100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationaal en Europees strafrecht ALLE hoorcolleges $7.02
Add to cart

Summary

Samenvatting Internationaal en Europees strafrecht ALLE hoorcolleges

1 review
 128 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Alle hoorcolleges van Internationaal en Europees strafrecht vrijwel letterlijk meegeschreven, collegejaar .

Preview 10 out of 110  pages

  • January 10, 2021
  • 110
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: irisxx • 3 year ago

avatar-seller
Hoorcolleges Internationaal en Europees Strafrecht
RUG, Master Nederlands recht specialisati e Strafrecht, collegejaar 2020-2021

College 1: Inleiding en rechtsbronnen




Begrippen die centraal staan in dit vak:
 Internationaal strafrecht
o Het kan betekenen het internationale recht dat op het strafrecht betrekking heeft,
maar het kan ook betekenen het nationale recht dat op de internationale
samenwerking betrekking heeft.
 Europees strafrecht
o Betekent tegenwoordig meestal het strafrecht van de Europese Unie.
 Droit pénal international
 Droit international pénal
 Supranationaal strafrecht
 Transnationaal strafrecht
o Een term die aanduidt dat bepaalde normen kunnen ontstaan in een of meerdere
landen.
 “Internationaal en Europees strafrecht”
o HISR minus hoofdstuk 9

Belangrijke aandachtspunten:
 Internationalisering van de strafrechtspleging
 Rechtsvorming, bronnen en actoren
 Soevereiniteit, intergouvernementeel versus supranationaal
 Harmonisatie van materieel en formeel strafrecht
 Vertrouwensbeginsel en beginsel van wederzijdse erkenning
 Fundamentele rechten
 Ne bis in idem

Begrip ‘soevereiniteit’
 Intern: een soevereine staat heeft de bevoegdheid om binnen zijn territoir bindende
beslissingen te nemen.
 Extern: een soevereine staat hoeft daarbij geen inmenging van andere staten te dulden.
 Intergouvernementeel perspectief: soevereine staten binden zichzelf in onderlinge
samenwerking.
 Supranationaal perspectief: een autonome rechtsorde, geplaatst boven lidstaten, beperkt
hun bevoegdheden.

,Een lastig punt is dat het intergouvernementeel perspectief overal altijd nog geldt. Binnen de EU
spreken we van een supranationaal perspectief.

Een onderscheid in twee vormen van rechtshulp in strafzaken:
 Primaire rechtshulp
o Staat A doet afstand van uitoefening recht tot vervolging/strafexecutie
o Staat B neemt vervolging/strafexecutie over
 Secundaire rechtshulp
o Staat B verricht ondersteunende handeling ten behoeve van de
opsporing/vervolging/berechting/strafexecutie in staat A.
o Uitlevering/overlevering
o “Kleine” rechtshulp (bijv. doorzoeking en inbeslagneming)

Op klassieke grondslag: verzoek; staat A verzoekt rechtshulp aan staat B; staat B beslist of hij gevolg
geeft.

Op beginsel van wederzijdse erkenning gebaseerd: bevel; rechterlijke autoriteit van Staat A geeft
bevel.

Twee modellen van het strafproces:
 Diachroon model
o Opsporing  vervolging  berechting  (appel/cassatie)  executie.
 Synchroon model
o Een strijdmodel met drie partijen: OM, rechter en verdachte.

,Onderwerpen van Europees strafrecht
 Soevereiniteit vs. autonome rechtsorde
 Handvest van de grondrechten
 Harmonisatie materieel en procesrecht
 Politiële en justitiële samenwerking
 Europese handhavingsinstanties

Harmonisatie en doorwerking van EU-strafrecht:
 Harmonisatie van materieel strafrecht
 Harmonisatie van strafprocesrecht
 Toepassing van geharmoniseerde rechtsregels in de strafrechtspraktijk
o Rechtstreekse toepassing
o Omzetting in nationale wetgeving
o Rechtstreekse werking
o Conforme interpretatie

