100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting De nieuwste geschiedenis van Calje en den Hollander $4.82   Add to cart

Summary

Samenvatting De nieuwste geschiedenis van Calje en den Hollander

6 reviews
 872 views  20 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting De nieuwste geschiedenis, dit boek geeft een weergave vanaf 1870 tot het heden en wordt onder andere gebruikt voor het vak Nieuwste geschiedenis na 1940 op de Hogeschool Rotterdam.

Preview 5 out of 43  pages

  • Yes
  • June 24, 2014
  • 43
  • 2012/2013
  • Summary

6  reviews

review-writer-avatar

By: FrederiekeR • 3 year ago

review-writer-avatar

By: jawayriyjajaved • 5 year ago

review-writer-avatar

By: ambervalerievanjeveren • 6 year ago

review-writer-avatar

By: paulgdejong • 6 year ago

review-writer-avatar

By: 123dolstra • 7 year ago

review-writer-avatar

By: remc1995 • 7 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De periodisering van de contemporaine geschiedenis

De contemporaine geschiedenis is de geschiedenis van onze eigen tijd. De geschiedenis van
onze eigen tijd verschuift echter met elke generatie, vandaar dat de afbakende lijnen nogal
vaag zijn. Sommige universiteiten laten de nieuwste geschiedenis aan het einde van de 18 e
eeuw beginnen (Franse Revolutie, eerste industriële revolutie), de meeste nemen echter het
einde van de 19e eeuw als beginpunt. Het boek sluit daarbij aan en neemt 1870 als beginjaar.

Aanleiding van die keuze is de Frans-Duitse oorlog. De uitkomt van die oorlog was een
verenigd Duitsland als dominerende macht op het Europese continent, o.l.v. Bischmark en
zijn machtspolitiek. Voor kleine landen als Nederland, die veel waarde hechtte aan
volkenrecht, was dit een diep indruk. Vanaf 1870 lijkt er een directe lijn naar de Eerste
Wereldoorlog te lopen. Bischmarks Duitsland luikt een voorbode van een meer autoritaire
periode in de geschiedenis. Voor veel liberaal denkende scheen in 1870 een nieuwe,
bedreigende periode in de geschiedenis aan te breken. Nu zeggen we dat deze visie te
beperkt is. De mensen die nu de 19e eeuw als beginpunt beschouwen wijzen op de
zogenaamde Tweede Industriële Revolutie; het begin van de crisis, het modern imperialisme,
ontstaan van de massademocratie en de interventiestaat naast het einde van het Europese
machtsevenwicht. 1890 is daar een beter beginpunt voor. Barraclough en Romein zijn daar
belangrijke voorstanders van. Dat het boek toch 1870 doet komt omdat het aansluit op de
universiteiten. Om 1890 goed te begrijpen moet men ook eerst 1870 begrijpen, als de
krachten van de 18e eeuw triomferen.

1.2 The Dual Revolution

Europa van 1870 is het product van de Franse Revolutie en de Industriële revolutie. Het was
zo explosief voor de oude orde van het Ancien Régime en werkte zoveel in dezelfde richting
dat de Britse historicus Hobsbawm ze als tweelingkrater beschouwde: Dual Revolution.

De belangrijkste 19e-eeuwse politieke krachten uit de erfenis van de Dual Revolution waren
het liberalisme en het nationalisme. Gingen tot laatste kwart van 19 e eeuw hand in hand.
Liberalisme stond voor beperking van de absolute macht van de vorst op basis van een
grondwet, volkssoevereiniteit en liberale economische principes. Het was een voortzetting
van een Verlichting, einde maken aan de standenstaat met zijn geprivilegieerde groepen.
Liberalisme wilde een nationale eenheidsstaat met voor iedereen dezelfde wetten.

Verbond zich veel met nationalisme, dat voor elk soeverein geacht volk een nationale staat
opeiste. Het moest op twee fronten ingaan; strijden tegen multinationale rijken (te veel
volkeren bijeenhouden door bureaucratie) bijv. Habsburgse Rijk, Ottomaanse Turkse Rijk.
Ook strijd tegen de versnippering zoals in Duitsland en Italië. Liberalisme en nationalisme
zijn als verwante ideologieën te beschouwen in die tijd; tegen absolutisme, particularisme en
adel.

