100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting ALLE hoorcolleges van Burgerlijk Recht 2 $5.03   Add to cart

Summary

Samenvatting ALLE hoorcolleges van Burgerlijk Recht 2

 43 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle hoorcolleges van het vak Burgerlijk Recht 2 (RUG, bachelor, 2e jaar) uit collegejaar . Vrijwel letterlijk meegeschreven en de arresten uitgewerkt.

Last document update: 3 year ago

Preview 8 out of 100  pages

  • January 8, 2021
  • January 12, 2021
  • 100
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoorcolleges Burgerlijk Recht 2
College 1: Vertegenwoordiging
Introductie
Nu is het heel logisch dat vertegenwoordiging bestaat, maar dat heeft duizenden jaren niet bestaan.
In het Romeinse recht kom je de figuur van vertegenwoordiging helemaal niet tegen. Die bestond
niet. De Romeinen waren eigenlijk heel praktisch. De Romeinse juristen voorzagen allerlei
fenomenen van een juridisch etiket. Ze goten de werkelijkheid in juridische concepten en ontstegen
daarmee de werkelijkheid niet. Als je dan denkt in de termen van vertegenwoordiging, het concept
van vertegenwoordiging is iets wat nieuw is, iets dat men niet ziet. Zonder de figuur van
vertegenwoordiging zouden rechtspersonen niet bestaan, dan zouden de bedrijven niet bestaan die
we nu hebben. Natuurlijke personen vertegenwoordigen bedrijven, middels vertegenwoordiging
binden zij het bedrijf aan overeenkomsten en dergelijke. Het rechtspersonenrecht is een gevolg van
de uitvinding van de figuur van vertegenwoordiging. Het recht heeft op die manier ook faciliterend
gewerkt voor het kapitalisme zoals we dat nu kennen. Bij de Romeinen was alles een kwestie van
afsprakenrecht: als een Romein op vakantie wilde naar Egypte en dus een tijdje niet op zijn landgoed
was, dan kon hij zelf geen handelingen verrichten ten behoeve van zijn eigen landgoed en dan droeg
hij zijn gehele vermogen over aan een hele goede vriend, zodat die vriend zijn vermogen kon
beheren en overeenkomsten kon sluiten ten behoeve van zijn landgoed. Dit bracht risico’s met zich
mee, want soms kwam een Romein terug en dan wilde die “goede” vriend het niet terug geven. Het
was allemaal omslachtig, door middel van vertegenwoordiging werd dit makkelijker maar werden
ook nieuwe problemen gecreëerd. We gaan met name kijken naar de problemen van
vertegenwoordiging. Regels zijn er om een oplossing te bieden als er problemen zijn. Als er geen
problemen zijn, heb je geen regels nodig.

Terugblik: verschil tussen goederen- en verbintenissenrecht
Goederenrecht Verbintenissenrecht
Relatie persoon en goed Relatie persoon en persoon
Absolute rechten Relatieve rechten
Rechtszekerheid Autonomie, vertrouwen
Dwingend recht Regelend recht
Vormvoorschriften Consensualisme (3:37)
Gesloten systeem (3:81) (Half)open systeem (6:1)
Gedetailleerde normen Open normen (6:2, 162, 248)

Net zoals bij Burgerlijk Recht 1 zijn er twee componenten in dit vak: goederenrecht en
verbintenissenrecht. Bij BUR1 zijn we begonnen met het goederenrecht en vervolgens kwam het
verbintenissenrecht aan de orde. Bij dit vak doen we het andersom: eerst het verbintenissenrecht en
daarna het goederenrecht. Even om terug te komen op wat de verschillen waren tussen het
goederen- en verbintenissenrecht.

Ten eerste is er een verschil in het object. In het goederenrecht staat de relatie tussen een persoon
en een goed centraal. Wat zijn de bevoegdheden die de eigenaar/vruchtgebruiker heeft ten aanzien
van de zaak? In het verbintenissenrecht staat de relatie tussen personen centraal. Een persoon kan
ook zijn een rechtspersoon. Je kan eigenlijk zeggen dat het verbintenissenrecht een ‘omgangsrecht’
is: hoe gaan mensen met elkaar om? Wat mogen ze van elkaar verwachten?