Rechtsmacht:
 Verschil materiële en formele rechtsmacht
 Welke gedragingen vallen onder de Nederlandse strafrechtsmacht?
 Regelingen in art. 2-8d Sr en lagere regelgeving
 Beginselen van rechtsmacht
 Verhouding internationaal recht en nationale rechtsmacht

Uitlevering en overlevering:
 Nederlandse wetgeving, verdragen en EU-wetgeving
 Twee modaliteiten van internationale samenwerking in strafzaken
o Klassieke internationale samenwerking
o Samenwerking op basis van wederzijdse erkenning

Overdracht en overname van strafexecutie:
 Nederlandse wetgeving, internationale verdragen, EU-wetgeving
 Samenwerking: klassieke grondslag en wederzijdse erkenning
 Resocialisatiebeginsel; vermijden van straffeloosheid
 Omzetting (exequatur) of voortgezette tenuitvoerlegging?
 Verbod op verzwaring van straffen
 Politieke gevoeligheid en ideeën over gelijkheid en rechtvaardigheid van straffen

Overdracht en overname van strafvervolging:
 Nederlandse wetgeving en internationale verdragen
 Samenwerking alleen op klassieke grondslag
 Rechtsmacht
 Overdracht gehele onderzoek
 Sterke voor- en tegenstanders
 Recente wetswijziging

Opsporingshulp en kleine rechtshulp (en het Europese Onderzoeksbevel)
 Nederlandse wetgeving en internationale verdragen
 Samenwerking op klassieke grondslag en met wederzijdse erkenning
 Recente wetswijzigingen
 Relatief informeel
Ne bis in idem:

,  Verbod van dubbele vervolging
 Verschillende rechtsbronnen, verschillende interpretaties


College 2: Europees straf(proces)recht algemeen
Inleiding
Vandaag gaan we het hebben over Europees strafrecht. Daar hebben we vast al een beeld van, mede
naar aanleiding van de inleidende opmerkingen van hoorcollege 1a en vandaag gaan we daarop
door. Voordat we daaraan beginnen eerst een poll: “Europeanisering van het strafrecht is een goede
zaak en moet worden nagestreefd.” Ja of nee? De meesten antwoorden ‘ja’. Dit is een simpele vraag
met weinig diepgang. Wij kijken er positief tegenaan, maar het is niet onverdeeld.

De invloed van de EU is groot, al een geruime tijd en nog steeds duidelijk merkbaar en groeiend. Of
dit een goede zaak is of niet, kan worden beargumenteerd. Duidelijk argument voor Europeanisering
zou kunnen zijn: als alle landen binnen de EU aan de gemeenschappelijke normen voldoen, worden
de verschillen kleiner en wordt het makkelijker om met elkaar samen te werken en vertrouwen te
hebben in de strafrechtstelsels van andere landen. Een argument tegen Europeanisering zou kunnen
zijn: lokale noodzaak, elk land heeft een eigen samenleving met eigen media en debatten, ideeën en
culturen, daarnaast taal als belangrijk aspect. Hierdoor is de uitwisseling van gedachten en culturele
achtergronden ook beperkt binnen de EU. Het is niet een grote, gladgestreken samenleving. Dit zorgt
er dus ook voor dat er soms verschillende uitgangspunten zijn. Vanuit Nederlands perspectief denken
we hierbij aan ons drugsbeleid, euthanasie en abortus. Hier zitten al lange tijd bepaalde enigheden in
waarvan we in NL denken al te veel integratie kan er misschien ook voor zorgen dat de dingen die wij
verstandig vinden, moeten worden opgeheven. Denk aan het prostitutiebeleid.

We moeten een middenweg vinden in aan de ene kant samenwerken en naar elkaar toegroeien
binnen Europa, maar aan de andere kant ook wel ruimte laten voor gerechtvaardigde verschillen.
Misschien is dat juist wel wat Europa interessant maakt, dat we met zoveel verschillende culturen
naast elkaar zitten.

