Evolutie = ontwikkeling leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Generatio spontanea = ontstaan van levende wezens uit levenloze materie.
Neodarwinistische evolutietheorie/neodarwinisme = gaat uit van genetische variatie, natuurlijke
selectie en soortvorming door reproductieve isolatie.
Creationisme = theorie die uitgaat van de schepping.
Natuurlijke selectie = verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype
een grotere overlevingskans en voorplantingskans hebben, en daardoor meer in de populatie zullen
voorkomen dan anderen. Dit komt door genetische variatie.
Reproductieve isolatie = een lange tijd vindt er geen voortplanting plaats tussen 2+ populaties.
Mutant = organisme met een bepaalde mutatie die in het fenotype tot uiting komt.
Selectiedruk = invloed van milieufactoren, waardoor genfrequenties veranderen.
Fitness = van individuen met een gunstig genotype blijven meer nakomelingen in leven en planten
zich voort dan individuen met een minder gunstig genotype.
Adaptatie = aanpassen aan de gevolgen.
4.5.2
Primaten = orde van zoogdieren waartoe mensen, (mens)apen en halfapen behoren.
Fossielen = resten of afdruk van uitgestorven organismen.
4.5.3
Soort = de grootste verzameling van populaties waartussen een effectieve uitwisseling van genen
plaatsvindt of kan plaatsvinden.
- De meeste soorten bestaan uit veel populaties.
- Kan bestaan uit verschillende rassen.
Gene flow = tussen individuen van 2 populaties van dezelfde soort vindt af en toe uitwisseling van
genen plaats.
Populatie = groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
- Geslachtelijke voortplanting à uitwisseling genen.
Genenpool = verzameling van alle allelen voorkomend op alle loci of op een bepaalde locus in een
populatie.
- De omvang is een maat voor de genetische variatie.
Allelfrequentie = percentage waarmee een bepaald allel deel uitmaakt van de genenpool in een
populatie; berekenen door: percentage individuen waarbij het recessieve allel tot uiting komt (aa).
Regel van Hardy-Weinberg = binnen een populatie blijven de allelfrequenties constant, als de
voortplanting willekeurig plaatsvindt en er geen andere beïnvloedbare factoren zijn.
Geen selectiedruk à allelen op een willekeurige manier doorgegeven.
Afwijkingen van de regel van Hardy-Weinberg
Door:
- Selectiedruk
à invloed van milieufactoren, waardoor genfrequenties veranderen.
, - Mutaties
à van nieuwe, dominante allelen die een selectievoordeel veroorzaken, nemen de
allelfrequenties toe. Bij een selectienadeel neemt de allelfrequentie af.
- Genetic drift
à verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties
kunnen optreden.
o Flessenhalseffect
à door bepaalde gebeurtenissen loopt het aantal individuen van een soort sterk
terug à de kleinere genenpool kan een andere samenstelling krijgen dan de
oorspronkelijke genenpool.
o Foundereffect
à klein deel van een populatie vestigt zich in een nieuw gebied à er ontstaat een
kleinere genetische variatie dan in de oorspronkelijke populatie.
Micro-evolutie = verandering van allelfrequenties in een populatie à soort evolueert.
Co-evolutie = evoluerende soort beïnvloedt een andere soort, die daardoor ook evolueert.
5.4
Reproductieve isolatie
= gedurende lange tijd vindt er geen voortplanting plaats tussen 2 populaties à geen uitwisseling
van genen tussen deze populaties.
Door geografische oorzaken:
- Bv een rivier deelt een populatie in tweeën.
Door verschillen in gedrag:
- Bv verschillend baltsgedrag leidt niet tot voortplanting; leeuwen en tijgers hebben
verschillende levenswijzen.
Door de factor tijd:
- Bv planten bloeien in verschillende seizoenen; dieren paren op verschillende dagdelen.
Eilandtheorie
= de soortenrijkdom op een eiland wordt bepaald door de immigratie van nieuwe soorten naar het
eiland en de extinctie (uitsterven) van soorten die het eiland reeds hebben bereikt.
- Evenwicht: immigratie en extinctie even groot.
- > afstand naar vasteland, < soorten bereiken eiland.
- < eiland, < voedselbronnen, > uitsterven soort.
- 10x zo groot eiland, 2x zoveel soorten.
Allopatrisch = dochtersoort ontstaan uit vooroudersoort door isolatie door geografische oorzaken.
Sympatrisch = dochtersoort ontstaan uit vooroudersoort zonder isolatie door geografische oorzaken.
Polyploïd = 3+ malen het haploïde aantal chromosomen bezittend.
à geen kruising mogelijk met diploïd organisme à 2 groepen in populatie zonder gene flow à 2
sympatrische soorten.
Waarom is eilandtheorie belangrijk voor evolutie?
De eilandtheorie geeft een model voor de vestiging van soorten organismen op eilanden. Als soorten
zich op een eiland hebben gevestigd, kunnen ze zich daar verder ontwikkelen, gescheiden van hun
soortgenoten op het vasteland of op andere eilanden, zoals in het verleden op de Galapagoseilanden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HeleneHoeve. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.