In het goederenrecht zijn de rechten absoluut. Zij gelden ten opzichte van eenieder. Als je eigenaar
bent, dan gelden de bevoegdheden die je uit hoofde van die hoedanigheid hebt, gelden die ten

,opzichte van iedereen. Het verbintenissenrecht geldt alleen ten opzichte van bepaalde personen. Het
gaat om rechten die in een bepaalde relatie geldend kunnen worden gemaakt (relatieve rechten).

In het goederenrecht is de rechtszekerheid van groot belang en daar zit ook een bepaalde
economische kant aan: het is belangrijk dat je kunt zien wie eigenaar is van een stuk grond. Bijv. stel
je voor in een sloppenwijk in Brazilië is iemand die heeft een bedrijfje en in die sloppenwijk wonen
miljoenen mensen, die gaan naar school etc., dat bedrijfje loopt best goed. De eigenaar wil daarom
zijn bedrijfje uitbreiden en een mooi huisje bouwen. Hij heeft daarvoor geld nodig. Wat doe je
normaal gesproken als je geld nodig hebt? Dan ga je naar een bank en die bank leent je geld. Dit lukt
vaak niet in sloppenwijken, omdat daar niet duidelijk is van wie die grond is. Wat er dan gebeurt, als
iemand naar de bank gaat, dan kan hij wel mooie bedrijfsresultaten laten zien, maar zo’n bank zal
geen geld lenen, want de bank wil zekerheid hebben dat als het onverhoopt toch misgaat, dat de
bank een hypotheekrecht heeft. Als niet duidelijk is dat iemand eigenaar is van de grond, gaat de
bank geen hypotheekrecht vestigen. Als er dus geen goed geordend systeem van kadasters is, zodat
niet duidelijk is dat iemand eigenaar is van een stuk grond, dan wordt het moeilijk om economisch te
groeien. Er is wel potentie, maar die wordt niet verwezenlijkt. Het verbintenissenrecht gaat om hele
andere beginselen, zoals autonomie en vertrouwen, dat je zelf bepaalt met wie je een overeenkomst
sluit. Als iemand jou iets mededeelt over de eigenschappen van die zaak, dat je daarop mag
vertrouwen, anders is het wellicht non-conform. Als de verkoper een verklaring doet over de
eigenschappen van een zaak, hoef jij als koper geen onderzoek meer te doen, je mag dan op die
verklaring vertrouwen. Dit bespaart tijd en geld, dus is efficiënt.

Het goederenrecht kent dwingend recht en vormvoorschriften. Bijv. een notariële akte (art. 3:89 lid
3) vereist voor de levering. Over het algemeen is het goederenrecht dwingend recht, behalve als het
gaat om de bescherming van zwakke partijen, dus natuurlijke personen die niet handelen in de
uitoefening van een beroep/bedrijf (consumenten) worden in een aantal gevallen beschermd omdat
zij minder kennis (kunnen) hebben. In het verbintenissenrecht is er consensualisme, de enkele
wilsovereenstemming is voldoende voor het sluiten van de overeenkomst. Dit blijkt uit art. 3:37 lid 1
BW, waarin staat dat een verklaring in iedere vorm kan geschieden en zelfs in een gedraging besloten
kan liggen, tenzij de wet anders bepaalt. Dit hangt ook weer samen met het vertrouwensbeginsel, als
iemand iets zegt of zich op een bepaalde manier gedraagt, mag je hierop vertrouwen.