De oude pijlerstructuur
Na WOII werden er meerdere internationale organisaties opgericht in Europa, waaronder de Raad
van Europa. De belangrijkste daarvan was toch wel de EEG. Dit hangt allemaal samen met het idee
dat het voorkomen van een nieuwe oorlog heel belangrijk werd gevonden.

Voor het Verdrag van Lissabon waren er drie pijlers:
 Europese Gemeenschappen (EG, EGKS, Euratom)
 Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
 Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Commissie – Raad I (HvJ 13 september 2005, zaak C-176/03)
Commissie – Raad II (HvJ 23 oktober 2007, zaak C-440/05)
Gecodificeerd door Verdrag van Lissabon, maar in zijn geheel? Dat is de vraag.

De Europese constitutie
Even kijkend naar hoe de EU nu in elkaar zit. Wat zijn de grondslagen daarvan? We weten waar het
vandaan komt, maar het Verdrag van Lissabon heeft een soort van herstart gegeven. Er zitten een
paar duidelijke onderdelen in de Europese constitutie voor de manier waarop de EU is opgebouwd.
Wat heel erg opvalt, als je naar de structuur van het EU-Verdrag kijkt, is dat er echt afstand genomen
is van het idee dat de EU gewoon een economische samenwerkingsmodaliteit is waarbij het handig is
dat we handel kunnen drijven met elkaar. Die gedachte was misschien ooit de gedachte in je in de

,jaren ’50 of ’60 kon hebben bij de Europese Gemeenschap, maar vergeet deze maar. Dit is niet meer
wat de EU is. Het gaat veel verder. Je ziet ook als je naar het Verdrag kijkt, bijv. artikel 2, dat er
enorme fundamentele gedachten zitten achter de EU.

Art. 2 VEU: “De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid,
vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de
rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in
een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid,
rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.”

Tegelijkertijd kennen we deze gezichtspunten in het Strafrecht en die kunnen doorwerken in de
manier waarop binnen de EU wordt samengewerkt.

Als we verder kijken naar hoe de EU in elkaar zit, dan zie je in artikel 6 VEU dat er wat meer specifiek
gezegd wordt over de bescherming van fundamentele rechten. Als je het hebt over fundamentele
rechten en grondrechten, in de Europese rechtsorde worden dit meestal fundamentele rechten
genoemd. In de Raad van Europa worden ze mensenrechten genoemd. In Nederland noemen we ze
vaak grondrechten. In de EU noemen we ze vaak fundamentele rechten, terwijl het Handvest heet
“het Handvest van de Grondrechten”.

Art. 6 VEU:
 Lid 1: EU heeft een Handvest voor de Grondrechten; deze heeft dezelfde waarde als de
verdragen (= primair EU-recht)
 Lid 2: EU treedt toe tot EVRM
 Lid 3: algemene beginselen van Unierecht zijn (1) het EVRM en (2) de grondrechten uit
constitutionele tradities van de lidstaten

Het Handvest van de grondrechten:
 Menselijke waardigheid (art. 1): bestaat niet in EVRM, komt wel overeen met Duitse
Grondwet
 Recht op leven (art. 2)
 Lichamelijke integriteit (art. 3)
 Folterverbod (art. 4)
 Verbod van slavernij (art. 5)
 Recht op vrijheid en veiligheid (art. 6)
 Eerbiediging privéleven (art. 7)
 Bescherming persoonsgegevens (art. 8)
 Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (art. 10)
 Vrijheid van meningsuiting (art. 11)
 Recht op toegang tot de rechter (art. 47)
 Eerlijk proces, onafhankelijk en onpartijdige rechter (art. 47)
 Recht op rechtsbijstand (art. 47)
 Onschuldpresumptie (art. 48)
 Legaliteitsbeginsel (art. 49 lid 1)
 Evenredigheid van straffen (art. 49 lid 3)
 Ne bis in idem (art. 50)