De strijd tussen liberalisme en nationalisme en conservatisme domineerde de 19 e eeuw.
Uiteindelijk wonnen de eerste twee, geholpen door de industrialisatie. Die veroorzaakte

1

,machtsverschuiving van het platteland naar de steden waar de gegoede burgerij de macht
had. Ook zetten het een premie op een open sociale en economische samenleving. De strijd
verliep met ups en down. Na val Napoleon, 1815, brak er tijd van restauratie aan:
conservatieven hebben overwicht. 1830 komt dat onder druk te staan; leidde tot revoluties
in 1848. Die zouden een fiasco voor de liberalen zijn. 1850 tot 1860 was ook weer
conservatief tijdperk. Na 1860 herstelt liberalisme zich, geholpen door economische bloei.

Toen maakte de Duitse en Italiaanse nationale eenwording grote progressie etc. De Frans-
Duitse oorlog leek de uitkomst alleen nog maar te versterken.


1.3 De Frans-Duitse oorlog en zijn gevolgen

Vooraanstaande plaats in de nieuwe geschiedenis. Was in feite een oorlog om de hegemonie
op het Europese continent. 1862; Otto von Bischmark was kanselier van Pruisen geworden
en wilde Duitse eenwording. Door reeks oorlogen steeds meer landjes achter zich. In 1866
komt dan de Noord-Duitse Bond; heel het noorden van Duitsland is terug. Frankrijk was
gehele 19e eeuw leidende macht geweest in Europa; opkomst van Duitsland is dan ook een
steek naar hun toe. Het wankelende regime van Napoleon III kan geen weestand bieden en
laat zich tot oorlog verleiden, het zou ze kapot maken. Bischmark weet te profiteren en
brengt de laatste zuidelijke staten onder zijn vlag. Technisch, militair, strategisch en
numeriek superieur Duitsers vallen Frankrijk binnen en verslaan ze bij Sedan. Napoleon III
treed af en de conservatief-liberale Franse historicus Thiers riep de Derde Republiek uit,
waar hij de eerste president van werd. Thiers moest vrede met Duitsland sluiten. Frankrijk
verliest Elzas en Lotharingen en moet een hoop geld betalen.

In nasleep van de oorlog werd de provisorisch opgezette Derde Republiek getroffen door
grote opstand uit eigen land. Angst voor verleden, revolutionaire Parijse volk, wil Thiers
Versailles tot hoofdstad maken. De Parijzenaars komen in 1871 in opstand; diep
gefrustreerd. Zij wilden de republiek niet meer erkennen. De revolutionairen noemden hun
bewind in navolging van de radicale Jacobijnen uit 1793 de ‘Commune’. Twee maanden
hielden ze stand, daarna worden ze neergeslagen in een bloederige strijd. Veel meer dan
een verwarde poging tot directe democratie waren ze in sociaal opzicht niet. Toch zou ze
voor velen het geloof in een nieuwe sociale revolutie nieuw leven inblazen. De angst bij de
bezittende klasse voor zo’n revolutie zou leidend zijn. Op de lange termijn lag het
belangrijkste uitvloeisel van de Frans-Duitse oorlog op het terrein van de internationale
relaties. Frankrijk en Duitsland waren blijvend vijanden. Het nieuwe Duitsland nam de
hegemonie over; iets wat in het begin niet zo heel erg leek. Het zou uiteindelijk tot de Eerste
Wereldoorlog leidden.

De oorlog versterkte de krachten van de Dual Revolution; het neerslaan van de Commune
maakte duidelijk dat de gegoede burgerij zich gemakkelijk van verzet kon afweren. Het
proces van vorming van nationale staten kreeg een beslissende impuls door de oorlog en zijn
nasleep. Niet alleen dankt het Duitse keizerrijk zijn bestaan aan de oorlog, ook de Italiaanse
eenwording werd erdoor voltooid. Hieraan ontbreekt in 1870 voornamelijk nog de pauselijke
staat in Midden-Italië. Pius IX wilde vasthouden aan zijn wereldlijke macht. Het uitbreken
van de oorlog noodzaakte Napoleon III troepen terug te trekken, waardoor de pauselijke

2

,staat door Italië werd geannexeerd en Rome de hoofdstad van de Italiaanse monarchie
werd. Het succes van Italië en Duitsland, en hun nationalisme, inspireerde nationalistische
bewegingen in heel Europa. Deze tendens culmineerde in 1918/1919 als door WO I veel
staten gevormd worden.

Zo leken door de oorlog de principes van de Franse revolutie, het liberalisme en het
nationalisme te overwinnen. Het zou echter niet zo soepel gaan verlopen.