Het goederenrecht is een gesloten systeem. In art. 3:81 lid 1 BW staat dat degene die rechthebbende
is ten aanzien van een zelfstandig en overdraagbaar goed binnen de grenzen van dat recht een van
de in de wet genoemde beperkte rechten kan vestigen op dat goed. Dus als je een beperkt recht wil
vestigen, dan moet je dit doen met de in Boek 3 of 5 genoemde rechten. Je bent dus gebonden aan
wat de wet aanreikt. Het verbintenissenrecht is een (half)open systeem, want in art. 6:1 BW staat dat
verbintenissen ontstaan indien dat uit de wet voortvloeit. ‘Voortvloeit’ is iets ruimer dan wanneer
dat in de wet ‘staat’. Bijv. de aansprakelijkheid wegens afgebroken onderhandelingen, als je in een
vergevorderd stadium bent in de onderhandelingen en dan opeens een van de partijen zich
terugtrekt, dan kan hij aansprakelijk zijn voor de kosten die de ander heeft gemaakt en soms zelfs
voor de gederfde winst. Dit is niet gebaseerd op een onrechtmatige daad, maar op de redelijkheid en
billijkheid. Dit staat wel in de wet (art. 6:248 BW), maar aansprakelijkheid voor afgebroken
onderhandelingen is nergens in de wet zo geregeld. Ander voorbeeld is de bijzondere zorgplicht, de
HR heeft gezegd dat bepaalde hele sterke en deskundige partijen (banken en verzekeraars) een
maatschappelijk belangrijke functie hebben en op hen rust een bijzondere zorgplicht wanneer zij met
een particulier een contract sluiten. De particulier moet extra goed geïnformeerd worden over de
risico’s of zelfs iets worden afgeraden. Het kan soms zo zijn dat er geen sprake is van dwaling, de
zwakke partij die die overeenkomst heeft gesloten kan die niet vernietigen op grond van dwaling,
maar soms wel op grond van schending van die bijzondere zorgplicht. Dit staat nergens in de wet,
maar vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid. In het goederenrecht zijn er veel gedetailleerde
normen en in het verbintenissenrecht veel meer open normen, denk aan art. 6:2, 6:162 en 6:248 BW.

,Te behandelen onderwerpen van dit college:
 Begrippen van directe en indirecte vertegenwoordiging, volmacht en lastgeving
 Volmacht: ontstaan, einde, kenmerken en onbevoegde vertegenwoordiging

Directe en indirecte vertegenwoordiging, volmacht en lastgeving
Terminologie vertegenwoordiging (en volmacht)
 Vertegenwoordigde = de principaal, de achterman (A) (de volmachtgever)
 Vertegenwoordiger = de tussenpersoon (T) (de gevolmachtigde)
 Derde = de wederpartij (D)

Typerend bij vertegenwoordiging is dat je altijd drie partijen hebt. Ten tweede is typerend dat de
rechtshandelingen die de tussenpersoon (vertegenwoordiger) verricht in werking treden voor de
achterman (vertegenwoordigde). Er is dus een splitsing voor degene die handelt en degene voor wie
de consequenties van die handeling zijn. Dit betekent dat die tussenpersoon ertussen uitvalt. De
tussenpersoon sluit als vertegenwoordiger van de achterman een koopovereenkomst met de derde.
De achterman en de derde zijn dan partij bij de overeenkomst, de tussenpersoon is geen partij.

De voordelen hiervan zijn dat het efficiënt is en geen risico als de tussenpersoon (vertegenwoordiger)
failliet gaat. Je kan dus ook je actieradius verhogen: je kan dus op het strand liggen en ondertussen
schilderijen kopen als je vertegenwoordigers aanstelt. Het is eigenlijk een soort van ‘klonen’, je kan
niet op twee plaatsen tegelijkertijd zijn, maar door de figuur van vertegenwoordiging kan dat wel
degelijk. De nadelen zijn dat het voor de derde onduidelijk kan zijn met wie hij een overeenkomst
sluit, met de persoon die tegenover hem zit of degene met wie ze communiceren? Er kunnen dus
bepaalde risico’s aanzitten, is de persoon met wie hij een overeenkomst sluit wel goed voor zijn geld?
Is hij wel te vertrouwen? Overeenkomsten sluiten is vaak ook een kwestie van vertrouwen, iemand in
de ogen kunnen kijken, dat heb je niet bij vertegenwoordiging. Stel je voor dat de vertegenwoordiger
eigenlijk onbevoegd is en hoe houdt de achterman controle over de tussenpersoon?

