Arresten die worden besproken bij het vak privaatrecht. Voorbeelden: Blaauwboer/Berlips
Portacabin arrest
Grensoverschrijdend garage
Vogelplaag
Gielkens- Gielkens
Mulder cs/Teixeira de Mattos
ETC.
HR 3 maart 1905, W 8191 Blaauwboer/Berlips
Blaauboer --makelaar in Amsterdam-- en de rechtsvoorganger van Kloots --aannemer-- hebben in
1881 op een openbare veiling elk een bouwkavel gekocht van de gebroeders Berlips. Tussen deze
twee percelen kwam een weg op een strook grond die eigendom bleef van de gebroeders Berlips. In
de veilingvoorwaarden was bepaald dat de verkoper (gebroeders Berlips) deze weg zou verhogen en
bestraten. Met de veilingakte waren ook de veilingvoorwaarden ingeschreven bij het Kadaster. De
betreffende weg is in 1887 verkocht aan weduwe Maks. Volgens Berlips rust de verplichting om de
weg te bestraten op de nieuwe eigenaar. Blaauboer en Kloots eisen schadevergoeding van Berlips,
omdat er anno 1902 nog steeds geen straat is aangelegd. Berlips zegt dat de eisers niet bij hem maar
bij weduwe Maks moeten zijn.
HR: dat (...) moet worden beantwoord de vraag of eene verbintenis aangegaan door den eigenaar van
een onroerend goed met betrekking tot dat goed [i.c. de verplichting van Berlips om een weg te
bestraten, red.] overgaat op hem, aan wien hij den eigendom daarvan krachtens verkoop overdraagt,
met het gevolg, dat hij die de verbintenis heeft aangegaan, daarvan wordt ontheven;
Blaauboer en Kloots zijn eisers. Berlips is verweerder, en algemeen erfgenaam van zijn overleden broer.
De vordering is door de rechtbank afgewezen. De eisers zijn niet-ontvankelijk verklaard. Ditvonnis is
in hoger beroep door het hof bekrachtigd. Het arrest van het hof is in cassatie vernietigd, terwijl de
zaak is terugverwezen naar het hof.
Berlips is door de rechtbank en het hof in het gelijk gesteld. De rechtbank nam aan dat de verbintenis
om de weg te bestraten was overgegaan op de nieuwe eigenaar van de weg. Zo'n kwalitatieve
verplichting was tot 1905 gevestigde rechtspraak.
Conclusie: Dit arrest is een standaardarrest wat betreft een derdenbeding, dat is een beding dat
rechten toekent aan een persoon die geen partij is bij een overeenkomst. Je kunt in een overeenkomst
iets bedingen ten gunste van een derde, maar niet een derde binden zonder diens toestemming.
De contractuele verplichting om de weg te bestraten blijft rusten bij de oude eigenaar van de weg.
Zodoende maakt de Hoge Raad een duidelijke scheiding tussen absolute en relatieve rechten, oftewel
zakelijke en persoonlijke rechten. De koper van de weg heeft niets te maken met de verplichtingen die
zijn voorganger op zich genomen heeft.
HR 31 oktober 1997, JOR 1997/152 Portacabin arrest
Buys heeft een portacabin (is snel en eenvoudig te verplaatsen en te plaatsen). Hij vindt dat de
portacabin een roerende zaak is. De portacabin wordt gebruikt als kantoorruimte. Er is een gas-, water-
en elektriciteitsaansluiting, riolering en een telefoonaansluiting. Onderkant van de portacabin is met
een plint bevestigd die tot aan de grond reikt, waardoor het lijkt alsof het bouwsel met de grond is
verenigd. Daarnaast een goed onderhouden tuin en een pad.
De tegenpartij, Rabobank is van mening dat de portacabin een onroerende zaak is. Rabobank beroept
zich erop dat het bouwsel duurzaam met de rond is verenigd en daarom een onroerende zaak is in de
zin van art. 3:3 BW.
Conclusie: HR is van oordeel dat het een onroerende zaak is. Uit de hiervoor omschreven
omstandigheden blijkt dat de portacabin naar aard en inrichting bestemd is om als bedrijfsgebouw te
worden gebruikt en om duurzaam ter plaatse te blijven. Het technisch opzicht, de mogelijkheid om het
bouwsel te verplaatsen, is niet van belang Rabobank krijgt gelijk.
Hof Arnhem, 25 maart 2003, NJ 2003, 577 Derksen/Gemeente Rijnwaarden
Derksen is eigenaar van een weiland, er gaan opeens 13 koeien dood. Oorzaak: de dieren hebben
(giftig) snoeiafval gegeten dat Houtman vlak naast zijn weiland had gedumpt. Hij moest dat daar van
de gemeente neerleggen. Derksen stelt de gemeente aansprakelijk en vordert een schadevergoeding.