Een aantal van deze grondrechten kennen we niet zo goed. Dit kan dus betekenen dat je meer
bescherming hebt op grond van het HV dan je had op grond van het EVRM of de Nederlandse
grondwet. Nu is het uiteraard zo dat wij art. 120 Gw (toetsingsverbod) bijzonder uitleggen, zodat we
niks doen met onze Grondwet. Dus we zijn voor bescherming van onze fundamentele rechten in
Nederland heel erg afhankelijk van internationale bronnen. Dit betekent dus dat het EVRM, dat

,helemaal niet zo’n hele hoge standaard neerzet, in de praktijk vrijwel onze enige bescherming voor
de grondrechten is. Voor die gevallen kan het dus best interessant zijn om te kijken naar het HV. Niet
veel advocaten doen dit. Soms kan je toch proberen om de bescherming van het HV in te roepen, die
misschien soms wel wat breder is en soms verder gaat dan het EVRM. Het is natuurlijk zo dat het HV
nog niet zo heel oud is, dus er is nog niet veel jurisprudentie. Het komt wel gestaag op gang; het
biedt wel een perspectief voor de verdediging.

De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
Art. 3 VWEU
 De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te
bevorderen.
 De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder
binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met
passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie,
en voorkoming en bestrijding van criminaliteit.
 De Unie brengt een interne markt tot stand.

Art. 67 VWEU
 De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de
verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
 De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van
maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en
vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en
justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de
wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de
onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.

Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht: gewoon EU-beleidsterrein, maar
 Eerbiediging verschillende rechtsstelsel en -tradities (art. 67)
 Strategische richtsnoeren door Europese Raad (art. 68)
 Nationale parlementen en subsidiariteitsbeginsel (art. 69)
 Lidstaten bevoegd voor handhaving openbare orde (art. 72)
 Initiatief gedeeld door Commissie en lidstaten (art. 76)
 Noodremprocedure (art. 82 lid 2 en 83 lid 1 en lid 2)

Daarom: onvolledige afschaffing van pijlerstructuur van pre-Lissabon.

Samenwerking op basis van wederzijdse erkenning
Art. 82 lid 1 VWEU
De justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van wederzijdse erkenning
van rechterlijke uitspraken en beslissingen en omvat de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op de in lid 2 en artikel 83 genoemde gebieden. Het
Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vast
die ertoe strekken:
a) Regels en procedures vast te leggen waarmee alle soorten vonnissen en rechterlijke
beslissingen overal in de Unie erkend worden;
b) Jurisdictiegeschillen tussen de lidstaten te voorkomen en op te lossen;
c) De opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen;
d) In het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking
tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen.

Art. 83 lid 2 VWEU

,Indien onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op
het gebied van het strafrecht nodig blijkt voor een doeltreffende uitvoering van beleid van de Unie op
een gebied waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld, kunnen bij richtlijnen
minimumvoorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de bepaling van de strafbare feiten en
de sancties op het betrokken gebied. Onverminderd artikel 76 worden deze richtlijnen vastgesteld
volgens de gewone of een bijzondere wetgevingsprocedure die gelijk is aan de procedure voor de
vaststelling van de betrokken harmonisatiemaatregelen.

Harmonisatie van formeel strafrecht
Art. 82 lid 2 VWEU – minimumharmonisatie procesrecht
Voor zover nodig ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke
beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een
grensoverschrijdende dimensie, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone
wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen. In die minimumvoorschriften
wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtstradities en rechtsstelsels van de
lidstaten. Deze minimumvoorschriften hebben betrekking op:
a) Wederzijdse toelaatbaarheid van bewijs tussen de lidstaten
b) De rechten van personen in strafvordering
c) De rechten van slachtoffers van misdrijven
d) Andere specifieke elementen van strafvordering, die door de Raad vooraf bij besluit worden
bepaald. Voor de aanneming van dit besluit, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen,
na goedkeuring door het Europees Parlement.


College 3: Harmonisatie en doorwerking van EU-strafrecht I




Hoe verhoudt die regelgeving zich met het nationale recht?

