Wereldwijde groei sinds 2000
o Behalve in 2008-2009 (negatieve outputgroei USA)
o 2007: USA huizenmarkt stort in grootschalige financiële crisis economische
recessie aandelenprijzen kelderen
o Door internationale handel + financiële verwevenheid werd de hele wereld geraakt
o Sindsdien is groei laag gebleven (zeker in Europa)
Hoe kijken macro-economen naar een economie?
o Output of productie BBP en de groei daarvan
o Werkloosheidsgraad
o Inflatiegraad
De Europese Unie
o 28 landen met gemeenschappelijke markt 1999-2002: °eurozone (19 landen)
o EU herstelt minder snel vd crisis dan USA: outputgroei quasi nul tussen 2010-2014,
daarna ook laag
o Groeivoet (output) vertoont vertraging in grootste Europese economieën in ’07-’08
en recessie in ’09. 2015: nog steeds lage groei + werkloosheidsgraad was hoger
(11,1%), licht herstel sinds ’16, maar niet meer zoals voor ‘08
o Lage economische groei hogere werkloosheid
o Enige goede nieuws: inflatie gemiddeld 2,2% (2015: gevaar te lage inflatie!)
Europese werkloosheid terugdrijven? Onenigheid over oorzaak vd hoge werkloosheidscijfers
in EU
o Organisatie vd arbeidsmarkt: rigiditeiten, problemen aan aanbodzijde
(=arbeidsmarkt is te weinig flexibel. Hoge kosten, min. Loon, niet makkelijk ontslaan)
o Beleid: groei vereist “vraag” = minder hard besparen op OH-uitgaven (investeringen!)
Euro: voor- en nadelen
o +: belangrijke symbolische waard (continent zonder oorlog), geen wisselkoers, meer
mobiliteit
o -: hoge economische kost? Te groot verschil in structurele economische kenmerken
vd Eurolanden?
Uitdagingen voor de EU?
o Geschiedenis/betekenis van “Europees project” (institutioneel-verzand)
# leden? Veel verschillen, besluitvorming? Enthousiasme + steun +
participatie?
Bv. 2013: Turkije als lid EU? 5j later niet meer denkbaar; Bv. Brexit; bv.
verbreden of verdiepen? sub-samenwerkingen zoals Schengen
o Paradox van Europees sociaal model (welvaartsstaat vs mondialisering)
Golden sixties: groei in kernlanden lager, bij nieuwe leden hoger
Sociaal model onder druk. Vicieuze cirkel? Misschien op LT
Uitweg (BE): taks shift voldoende? Bv. ons model is duur model 40-50%
naar OH, maar bestaat nergens anders. Nu: lagere econ. groei hogere
werkloosheid minder inkomsten sociale zekerheid
o Demografie en toekomst, welke toekomst voor wie?
Afhankelijkheidsgraad ↑; demografische oplossing = geboortes en
immigranten; Econ. oplossing= productiviteit, tewerkstellingsgraad,
pensioenleeftijd Zeer moeilijk (“free to work”?)