T is vrachtwagenchauffeur bij bedrijf A. T rijdt te hard en veroorzaakt een ongeluk waarbij D schade
lijdt. D spreekt A aan voor de schade. Hier heb je een geval waarin T handelt en de gevolgen voor de
werkgever zijn; aansprakelijkheid voor ondergeschikten (art. 6:170 BW). Is dit nou
vertegenwoordiging? Dit is geen vertegenwoordiging, want bij de definitie van vertegenwoordiging
gaat het steeds om rechtshandelingen die door de tussenpersoon worden verricht en waarbij de
gevolgen voor de achterman zijn. Een onrechtmatige daad, waarvan in deze korte casus sprake is, is
geen rechtshandeling!

Donald wil een schilderij op een veiling kopen, maar hij wil niet dat bekend wordt dat hij het schilderij
heeft gekocht. Er kunnen hiervoor allerlei legitieme redenen zijn, waarom je als achterman uit beeld
zou willen blijven. Hier biedt indirecte vertegenwoordiging een oplossing.

Directe (onmiddellijke) vertegenwoordiging Indirecte (middellijke) vertegenwoordiging
T koopt in naam van A (en dus voor rekening T koopt in eigen naam, maar voor rekening van
van A) een fiets van D. A een fiets van D.
A en D zijn partij bij de overeenkomst. De T valt T en D zijn partij bij de overeenkomst. D levert
hiertussen uit. D levert de fiets aan A. de fiets aan T.
BW verstaat dit onder ‘vertegenwoordiging’. Na levering houdt T de fiets direct voor A (art.
3:110 BW); hij wordt houder van de fiets. De
fiets komt niet in het vermogen van T terecht.

Deze figuur van de indirecte vertegenwoordiging is ontworpen om aan de problemen en de belangen
tegemoet te komen. De achterman blijft dan helemaal uit beeld. Hij heeft wel de voordelen, maar

,blijft zelf uit beeld. Echter, ook dit kan problemen opleveren. Stel dat de tussenpersoon niet betaalt,
dan kan de derde de tussenpersoon aanspreken, maar wat als de tussenpersoon geen verhaal biedt?
Kan de derde dan toch niet de achterman aanspreken? In bepaalde gevallen zijn er wettelijke
regelingen dat de derde toch over de tussenpersoon kan springen naar de achterman, hiervoor is dan
wel een wettelijke grondslag nodig en die overeenkomst biedt die grondslag niet, want die derde
heeft alleen een overeenkomst gesloten met de tussenpersoon. Zo zie je maar weer dat iedere
oplossing weer zijn eigen problemen creëert.

Volmacht
In de wet zie je de figuur van de volmacht in art. 3:60 lid 1 BW, dit is de bevoegdheid, om in naam
van een ander, rechtshandelingen te verrichten. Dat ‘in naam van een ander’ en ‘rechtshandelingen
verrichtten’ dat is dus de kern van vertegenwoordiging. Door middel van schakelbepalingen heeft die
titel (art. 3:78 en 3:79 BW) een ruimer bereik. Dan gaat het om directe (onmiddellijke)
vertegenwoordiging.

Lastgeving
De tweede figuur die geschetst wordt, zie je bij de lastgeving (art. 7:414 BW), dit is een
overeenkomst van opdracht, waarbij de lasthebber zich verbindt, om rechtshandelingen te
verrichten, voor rekening van de lastgever. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in het handelen
van de lasthebber in naam van de lastgever of het handelen van de lasthebber in eigen naam. Als de
lasthebber handelt in naam van de lastgever, dan is dit directe vertegenwoordiging. Handelt de
lasthebber in eigen naam, dan is dit indirecte vertegenwoordiging.

Als je de voordelen wilt realiseren van de indirecte vertegenwoordiging, dat er dus geen
overeenkomst ontstaat tussen de achterman en de derde, maar alleen tussen de derde en de
tussenpersoon, dan zal je moeten kiezen voor lastgeving (en dan wel de variant die is aangeduid als
indirecte vertegenwoordiging).

Volmacht
Veel gestelde vragen bij volmacht: wie kan ik als vertegenwoordiger benoemen? Hoe doe ik dat
(overeenkomst, schriftelijk)? Wat als de vertegenwoordiger zijn bevoegdheden overschrijdt? Wat als
ik/vertegenwoordiger overlijd(t), failliet gaat of onder curatele wordt gesteld?