De EU is een supranationale organisatie: het heeft een eigen wetgever en eigen rechter (HvJ EU). De
lidstaten hebben een stukje van hun eigen soevereiniteit afgestaan aan de EU. Er zijn 27 lidstaten
sinds de Brexit (overgangsperiode loopt nog t/m 31 december 2020).

,De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie, dit is een organisatie waarbinnen
staten op voet van gelijkheid met elkaar beslissingen nemen. Ze kunnen geen bindende regels
aannemen zonder dat een lidstaat daarmee instemt. Ze is vooral van belang vanwege de verdragen
die in het kader van die organisatie tot stand zijn gekomen. Belangrijk is het EVRM en de rol van het
EHRM. De Raad van Europa opereert ook op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken.

De EU-lidstaten zijn (lid van RvE en) partij bij EVRM (maar niet bij alle protocollen bij het EVRM). De
EU zelf is ook geen partij bij het EVRM. Het is wel een opdracht van de Unie om toe te treden tot het
EVRM art. 6 lid 2 VEU), maar het HvJ heeft in 2014 een negatief advies uitgebracht over de
toenmalige stand van onderhandelingen. Het EVRM is nog geen formeel in de rechtsorde van de Unie
opgenomen rechtsinstrument. Het HvJ toetst dus niet rechtstreeks aan het EVRM.

Bronnen van het Unierecht:
 Primair Unierecht
o VEU: algemene uitgangspunten; institutioneel kader
o VWEU: bevoegdheden; beleidsterreinen
o Algemene beginselen van Unierecht (art. 6 lid 3 VEU): het EVRM en
gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten
o Handvest van de grondrechten van de EU (art. 6 lid 1 VEU) (heeft dezelfde waarde als
de Verdragen)
 Secundair Unierecht
o Verordeningen
o Richtlijnen
o Kaderbesluiten

Alles wat in het EVRM staat, is dus een algemeen beginsel van het Unierecht. Het HvJ kan toetsen
aan een algemeen beginsel dat is ontleend aan het EVRM, dus dan wordt er indirect wel getoetst aan
het EVRM.

Er is een grote overlap tussen het Handvest en het EVRM. Het is echter niet uitgesloten dat het
Handvest meer bescherming biedt dan het EVRM. Hier zit dan ook de meerwaarde in.

Hoe komt de EU aan haar bevoegdheden op het gebied van straf(proces)recht?
We hadden oorspronkelijk te maken met de EEG (vier vrijheden: goederen, werknemers, diensten,
kapitaal). EEG had geen wetgevende bevoegdheid t.a.v. het straf(proces)recht. Dit is ook logisch,
want de EEG was bedoeld als een economische gemeenschap. Er werden echter wel regels gesteld in
het kader van de doelstellingen van die economische gemeenschap. Als er regels werden gevraagd,
rees de vraag hoe die regels gesanctioneerd moesten worden.

Griekse Maïs-arrest
Wanneer een stukje Unie-wetgeving regels stelt maar niet een specifieke sanctionering voorschrijft,
dan is het aan de lidstaten om te kiezen tussen de toepassing van het bestuursrecht, civiel recht en
strafrecht, maar bij die keuze moeten de lidstaten twee beginselen in acht nemen. Namelijk het
beginsel van loyale samenwerking en assimilatiebeginsel.

 Beginsel van loyale samenwerking = ook wel Unie-trouw genoemd; betekent dat de lidstaten
de doeltreffende toepassing van het Unierecht moeten verzekeren.
 Assimilatiebeginsel = verbod op discriminatie; overtreding van een EEG-norm moet onder
dezelfde voorwaarden worden gesanctioneerd wanneer vergelijkbare nationale normen ook
via het strafrecht werden afgedaan.

,EEG mocht uiteindelijk ‘doeltreffende, evenredige en afschrikkende’ strafsanctionering voorschrijven,
indien onontbeerlijk voor volledige doeltreffendheid EEG-normen (Kaderbesluit milieustrafrecht).
EEG-regels konden ook overigens van invloed zijn op het nationale straf(proces)recht.