Hoofdstuk 2 Liberale illusies

1871; de politieke macht van de liberalen is sterker dan ooit. Jaren 60 was voor het
liberalisme een dynamische tijd; maatschappelijke en politieke kracht kwam naar hen.
Uitkomst Frans-Duitse oorlog versterkte dit. Frankrijk, Italië ontleenden bij opzetten van
nieuw regeringssysteem liberale ideeën. De liberalen waren de belangrijkste ideële kracht
achter de unificatie van Italië en Duitsland geweest en vormde de belangrijkste
oppositiegroep tegen het autoritaire systeem van Napoleon III.

Spanje: na revolutie van 1868 tegen koningin Isabella II, periode van verwarde liberalisme
suprematie aangebroken. Na vijf jaar vorming van constitutionele monarchie en federale
democratische republiek.
Rusland:: autocratie bleef tijdens 19e eeuw onaantastbaar; toch zag ook Alexander II na
Krim-oorlog genoodzaakt tot hervormingen. Niet liberaal, maar qua uiterlijk leken ze erop.
In GB was liberalisme sterk. Tussen 1846 – 1874 was de liberalisme hegemonie zo groot;
conservatieve richting verliest veel macht.

2.1 De liberale ideeën

Wat de liberalen verbond was het warme gevoel dat bij hen werd opgewekt door het idee
van de bevrijding van het individu. Die gebondenheid zagen zij uitgedrukt in het absolutisme
en het standenstaat principe van Ancien Régime, waarvan Frankrijk het meest typerende
voorbeeld is. De banden waarvan bevrijd moest worden waren van politieke, intellectuele en
morele, sociale en economische aard.

Politiek: afschaffing van het absolutisme; wetten en regels om macht te temperen.
Ongelimiteerde macht corrumpeert. De vorst zou via regels een grondwet moeten maken en
het volk moet invloed hebben, een parlement. Zij vatten dit op als de soevereiniteit van het
parlement.
Intellectueel: bevrijden van alle vormen van traditioneel gezag, greep van kerk, bijgeloof,
gewoontes, vooroordelen, etc. Publieke opinie van weldenkende basis van politieke
besluitvorming. Ook morele kant; gedachteloos overnemen van een buitenaf opgelegde
moraal moet niet. Elk individu moet voor zichzelf plichtsgevoel hebben. Liberalen bestreden
vooral invloed van kerk op maatschappelijk leven, vooral op onderwijs. Liberalen doen
poging kerk en staat te scheiden; secularisatie.
Onderwijs: liberalen hebben hoge verwachtingen; via onderwijs veel bereiken. Ook zagen zij
de pers als middel alles te verspreiden. De liberalen zetten zo de verlichtingstraditie voort.



3

,Het sociale denken van de liberalen kan het best getypeerd worden als antifeodaal. De
liberalen bestrijden kenmerken na de feodale standenstaat
 Gildedwang afgeschaft
 Recht op vrije arbeidsoefeningen
 Ambten niet op geboorte en status maar op talent
 Stoppen sociale en juridische overheersing aristocratie op platteland
 Geen kleine lokale, historische groeiende instellingen en privileges

Op zoek naar samenleving waarin elke inwoner onder dezelfde wetten en plichten stond.
Geen onderdaan, maar staatsburger. Open maatschappij. Iedereen hard werken, goed
gedrag… Daardoor geestelijke ontwikkeling. Traditionele: plaats kennen, ingeruild voor
prestatie denken.

Economie: belangrijk, na industrialisatie alleen nog maar meer.
Twee aspecten
 Liberalen geloven dat de welvaart van het land meest gebaat was bij weinig
bemoeienis van overheid. Marktmechanisme, vraag en aanbod, belangrijk.
Internationale en interregionale tolbarrières moesten worden geslecht, zoals gilden.
De staat zou zich terughoudend moeten opstellen. Het mocht zijn eigenbelang niet
volgen door tol te heffen en ook geen sociale maatregelen mocht treffen. Een
volmaakte laissez-faire staat heeft zich niet ontwikkeld.
 Tweede punt; bezitsrecht. Elk individu exclusieve en ongelimiteerde recht op de
vruchten van zijn arbeid. Iedereen gebruikt zijn bezit zo voordelig mogelijk, daar waar
je het meeste geld kreeg en dus waar de meeste vraag was. Dit gaf de mens een
prikkel tot werken, wat nodig is om de gemeenschap welvarend te houden.
o Zat ook politieke kant aan: alleen diegene die materieel onafhankelijk waren,
konden geestelijk vrij zijn. Bezit is voorwaarde tot autonomie. Bezit verschaft
belang bij en verantwoordelijkheid voor het voorbestaan van de maatschappij
als geheel. Daarom kiesrecht beperkt tot hoogste belastingbetalers,
censuskiesrecht.