Er zijn ook veel verschillende contexten: ouders/kinderen, bestuurders/ondernemingen,
advocaat/cliënt, makelaar/cliënt. Dit betekent dat het ook heel moeilijk is om al die verschillende
contexten te vatten in een regeling. Dit betekent dat er ook geen algemene afdeling is over
vertegenwoordiging. Er is een algemene afdeling over het sluiten van overeenkomsten en over
rechtshandelingen, maar geen algemene afdeling over de vertegenwoordiging. Wat er het meest in
de buurt komt is de volmacht, met name door de schakelbepalingen waardoor hij een ruimer bereik
heeft. Dus je zal als je wordt geconfronteerd met een vertegenwoordigingsvraag ook goed moeten
zoeken, afhankelijk van de context, of er een speciale regeling is in bijv. Boek 1, 2, 4 of 7.

Art. 3:60 lid 1 BW: verlening van bevoegdheid aan een ander tot het verrichten van
rechtshandelingen in naam van de volmachtgever. De ander is T, de volmachtgever is A.

De wilsvertrouwensleer (art. 3:33-35 BW) is van belang: is er een rechtshandeling tot stand gekomen
en heeft iemand voor zichzelf (in eigen naam) of als vertegenwoordiger van een ander (in naam van
een ander) gehandeld?

De volmacht eist dat er in naam van de achterman wordt gehandeld. Hoe kom je erachter? Dat is een
kwestie van algemene regels, die bepalen of een overeenkomst tot stand gekomen en bepalen ook
tussen wie die overeenkomst dan geldt. Wat je ziet, is dat er veel jurisprudentie is over verschillende

,mensen (makelaars, advocaten, deurwaarders) en dat gaat dan over de vraag of zij
vertegenwoordigingsbevoegd zijn. Het uitgangspunt is het vermoeden dat als je onderhandelt over
een overeenkomst, dat je dit doet voor jezelf. Er moet een concreet aanknopingspunt zijn voor de
gedachte dat je vertegenwoordiger bent, de uitzondering waar rechters van uitgaan is dat de aard
van de overeenkomst met zich mee kan brengen dat er een uitzondering wordt gemaakt en tevens
de functie die iemand heeft kan een uitzondering maken. De veronderstelling is eigenlijk dat als
iemand in een bepaalde functie wordt benoemd, dan is hij vertegenwoordigingsbevoegd voor zover
dat noodzakelijk is om de verplichtingen die met die functie samenhangen te kunnen uitoefenen.
Bijv. als je een advocaat benoemt om een procedure te beginnen, dan wil dit niet automatisch
zeggen dat die advocaat vertegenwoordigingsbevoegd is voor wat betreft de schikking. Zo’n advocaat
is vaak wel weer vertegenwoordigingsbevoegd om bepaalde verklaringen op zich te nemen, denk aan
een stuiting van een verjaringstermijn.

Ontstaan en einde van de volmacht:
 Ontstaan
o Uitdrukkelijke of stilzwijgende verlening (art. 3:61 lid 1 BW)
 Einde
o Overlijden van de volmachtgever (art. 3:72 BW)
o Faillissement en curatele van hetzij de achterman, hetzij de tussen persoon
o Herroeping van de vertegenwoordigingsbevoegdheid door de achterman
o Echter, ook derdenbescherming (art. 3:76 lid 1 BW) (wat gebeurt er als de volmacht
ophoudt te bestaan en de derde daarvan niet op de hoogte is?)

