Social Work Hanze - samenvatting Stromingen in de psychologie 2020/2021
23 views 0 purchase
Course
Stromingen in de psychologie
Institution
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Super uitgebreide samenvatting. Door de details in deze samenvatting is het niet nodig om het boek grondig te bestuderen. Dit maakt de samenvatting wel langer dan gemiddeld, maar scheelt jou tijd!
H1 Psychologie: een palet vol theorieën
1.2 Wat is psychologie?
Het studieonderwerp van een wetenschap wordt het object genoemd. Bij de meeste wetenschappen
is het object goed te formuleren en bestaat er, zowel intern (binnen een wetenschap) als extern
(vanuit andere wetenschappen), overeenstemming over.
Makkelijk is het als het object al in de naam van de wetenschap besloten ligt, zoals bij
kunstgeschiedenis en wiskunde.
Bij de psychologie is er zowel intern als extern geen eenduidigheid over het object en bestaat uit
verschillende theoretische stromingen. Deze verschillen in hun keuze van het object. Zo wordt in de
ene stroming voor het onbewuste gekozen en in de andere voor gedrag of cognities. Daarmee
samenhangend verschilt vaak ook de methode waarmee kennis wordt verworven.
De psychologie is extern niet goed afgebakend van andere (mens)wetenschappen. Bijna alle
psychologische onderwerpen worden ook in andere wetenschappen bestudeerd. Emoties – een
bekend subobject uit de psychologie – worden ook bestudeerd in de biologie en de sociologie. Deze
interne en externe onduidelijkheden hebben tot gevolg dat zowel binnen de psychologie als tussen de
psychologie en andere wetenschappen rivaliserende beschrijvingen en verklaringen zijn aan te treffen
over eenzelfde onderwerp.
Een voorbeeld om dit te verduidelijken. Depressiviteit is een veelvoorkomende klacht. Als iemand
daarmee bij een psycholoog terechtkomt, dan kan (om twee mogelijkheden te noemen) de ene
psycholoog de klachten bekijken vanuit de relatie met de partner van de hulpvrager, terwijl een andere
psycholoog kijkt naar de ervaringen – en belevingen daarbij – die de hulpvrager heeft opgedaan in zijn
jeugd.
De eerste aanpak verraadt een zienswijze waarin grote invloed wordt toegekend aan het partner- of
gezinsrelatiesysteem. De tweede aanpak is verwant met het psychoanalytisch gedachtegoed. Een
arts kan er echter op wijzen dat depressiviteit samenhangt met een verstoorde chemische
huishouding in de hersenen. Sommige hersenstofjes – neurotransmitters – kunnen te weinig of te veel
voorkomen. Op grond daarvan kan de arts medicatie voorschrijven. Een socioloog ten slotte zal zich
wellicht afvragen waarom er maatschappelijk gezien een toename van depressieve klachten is. Hij
kan dit proberen te verklaren vanuit veranderende waarden en normen.
Voor het object (studieonderwerp) van de psychologie wordt in dit boek de volgende definitie
gehanteerd: ‘Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd
als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt.’
Het verschil met andere wetenschappen is erin gelegen dat in psychologische theorieën de
beschrijving en verklaring van het object vooral plaatsvinden op individueel niveau. Dit in tegenstelling
tot de sociologie, waarin meer naar maatschappelijke of groepsverbanden wordt gekeken. En in de
biologische of medische wetenschappen wordt juist vooral gekeken naar de biologische bepaaldheid
van gedrag.
Psychologen kijken meer dan biologen naar de beleving en waardering van gedrag. Dit geldt dan
zowel voor de persoon zelf (hoe ervaar ik mijn eigen gedrag?) als voor zijn directe omgeving (hoe
ervaar ik het gedrag van mijn vriend?).
Dit betekent dat een wetenschap getypeerd kan worden aan de hand van (A) de soort vragen en
problemen (het object) en (B) de methoden en theorieën. Er vindt een dynamisch spel plaats tussen
twee factoren, wat tot gevolg heeft dat de grenzen tussen wetenschappen niet vastliggen.
De derde factor (C) is medebepalend voor de invloed van een wetenschap. De grenzen en legitimiteit
van een wetenschap worden beïnvloed door het maatschappelijk draagvlak van een wetenschap. Dit
is af te leiden uit de weerklank die een wetenschap vindt in de maatschappij. Ook ‘niet-
wetenschappers’ hebben hun persoonlijke theorieën bij het waarnemen en begrijpen van de wereld en
daarmee zichzelf. De maatschappelijke betekenis van een wetenschap is af te leiden uit hoe sterk
persoonlijke theorieën gekleurd worden door wetenschappelijke kennis.
