald worden in functie van: 1. Het niveau van de patiënt, 2. Hun achtergrond en
3. De omstandigheden waarin ze zich bevinden
Bepalen en formuleren van doelstellingen voor patiënten gebeurt op basis van de vier krachtbronnen
van intelligentie:
1. Het cognitief niveau
= alle activiteiten die te maken hebben met het verstand, intellect en denken
DOEL: geheugen, herinnering en reproductie van iets dat al geleerd is geweest
Bv: noemen van een feit, noemen van een procedure, begrijpen
2. Het affectief niveau
= alle dynamisme die ons gedrag in een bepaalde richting sturen
DOEL: gevoelsaspect, emotie, aanvaarding en verwerping
Bv: aandacht voor iets hebben, aanvoelen, voldoening hebben
3. Het psychomotorisch niveau
= beheersing van motorische en lichamelijke vaardigheden
DOEL: motoriek
Bv: kunnen nadoen, vaardigheid bezitten, automatisch
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisemees. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.