Oefenvragen: ja of nee?
 Moet de gevolmachtigde de volmacht accepteren?
o Nee. Het is een bevoegdheid. Je kan er dus voor kiezen om hem niet uit te oefenen.
Dit is een verschil met de lastgeving, dit is geen overeenkomst. Deze bevoegdheid
wordt eenzijdig gegeven en je hoeft hem dus niet te accepteren.
 Kan volmachtgever de rechtshandeling waarvoor hij een volmacht verstrekt, nog zelf
verrichten?
o Ja. Dit is juist de bedoeling van zo’n vertegenwoordigingsbevoegdheid, dat je je
actieradius vergroot. Als je jezelf klem zet, is er nog steeds maar één persoon die iets
voor jou kan doen. Het werkt dus niet privatief, je houdt zelf ook nog de
mogelijkheid.
 Is de gevolmachtigde verplicht om zijn volmacht te gebruiken?
o Nee. Het is een bevoegdheid en dus geen overeenkomst of verplichting.
 Kan een minderjarige optreden als gevolmachtigde?
o Ja. Art. 3:63 BW, dit vloeit voort uit het autonomiebeginsel. Als jij vertrouwen hebt in
een minderjarige, dan is dit jouw vrijheid/risico.
 Kan de gevolmachtigde zijn volmacht ‘doorgeven’?
o Nee, daar stelt de wet beperkingen aan. Onder bepaalde omstandigheden kan het,
maar dit is geen automatisch gegeven. Dit vloeit ook weer voort uit het
autonomiebeginsel, je stelt iemand aan voor zijn bepaalde kunde etc. Deze persoon
zou niet zomaar zijn bevoegdheid moeten kunnen doorgeven aan jan en alleman.
 Moet de gevolmachtigde de identiteit van de achterman onthullen?
o Nee. Dit ziet op het probleem dat je met die derde kan hebben, is de achterman te
vertrouwen? Tegelijkertijd staat hier tegenover het belang van de achterman om
buiten beeld te blijven. De wet kiest er hiervoor om te zeggen in art. 3:67 BW dat
binnen een redelijke termijn de derde wel moet weten met wie hij uiteindelijk
zakendoet. Je mag het stilhouden, maar binnen een redelijke termijn moet je op een
gegeven moment dus wel de identiteit bekend maken.

,Onbevoegde vertegenwoordiging
De werknemer T sluit op naam van bedrijf A een ICT koop- en onderhoudscontract ter waarde van
75.000 euro per jaar met D. T was slechts gevolmachtigd om contracten af te sluiten tot een bedrag
van 50.000 euro per jaar. T is dus onbevoegd, hij is een zogenaamde pseudogevolmachtigde. Is A
gebonden aan de overeenkomst die T namens haar sloot en zo nee, kan zij daaraan toch gebonden
raken?




Als je constateert dat er geen of een ontoereikende volmacht is, dan is het uitgangspunt dat de
achterman niet gebonden is. Dit blijkt a contrario uit art. 3:66 lid 1 BW, waarin staat dat de gevolgen
van een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn volmacht uitgeoefende
rechtshandelingen voor rekening zijn van de achterman. Dit betekent dus a contrario dat wanneer de
gevolmachtigde de grenzen van zijn bevoegdheid overschrijdt, de achterman niet gebonden is. Dit
vloeit voort uit het autonomiebeginsel. Echter, als de wet hier zou ophouden, zou de
vertrouwensbescherming van de derde in de knel komen, daarom zijn er twee mogelijkheden die als
resultaat hebben dat de achterman toch gebonden is ondanks dat de tussenpersoon
pseudovertegenwoordiger was.

De eerste mogelijkheid is bekrachtiging (art. 3:69 BW), de achterman wil toch gebonden zijn omdat
hij het een goede overeenkomst vindt.
 Bekrachtiging heeft terugwerkende kracht (ex tunc), dus de overeenkomst komt tot stand op
het moment waarop hij is gesloten door de tussenpersoon. Die beperkte
vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt dus met terugwerkende kracht geheeld.
 Het heeft geen werking in geval de derde er ook achter komt tijdens het sluiten dat de
tussenpersoon onvoldoende vertegenwoordigingsbevoegd was (art. 3:69 lid 3 BW) en dit
communiceert aan de achterman. Het is dan te laat om te bekrachtigen.
 In de wet staat nergens dat die bekrachtiging aan een bepaalde vorm is gebonden, dus dit
betekent automatisch dat bekrachtiging stilzwijgend kan plaatsvinden (art. 3:37 lid 1 BW).