We spreken dan ook wel van een gepsychologiseerde wereld, wat betekent dat de manier waarop
de doorsneeburger maatschappelijke verschijnselen ervaart medebepaald wordt door psychologische
theorieën.
1
,1.3 Theorieën
Theorieën zijn te typeren als referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan. Ze bieden
interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en verhelderd worden. Hierin kent de psychologie een
grote verscheidenheid.
Wetenschappelijke theorieën vervullen drie functies. Deze worden hieronder beschreven, waarbij
uitgelegd zal worden wat het verschil is tussen ‘dagelijkse’ en ‘wetenschappelijke’ kennis.
Functie 1:
De systematiserende of ordenende. De oorsprong van het begrip theorie verwijst hiernaar. Het
begrip is afgeleid van het Griekse woord theoria (= beschouwing). De ordenende functie van
theorieën vindt allereerst plaats op het niveau van beschrijving, anders geformuleerd: de eerste stap is
een systematische weergave van wat er wordt waargenomen. De procedures van verwerving moeten
duidelijk en controleerbaar zijn. In de wetenschap tracht men bevindingen te rapporteren in de vorm
van helder geformuleerde verbanden of wetten. Daaraan wordt de eis gesteld dat ze herhaalbaar
(replicieerbaar) zijn. Wat in het ene onderzoek wordt aangetroffen, moet in een ander onderzoek
opnieuw aangetroffen worden.
Bij deze systematiserende functie is een waarschuwing op zijn plaats. Ook wetenschappers kennen
geen objectieve waarneming. Hun waarneming is vooral ‘theoriegeladen’. Dat wil zeggen: hun
referentiekader bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen. Dit is de
reden dat psychologen hetzelfde gedrag verschillend kunnen waarnemen en verklaren.
Functie 2:
Verklaren en voorspellen. Doorredenerend op het gehoorzaamheidsexperiment: de resultaten
kunnen verklaard worden door aan te geven dat ze in specifieke omstandigheden bereikt worden. De
gehoorzame persoon moet bijvoorbeeld extreem afhankelijk zijn van de opdrachtgever. Op grond
daarvan kan voorspeld worden dat in een experiment waarin de proefpersonen minder afhankelijk
zijn, zij ook minder gehoorzaam zullen zijn.
Functie 3:
Heuristische functie. Met dit begrip wordt aangegeven dat op grond van het inzicht dat de theorie
heeft opgeleverd nieuwe voorspellingen gedaan kunnen worden. Met nieuw wordt hier bedoeld: ‘Hé,
daar had ik nog niet aan gedacht.’ Het gehoorzaamheidsexperiment kan een wetenschapper
bijvoorbeeld op het idee brengen dat dit iets verklaart van de gehoorzaamheid en wreedheid van
oorlogsmisdadigers. Denk hierbij aan de discussie over de Duitse oorlogsmisdadigers uit de Tweede
Wereldoorlog.
1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
Geschiedenis van theoretische stromingen:
Historische ontwikkeling:
Om de geschiedenis van de theoretische stromingen te verduidelijken, wordt een vergelijking gemaakt
met de geschiedenis van (Nederlandse) politieke partijen. Deze vergelijking werd eerder gemaakt door
Van Kalmthout, waaraan een aantal voorbeeld is ontleend. De theoretische stromingen in de
psychologie kennen vaak een lange geschiedenis. Ze kwamen of komen niet zomaar ‘uit de lucht
vallen’, maar hebben hun wortels in oude filosofische tradities en nieuwe maatschappelijke
ontwikkelingen.
De verschillende stromingen bestonden uit groepen wetenschappers met eigen, specifieke
vraagstellingen en onderzoeksmethoden. Ze zijn te vergelijken met belangrijke maatschappelijke of
geestelijke stromingen zoals het liberalisme, het socialisme, het christendom en de islam. Binnen de
stromingen in de psychologie ontstond schoolvorming. Dit is te vergelijken met de vorming van
politieke partijen.
Cultuurhistorische bepaaldheid:
Net als politieke partijen zijn psychologische stromingen en product van de tijd. Het is (achteraf) altijd
te verklaren waarom bepaalde stromingen juist op een bepaald moment ontstonden. Ze voorzagen
namelijk in de behoefte van die periode en vertegenwoordigden waarden en normen die op dat
moment van maatschappelijk belang waren.
2
, Als bestaande partijen een belangrijk maatschappelijk probleem verwaarlozen, wordt er dikwijls een
nieuwe partij opgericht die zich juist daarmee gaat bezighouden. Het ontstaan van psychologische
stromingen kent hetzelfde mechanisme. Zoals later nog beschreven zal worden, verwaarloosde het
behaviorisme de cognitieve eigenschappen van mensen (zoals het denken en het geheugen). Er
ontstond een stroming waarin juist dit aspect bestudeerd wordt: de cognitieve psychologie.