Bickel en Franz-arrest
Franz is een Duitser die in Italië verblijft. Hij wordt betrapt wegens wapenbezit en vervolgd. Hij is dus
een Duitster en spreekt geen Italiaans. Hij bevond zich in Zuid-Tirol, dit is een regio die na WOII is
geannexeerd door Italië. Er woonden mensen die Duits spraken en ook Italiaans. Om die mensen
tegemoet te komen, heeft Italië een talenregeling ingesteld. Een Duitstalige Italiaan mag een
strafproces in de Duitse taal verzoeken. Dit houdt in dat alle stukken worden in het Duits opgesteld,
de behandeling is in het Duits, etc. Dit wilde Franz, dus hij vroeg de rechter om de regeling toe te
passen. Franz was echter geen Duitstalige Italiaan. Is het Unierecht überhaupt van toepassing op
deze zaak?

Franz heeft gebruik gemaakt van zijn rechten van vrij verkeer (art. 56 VWEU) en daarnaast is hij
Unieburger (art. 21 VWEU). Gelijke behandeling op taalgebied kan uitoefening van dat recht
faciliteren: verbod van discriminatie o.g.v. nationaliteit van toepassing (art. 18 VWEU).
Straf(proces)recht behoort weliswaar tot bevoegdheid van de lidstaat, maar EEG-recht stelt grenzen.
De regeling bevoordeelt Duitstalige Italianen boven Duitstalige onderdanen van andere lidstaten die
gebruikmaken van het vrij verkeer. Dit onderscheid is in casu niet gerechtvaardigd.

Ratti-arrest
De richtlijn die harmoniseert voorschriften over de verpakking/etikettering van gevaarlijke stoffen.
De implementatietermijn is verstreken, maar Italië heeft de richtlijn nog niet omgezet. De Italiaanse
strafwetgeving inzake gevaarlijke stoffen is strenger dan de richtlijn. Ratti, directeur van
onderneming die oplosmiddelen fabriceert, handelt conform de richtlijn, maar wordt vervolgd voor
overtreden van de niet aan richtlijn aangepaste Italiaanse strafwetgeving inzake gevaarlijke stoffen.
Mag die Italiaanse strafwetgeving worden toegepast? Mag hem dit worden tegengeworpen?

De richtlijn beoogt volledige harmonisatie. Italië mag dus niet afwijken van de richtlijn. De richtlijn is
voldoende nauwkeur en onvoorwaardelijk, dus heeft rechtstreekse werking. Het gevolg is dus dat
Italië zijn strafwetgeving niet mag toepassen op iemand die zich aan de richtlijn houdt. De Italiaanse
strafwetgeving moet buiten toepassing blijven. Een veroordeling is dus onmogelijk.

Interne markt en wederzijdse erkenning
De Unie wilde een interne markt tot stand brengen en houden: geen controle aan de binnengrenzen.
Zo’n interne markt geeft niet alleen kansen aan mensen die legitiem willen handelen, maar ook aan
criminelen. De noodzaak bestond daarom om maatregelen ter voorkoming/bestrijding van
criminaliteit tot stand te brengen: justitiële samenwerking in strafzaken. Er zijn veel verdragen tot
stand gekomen die zien op die samenwerking. Deze verdragen boden onvoldoende solaas, ze waren
te vrijblijvend (geen duidelijke verplichting om mee te werken als er om rechtshulp werd verzocht,
want veel weigeringsgronden waarmee een lidstaat kon zeggen ‘nee’) en er bestonden veel
verschillen tussen de strafwetgeving van de lidstaten (die verschillen konden weer leiden tot de
weigering van verlening van rechtshulp). Een van die weigeringsgronden is bijv. het verbod van
dubbele strafbaarheid.