De tweede mogelijkheid is vertrouwensbescherming (art. 3:61 lid 2 BW). Als er sprake is van een
discrepantie tussen wil en verklaring, dan wordt het vertrouwen van de derde beschermd onder
omstandigheden (art. 3:35 en 3:11 BW), iets soortgelijks doet zich hier ook voor.
 In dit geval heeft de derde er gerechtvaardigd op vertrouwd dat er een (toereikende)
volmacht was verleend aan de tussenpersoon.
 Als je kijkt naar de tekst van de wet, wordt er gezegd dat het vertrouwen van de derde
berust op een verklaring of een gedraging van de achterman. Dit wordt aangeduid met het
‘toedoen’-beginsel. Dit hangt ook weer samen met het autonomiebeginsel, je kan alleen
maar gebonden worden als je iets hebt gedaan.
 Het toedoen-beginsel kan eng worden geïnterpreteerd, dat de achterman iets concreets
moet hebben gedaan of gecommuniceerd waarop de derde is afgegaan (schuld). Dit is de

, klassieke benadering en dit is eigenlijk wat je met zoveel woorden in de tekst van de wet
terugvindt.
 Maar die benadering is achterhaald, er is een nieuwe benadering in de rechtspraak. Daarin
wordt meer gedacht in termen van risicoverdeling. De moderne benadering ziet erop of de
achterman (mede) verantwoordelijk is voor het ontstaan of voortbestaan van een situatie
waarin de derde mag aannemen dat de tussenpersoon bevoegd is (risico)?
 Het gaat dus niet altijd meer om schuld, maar meer om wat een juiste risicoverdeling is.
Verwijtbaarheid is nog altijd belangrijk maar het is niet langer meer doorslaggevend.

Felix/Aruba-arrest
F onderhandelt met de luchthavenmeester (LHM) van de Arubaanse luchthaven omdat F de
afhandeling van kleine vluchten wilde verzorgen. F maakt daartoe kosten (o.a. een verbouwing).
Vervolgens blijkt na een jaar dat de LHM onbevoegd was en dat afhandeling alleen verzorgd mag
worden door Air Aruba, zodat F zijn bedrijf moet staken. Voor deze casus is van belang dat er nog
geen overeenkomst tot stand was gekomen, maar F zijn verwachting was dusdanig dat hij het
gerechtvaardigd vond om allerlei investeringen te doen. De luchthavenmeester liet hem ook in die
waan. Uiteindelijk vorderde F schadevergoeding, bestaande uit twee componenten: enerzijds de
kosten die hij had gemaakt, anderzijds ook de winst die hij zou hebben gehad als die overeenkomst
tot stand zou zijn gekomen. De kosten die werden vergoed door de rechter, maar de winst niet.

De Hoge Raad oordeelt: een overheidsorgaan kan ook gebonden zijn, door het gedrag en de
verklaring van een functionaris die niet vertegenwoordigingsbevoegd is, in verband met de positie
die de functionaris inneemt, daar kan je bepaalde verwachtingen aan ontlenen. En ook de
ondoorzichtigheid van de interne bevoegdheidsverdeling van wie nou waarvoor bevoegd is, is niet
altijd duidelijk voor burgers. De nalatigheid van de overheid is dan weer een verwijt: de anderen
hadden F ook kunnen inlichten dat de luchthavenmeester niet vertegenwoordigingsbevoegd was.

Wat je hier ziet is dat het niet alleen maar ging om verwijtbaarheid, maar ook om risico. In ieder
geval in relatie tot de overheid. De lat voor de overheid wordt hier iets hoger gelegd.

HR 9 augustus 2002, NJ 2002, 543
Deze uitspraak laat zien hoe genuanceerd het kan liggen. Ton en An gaan uit elkaar. Zij geven de
makelaar de opdracht te bemiddelen bij de verkoop van hun huis. D biedt driemaal op het huis. Hij
spreekt steeds met Ton die met An ruggespraak houdt. D brengt een vierde bod uit aan Ton dat in
het verlengde ligt van zijn eerdere drie voorstellen. Ton adviseert D om dit vierde bod uit te brengen
aan de makelaar. Dit heeft D ook gedaan. De makelaar heeft daarover enkele malen contact gehad
met Ton. Hij heeft vervolgens D gebeld en hem medegedeeld dat Ton en An akkoord gaan met zijn
bod.