Slingerbeweging:
Binnen de politiek zijn de ontwikkelingen te vergelijken met de slingerbeweging van een pendule.
Rogers kwam in de jaren vijftig van de vorige eeuw met een non-directieve vorm van hulpverlening.
Dat was een reactie op de toen geldende autoritaire vormen van hulpverlening. In de jaren tachtig en
negentig was de slinger weer op de ‘terugweg’: directieve hulpverleningstechnieken kenden een snelle
opkomst. De psychoanalyse is lang niet meer zo dominant als zestig jaar geleden. Maar voor
onderwerpen die verwant zijn aan de psychoanalyse – zoals het onbewuste, de
persoonlijkheidsstoornis, meervoudige persoonlijkheid en hypnose – bestaat een hernieuwde
belangstelling, zij het vanuit andere invalshoeken.
Gebruikmaken van elkaar:
Politieke partijen nemen elkaars standpunten over, waarbij deze naar eigen inzicht worden aangepast.
Een dergelijke ontwikkeling is er ook in de hedendaagse psychologie. Zo hoort het begrip ‘onbewuste’
traditioneel thuis in de psychoanalyse, maar wordt het tegenwoordig vanuit het referentiekader van de
cognitieve psychologie bestudeerd. Binnen de politiek zien we partijen verdwijnen en fuseren. Binnen
de psychologie en vooral binnen de psychotherapie waren er soortgelijke ontwikkelingen.
Fusies in de psychologie zijn te illustreren aan de hand van de hedendaagse gedragstherapie waarin
behavioristische en cognitieve opvattingen samengaan.
Nadruk op effectiviteit:
In toenemende mate wordt van hulpverleningsmethoden verlangd dat bewezen is dat ze effectief –
werkzaam – zijn (evidence based). De laatste jaren wordt, in navolging van de medische
wetenschap, van de hulpverlening verwacht dat de toegepaste methoden onderzocht worden op
effectiviteit. Als dat niet bewezen kan worden, dan kan dat bijvoorbeeld gaan betekenen dat er geen
geld beschikbaar wordt gesteld of dat de verzekering de hulpverlening niet meer dekt.
Aan de hand van de slingerbeweging valt te voorspellen dat de huidige periode van samenwerking en
pragmatische inslag gevolgd zal worden door een periode waarin het eigen gelijk weer centraal zal
staan.
De voorkeur van de schrijver van dit boek ligt bij de pragmatische aanpak. Elk verschijnsel, zo luidt
zijn standpunt, is op verschillende manieren te bekijken; elke visie kent zijn sterke en zwakke punten.
De roep om bewezen effectiviteit is terecht en in lijn met een eerder besproken belangrijk kenmerk van
theorieën, namelijk dat de (wetenschappelijke) resultaten haalbaar moeten zijn.
Mensbeelden bij theoretische stromingen:
Iedere psychologische stroming is te karakteriseren aan de hand van een mensbeeld. Hierin komt tot
uitdrukking hoe ‘de mens’ opgevat wordt. Eisenga c.s. omschrijven een mensbeeld onder andere als
een ‘voorbeeld ter navolging’. Ze verwijzen hierbij naar naamsvernoeming: in de middeleeuwen
was het gewoonte om iemand naar een heilige te vernoemen. Het leven van de heiligen was uitvoerig
vastgelegd en daarvan kon afgeleid worden hoe iemand zijn eigen leven diende in te richten.
Een mensbeeld kent twee aspecten:
Een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen (de bodem van het menselijk bestaan).
Een verwijzing hoe mensen behoren te zijn (het zogenaamde doelbeeld).
Bij de kenmerkende eigenschappen gaat het onder andere om het verschil tussen mensen en
dieren of om het verschil tussen kinderen en volwassenen. Het doelbeeld is meer een morele visie.
Daarin staat centraal hoe een mens zich behoort te gedragen. Met het doelbeeld sturen we ons
eigen handelen en beoordelen we het gedrag van anderen. De uitspraak ‘dat is onmenselijk’
bijvoorbeeld is gebaseerd op een doelbeeld.
Het is goed te beseffen dat in andere culturen de individuele verantwoordelijkheid niet per se
benadrukt wordt. In niet-westerse culturen kan meer de nadruk gelegd worden op de groep of de
familie, waar het individu dan ondergeschikt aan is. Deze culturen worden fijnmazig genoemd. Er is
minder ruimte voor het individu en meer ruimte voor groepsbelangen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LarissaSW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.