USA:
o Amerikaanse economie gezond in 2015 effecten ’08-’09 nauwelijks voelbaar
o Veel factoren = complexiteit vd macro-economie
Veel invloeden, geopolitieke spanningen…
Crisis ’07 werd reëel, verspreidde wereldwijd oorzaak= greed op
financiële markt
China:
o 4x zoveel mensen als USA
o Output = 60% vd USA, maar output per capita = 15%
o Reeds 3 decennia zeer sterke groei (inhaalbeweging)
o Sterke econ. groei is gevolg van sterke kapitaalaccumulatie + technologische
vooruitgang
H2: Economische concepten
1) Totale output
SNR = Systeem van de Nationale Rekeningen = boekhoudsysteem dat totale economische
activiteit van een land meet
BBP = Bruto-Binnenlands Product = maatstaf voor totale output in SNR
o 3 manieren op te definiëren:
BBP is (som vd) waarde vd finale G&D die in een economie geproduceerd
worden in bepaalde periode (1 land, 1 jaar)
BBP is som vd toegevoegde waarde TW van bedrijf = waarde van
productie – waarde vd intermediaire goederen gebruikt in die productie
BBP is som vd inkomens in economie in bepaalde periode
Nominale BBP = som vd hoeveelheden geproduceerde finale goederen x hun huidige prijs
o Stijgt doorheen tijd o.w.v.: toename prijzen + toename productie (kwantiteit)
o Synoniem: dollar/euro BBP of BBP aan lopende prijzen; $ Yt = nom BBP in jaar t
Reële BBP = som vd hoeveelheden finale goederen x constante (i.t.t. huidige) prijzen
o Synoniem: BBP in goederentermen, BBP in constante prijzen (bv. 2000), BBP
aangepast voor inflatie (verder in cursus: BBP); Yt = reële BBP in jaar t
!!! enkel in basisjaar: nominale BBP = reële BBP
o jaren na basisjaar (2000):
nom. > reëel, want prijzen stijgen
ieder jaar indien inflatie
o hoge groei = expansie
o lage groei = recessie
o negatieve groei (zoals rond 2008)
2) Andere belangrijke macro-economische variabelen
BBP= maatstaf voor totale econ. activiteit in land belangrijkste macro-econ. variabele
Werkloosheidsgraad (u) = aantal werklozen t.o.v. beroepsbevolking
o Totale tewerkstelling (N) = aantal mensen met job
o Aantal werklozen (U) = aantal mensen zonder job, maar wel op zoek
mensen zonder job + niet op zoek = “ontmoedigden” (bv. student)
o Beroepsbevolking (L) = som totale tewerkstelling en aantal werklozen: L = N + U
o Participatiegraad =
DUS lage participatiegraad door bv. veel studenten (+) of brugpensioenen (-)
o Waarom werkloosheid bestuderen?
Directe effecten op welvaart vd werklozen verdelingsaspecten verbonden
aan werkloosheid
O.w.v. signaal dat werkloosheid geeft i.v.m. (in)efficiënt gebruik van
productiefactoren
Inflatie = permanente stijging vh algemeen prijsniveau
o <> deflatie = negatieve inflatiegraad, algemeen prijsniveau daalt
o Consumptieprijsindex (CPI) = weergave in welke mate de prijs v korf G&D (typische
bestedingspatroon v consument) evolueert doorheen de tijd
BBP deflator meet gemiddelde prijs vd output v land (productie)
CPI meet gemiddelde prijs v consumptie (cost of living)
o Waarom inflatie bestuderen?
Tijdens inflatie stijgen niet alle prijzen en lonen proportioneel, zodat inflatie
een invloed heeft op keuzes en gedrag
Inflatie leidt tot een aantal (markt)verstoringen
o !!! pure inflatie bestaat niet (= alle prijzen en lonen stijgen gelijk)
Als loon niet wordt aangepast, dan ben je de pineut (marktverstoring)
Of hoger inkomen > in hogere belastingsschaal > meer belastingen betalen >
koopkracht daalt
3) KT, MLT, LT
Wat bepaalt het niveau vd totale output?
o Op KT (enkele jaren): vraag is bepalend (Keynes)
o Op MLT (decennium): aanbod: kapitaalgoederenvoorraad en beroepsbevolking,
technologie (ook LT)
o Op LT (50j): onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, spaargedrag, kwaliteit vd OH
o Andere termijn vergt ander beleid, alle termijnen moeten tegelijk worden ‘bestuurd’
H3: De goederenmarkt (evenwicht, interactie tss vraag, productie en inkomen)
1) De samenstelling vh BBP
Consumptie (C): aankoop van G&D door consumenten
Investeringen (I): aankoop kapitaalgoederen som niet-residentiële + residentiële goederen
OH-uitgaven (G): aankoop G&D door verschillende niveaus vd OH
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emns. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.46. You're not tied to anything after your purchase.