De vraag is hier: is An gebonden?
 Bij een stikte toepassing van het toedoen-beginsel:
o Nee, want An heeft zelf niet rechtstreeks aan D doen blijken dat Ton of de makelaar
bij de acceptatie van het vierde bod mede namens haar optrad.
 Bij een soepele toepassing van het toedoen-beginsel (en dus denken in termen van risico, dit
was ook de keuze van de rechter in deze zaak):
o Ja, want An heeft Ton herhaaldelijk als ‘boodschappenjongen’ gebruikt.
Gerechtvaardigd vertrouwen bij D dat Ton namens An sprak. Het was voor risico van
An dat de derde de indruk kreeg dat er sprake was van vertegenwoordiging.

Deze uitspraak laat ik niet zien omdat het een algemene regel is, maar meer om te laten zien om hoe
genuanceerd het kan liggen. Bij het eerste bod had Ton tegen de derde gezegd dat hij het bod wilde

, accepteren, mits er nog extra geld zou worden betaald alleen aan Ton, waar An niks van af zou
weten. Het was dus niet een gegeven dat de derde gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat An
van alles afwist en werd vertegenwoordigd door Ton. Waar het hier vooral om gaat is, dat een
boodschappenjongen niet vertegenwoordigingsbevoegd is, evenmin is de makelaar dat (hij is een
communicatieluik). Maar: door gedrag en door op een bepaalde manier met elkaar te communiceren
kan iemand promoveren van boodschappenjongen naar vertegenwoordiger. Om te voorkomen dat
een bepaalde schijn ontstaat, is het handig om van tevoren duidelijk te communiceren. Dus duidelijk
aangeven wie wel/niet vertegenwoordigingsbevoegd is, maar hier denken particulieren niet altijd
aan.

Kuijpers/Wijnveen-arrest
Wijnveen overlegt met Kuijpers BV over de bouw en levering van een oplegger door Wijnveen.
Besprekingen vinden plaats op het kantoor van Kuijpers BV. Namens Kuijpers BV zijn daarbij
aanwezige directeur Kuijpers en Steijvers. Kuijpers is niet altijd aanwezig bij de besprekingen.
Wijnveen bereikt overeenstemming met Steijvers en stuurt een opdrachtbevestiging. Daarop wordt
niet direct gereageerd. Kuijpers BV stelt later onder verwijzing naar het Handelsregister dat Steijvers
niet bevoegd was om Kuijpers BV te vertegenwoordigen.

Is Kuijpers BV gebonden?
 Bij een strikte toepassing van het toedoen-beginsel:
o Nee, er is nooit medegedeeld dat Steijers vertegenwoordigingsbevoegd was. Uit het
Handelsregister blijkt zelfs expliciet dat Steijvers dat niet was.
 Bij een soepele toepassing van het toedoen-beginsel:
o Ja, directeur Kuijpers heeft onderhandelingen gedeeltelijk overgelaten aan Steijvers.
Er is ook niet direct gereageerd op de opdrachtbevestiging.
o Het niet reageren van Kuijpers BV op de opdrachtbevestiging is ook op te vatten als
een stilzwijgende bekrachtiging (art. 3:69 jo. 3:37 BW).

ING/Bera-arrest
Bera Holding NV (Bera) is opgericht door B en R. B opent rekening voor Bera bij ING en laat
afschriften naar R verzenden. De ING maakt in opdracht van R 210.000 euro naar dienst rekening
over. R is hiertoe niet bevoegd. Bera spreekt ING aan, maar ING beroept zich op art. 3:61 lid 2 BW.
Het hof oordeelt: ING mocht er niet op vertrouwen dat R gevolmachtigd was.

De HR oordeelt: uit omstandigheden in de risicosfeer van Bera mocht ING naar verkeersopvattingen
de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van R afleiden. R was bij Bera betrokken. De
afschriften werden op verzoek van Bera aan R gestuurd. Bera was verplicht zelf ook afschriften te
controleren, maar dit deden ze niet (nalatigheid). Bera protesteerde niet tegen de overschrijdingen.
Door dit allemaal niet te doen, ontstaat er de indruk dat het allemaal wel goed is.

De formuleringen van de HR in dit arrest is dusdanig dat het duidelijk is dat het gaat om denken in
termen van risicoverdeling en niet in termen van verwijtbaarheid. Je ziet verwijtbaarheid speelt een
rol, maar is niet per definitie doorslaggevend.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberzl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.03  1x  sold
  • (0)
  Add to cart