De gedachte was om die verschillen weg te nemen door het straf(proces)recht van de lidstaten te
harmoniseren. Het probleem daarmee was dat dit als een te grote aantasting van de soevereiniteit
van de lidstaten werden gezien. Als oplossing hiervoor werd er een alternatief geïntroduceerd:
wederzijdse erkenning. Dit beginsel van wederzijdse erkenning was al bekend uit de interne markt:
een goed dat in lidstaat A legaal op de markt is gebracht, moet ook in lidstaat B tot de markt worden

, toegelaten, ook al voldoet het goed niet aan de wetgeving van lidstaat B. De autoriteit uit lidstaat B
erkent de beslissing uit lidstaat A, ook al had zij naar het recht van lidstaat B niet eenzelfde beslissing
kunnen nemen.

Wederzijds vertrouwen = elke lidstaat aanvaardt toepassing van een in een andere lidstaat geldend
strafrecht, ook indien zijn eigen strafrecht tot een andere oplossing zou leiden (Gözütok en Brügge-
arrest; Piotrowski-arrest).

Dus: verschillen tussen wetgeving van lidstaten zijn niet van belang.

Fundamentele premisse = alle lidstaten delen waarden a.b.i. art. 2 VEU (onder meer menselijke
waardigheid, vrijheid, rechtsstaat en eerbiediging mensenrechten), dit impliceert en rechtvaardigt
het vertrouwen dat de lidstaten die waarden erkennen en het Unierecht dat uitvoering geeft aan die
waarden in acht nemen.

De basis van die fundamentele premisse is dat alle lidstaten partij zijn bij het EVRM en ook nationale
grondrechten kennen. Het gevolg van die premisse is dat, behoudens in uitzonderlijke
omstandigheden, alle lidstaten ervan moeten uitgaan dat andere lidstaten het Unierecht, en in het
bijzonder de grondrechten, naleven. Het Hof zegt ook dat dit dus kan betekenen dat je op grond van
het Unierecht verplicht bent om in een concreet geval niet na te gaan of de grondrechten zijn
nageleefd. Wederom behoudens in uitzonderlijke gevallen, het Hof maakt dus uitzonderingen
mogelijk en dit betekent dus ook dat het wederzijds vertrouwen geen blind vertrouwen is. Er zijn
mogelijkheden om na te gaan of een andere lidstaat de grondrechten heeft nageleefd, maar dit mag
alleen in uitzonderlijke gevallen, aldus het Hof.

De interne markt is dus
 Een markt zonder personencontrole aan de binnengrenzen
 Waarin de grondrechten worden geëerbiedigd
 Waarin een hoog niveau van veiligheid wordt gewaarborgd door:
o Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit
o Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
o Wederzijdse erkenning en zo nodig een onderlinge aanpassing van strafwetgeving (=
harmonisatie).

Harmonisatie
Harmonisatie van straf(proces)wetgeving van lidstaten: onderlinge aanpassing van die wetgeving. De
vraag is of het gaat om minimumharmonisatie of volledige harmonisatie. Bij volledige harmonisatie
mogen lidstaten niet afwijken van het voorgeschrevene resultaat. Bij minimumharmonisatie moeten
lidstaten ten minste het voorgeschreven resultaat verwezenlijken, daarbuiten hebben zij de ruimte.
Grondslagen voor harmonisatie zijn art. 82 lid 1 en 2 VWEU, 83 lid 1 en 2 VWEU en art. 31 (oud) VEU.

Harmonisatie van justitiële samenwerking (art. 82 lid 1 VWEU)
 Bij maatregel: dus niet alleen bij een richtlijn, maar ook bij een verordening
 Ter bevordering van justitiële samenwerking in strafzaken (faciliterende functie van
harmonisatie)
 Geen beperking tot minimumharmonisatie: de Uniewetgever kan ervoor kiezen om over te
gaan tot volledige harmonisatie
 Uitzonderingspositie sommige lidstaten (Denemarken (opt-out) en Ierland (opt-in)):
Protocollen 21 en 22 bij Verdrag van Lissabon

Harmonisatie van strafprocesrecht (art. 82 lid 2 VWEU)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberzl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.02  9x  sold
  • (1)
Add to cart
Added