, Het hof beslist anders. Het feit dat Houtman de eigendom van het snoeiafval heeft verloren door het
aan de weg te plaatsen, brengt niet met zich mee dat de gemeente daarvan bezitter of eigenaar is
geworden. De vordering van Derksen wordt dan ook afgewezen door het Hof. Het feit dat een
eigenaar zijn eigendom prijsgeeft en daardoor verliest, leidt niet automatisch tot bezitsverkrijging van
een ander. De ander dient de zaak in bezit te nemen volgens art. 5:4 BW om alvorens daarvan eigenaar
te worden.
HR 17 april 1970, NJ 1971/89 Grensoverschrijdend garage
Grensoverschrijdend garage-arrest. Kuipers bouwde een deel van zijn garage op het perceel van zijn
buurvrouw. Kuipers gedroeg zich als bezitter van dat stuk grond. Hij had het onderliggende grond in
gebruik. Hierdoor had Kuipers zichzelf feitelijke macht verschaft over het stuk grond van zijn
buurvrouw, hij was op dat moment bezitter van het betreffende stuk grond.
Voordat men een goed dat in het bezit van een ander is in bezit kan nemenm, dient de
machtsuitoefening die de ander over het goed heeft verbroken te worden. Een voorbeeld hiervan is de
dief die een fietst steelt en hierop rondfietst alsof het zijn eigen fiets is. De machtsuitoefening van de
oorspronkelijk bezitter is hierdoor geëindigd.
HR 10 maart 1972, NJ 1972/278 Vogelplaag
Lekkerkerker is eigenaar van een boomgaard en Vermeulen heeft een transportbedrijf en heeft een
vergunning om vlakbij de boomgaard vuil te storten. Daar komen vogels op af die de boomgaard van
Lekkerkerker opeten. HG: Lekkerkerker ondervindt hinder in het genot van de eigendom van zijn
grond, door de gedragingen van Vermeulen. Deze hinder hoeft L niet te dulden en wordt door de HG
als onrechtmatig bestempeld. Er is sprake van hinder o.g.v. art. 5:37 BW.
HR 17-06-1994, NJ 1994, 671 Gielkens- Gielkens
Voor de toepassing van art. 3:119 lid 1 BW — in casu ingevolge art. 68a Overgangswet NBW van
toepassing — doet in beginsel niet ter zake of de gestelde verkrijging al dan niet om niet geschiedde.
Degene die een goed houdt, wordt vermoed dit goed voor zichzelf te houden en dus bezitter daarvan
te zijn (art. 3:109 BW). Voorts wordt de bezitter van een goed vermoed rechthebbende te zijn (art.
3:119 lid 1 BW). Het staat de feitenrechter echter vrij om op grond van wat over en weer is gesteld en
de verdere omstandigheden van het geval te oordelen dat het vermoeden dat de bezitter eigenaar is,
zodanig is weerlegd dat de bezitter zijn gepretendeerde eigendomsrecht nader zal hebben te bewijzen
(HR 8 mei 1987, NJ 1988, 700 en 26 februari 1988, NJ 1989, 488).
HR 12-01-1968, NJ 1968, 274 Mulder cs/Teixeira de Mattos
Mulder en Peijnenburg hadden certificaten Nillmij aan Teixeira in open bewaargeving gegeven, te
weten Mulder 1 certificaat en Peijnenburg 3 certificaten.
Volgens de tot 1 januari 1966 op de rechtsverhouding tussen pp. toepasselijke Algemene
Voorwaarden was Teixeira niet verplicht er voor te zorgen dat de nummers van de effecten, voor
iedere client afzonderlijk vaststonden. Deze nummers staan ook in het onderhavige geval niet vast en
zijn niet meer te achterhalen. Teixeira bewaarde alle effecten welke zij ingevolge overeenkomsten met
of voor clienten onder zich kreeg met al haar eigen effecten te bewaren in een kluis, zonder dat uit
enige administratieve aanduiding viel af te leiden, welke effecten zij voor welke client onder zich had.
Dit was een steeds wisselende voorraad. Tussen 23 juli 1964 en 31 mei 1966 - de dag waarop aan
Teixeira voorlopige surseance van betalingwerd verleend - heeft Teixeira ook ingevolge
overeenkomsten met of in opdracht van andere clienten certificaten Nillmij onder zich gekregen. Op
31 mei 1966 bevonden zich in de voorraad juist 4 certificaten Nillmij. In de procedure wordt gevorderd
de uitlevering van 1 certificaat aan Mulder en van 3 aan Peijnenburg, althans van vier certificaten aan
hen gezamenlijk.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller M1990. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.