Op basis van die principes kreeg volgens de liberalen elk individu steeds meer emancipatie,
zelf toekomst vorm geven. Maatschappij daardoor ook alle krachten beter gebruikt.
Liberalen geloven in vooruitgang. Niet meer beschroomde eerbied voor ondoorgrondelijke
plan God en wezenlijke zondigheid, maar geloof in verbeterbaarheid van de mens en zijn
vermogen zelf wereld te kunnen maken staat centraal. Dragers van deze gedachten vooral in
middelgroepen; breed spectrum. Sociaal gezien verenigde ze een minachting voor
aristocratie en minachting voor gewone volk, een sociaal nutteloos, onontwikkeld. Zij zien
zichzelf als ware dragers van de maatschappij; middengroepen belang is algemeen belang.
Emancipatie individu vooral emancipatie middengroep.

2.2 Praktische problemen

De sociale werkelijkheid met hun gedachte zorgde voor aantal problemen..




4

, a. Kiesrechtkwestie. Liberalen onderscheidden eigenlijke volk van de massa; toch
wilde zij aantonen dat ze voor iedereen kiesrecht wilde. Die moesten dan wel slim
en rijk zijn. Liberalen anders beperkt kiesrecht, bezit belangrijk. Vreeseden dat
enkelvoudig kiesrecht tot dictatuur zou komen; een volk dat niet ontwikkeld is
kan niet regeren. Toen het volk slimmer werd kwamen ze onder druk te staan.
Kiesrecht uitbreiden, of van massa ontvreemden. Uiteindelijk geleidelijke
uitbreiding. Ze deden hun best iedereen goed op te voeden.
b. Sociale kwestie. Veel armoede; gevolg van de vroege industrialisatie met massale
migratiebewegingen van platteland naar stad. Liberalen in verlegenheid; wilde
wijten aan onontwikkeldheid, luidheid etc. etc. Meeste liberalen dachten dat het
probleem zichzelf zou oplossen, ook in 1870 geen twijfel. Eerste grote crisis van
het kapitalisme moet nog komen; hoe vrijer de competitieve markteconomie, hoe
meer iedereen rijk zou worden. Sociale kwestie ondergeschikt aan economische
groei. Elke individu had zijn eigen lot in handen, principe van self help. Je moet
jezelf helpen, anders helpt god niet. Liberalen willen dit verspreiden. Minderheid
zag iets in ingrijpen van overheid; zou self help principe ondermijnen, niet
opvoedend. Ook was er de opvatting dat armoede nodig is voor vooruitgang. In
1873 niet meer vanzelfsprekende groei in economie; werkeloosheid neemt toe.
De friendly societies konden problemen niet meer aan, eigen schuld argument
verliest. Liberalen bang dat massa zich gaat ontvreemden.
c. De staat. Ene kant liberalen afkeer naar staat; andere kant streven naar
ontmanteling van de instituties leiden ertoe dat tal van zaken die ook lokaal
niveau werden gedaan nu door overheid worden gedaan. Bijv. politiekwerk en
rechtspreken, armenzorg. Het liberale principe impliceerde voor de wet
losmaking van elk individu uit standengemeenschap en opname in een centraal
bureaucratisch geheel. Ook opportunistische redenen die liberalen ambivalent
tegenover staat liet staan. Staat kon goede bondgenoot zijn in strijd tegen kerk,
bijv. onderwijs. Ook vanwege praktische redenen handig. Staat krijgt taak op het
terrein spoorwegen, onderwijs etc. Liberale dus zowel samenwerken als afkeer.
d. Vrijheid. Maximale vrijheid van individu minder eenduidig dan in theorie.
Godsdienstkwestie; iedereen mag eigen geweten volgen. Liberalen willen
afscheiding kerk en staat. Confessionele onderwijs was vervelend voor hen; zij
willen dat niet. Kerkelijke organisaties verwachten bescherming van de liberalen
tegen de staat en dachten dat de vrijheid die er was; ook gebruikt kon worden
voor speciaal onderwijs.

In al die praktische problemen lag een potentiële bron van verwijdering tussen de liberalen
en groepen die hun aanvankelijk welgezind leken: kerk en massa. Na 1870 wordt de kloof
alleen maar groter. Daardoor verdeeldheid bij liberalen zelf. Globaal kan men de
gematigde/klassieke liberalen onderscheiden, van de radicalen. Gematigden bleven
vasthouden aan beperkt kiesrecht, staatsonthouding in sociale zaken en vrij spel der
economische krachten. Radicalen: algemeen mannenkiesrecht en staatsinterventie bij
sociale kwestie.

2.3 Conservatisme




5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Robin2306. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.82  20x  sold
  • (6)
  Add to cart