3.1 Hofstelsel en horigheid
3.1.1 Op het domein
De samenleving werd gedomineerd door de adel, een kleine elite van grootgrondbezitters. De leden
van deze groep traden op als bestuurders, krijgsheren en rechters. Uit hun kringen kwamen ook de
geestelijken voort. Adel en geestelijkheid waren de twee hoogste standen in de middeleeuwse
samenleving. De derde stand bestond uit de boeren. Zij woonden en werkten op de landerijen van de
heren en waren in verschillende mate afhankelijk van hen.
Ten eerste waren er de vrije boeren: Zij bewerkten hun eigen land en hadden de vrije beschikking
over hun eigen persoon en hun goederen. Zij hadden wel de zware verplichting in oorlogstijd hun
heer te volgen. Moesten voor hun eigen wapenuitrusting zorgen, wat een zware opgave was. Vrije
boeren zagen daarom soms af van hun vrijheid en werden horige. Daarmee werden ze verlost van
hun militaire dienst en genoten voortaan bescherming van de heer.
Ten tweede waren er de horigen, de tweede groep afhankelijke boeren op het land van de heer. Zij
bewerkten hun eigen grond, maar mochten de landerijen van de heer niet verlaten. Ook om te
trouwen had men toestemming nodig en moesten ze bepaalde diensten verrichten.
De derde groep onvrijen waren de lijfeigenen. Dit waren mensen zonder bezit die als knechten
werkten en volledig in de macht van de heer waren.
Al deze groepen waren gebonden aan het domein, de belangrijkste sociaaleconomische eenheid in
de middeleeuwen. Een domein kon het eigendom zijn van een militaire leider, een bisschop, klooster
of koning. In de economie stond het domein zo centraal, dat we het economische systeem uit deze
periode ook wel aanduiden als het 'domaniale stelsel' of 'hofstelsel'. Het woord 'hof' verwijst naar
de hoeve (boerderij) van de heer, het centrum van een domein.
Kenmerken van een domein:
- Driedeling van de grond
- Eén derde deel was bestemd voor de heer zelf, het vroonhof. Dit was soms versterkt met een muur
van houten palen, de voorloper van het kasteel.
- Soms stond er een kerkje.
- Op een deel van het domein bezat de heer akkers, waarop hij lijfeigenen en horigen liet werken.
- Een tweede gedeelte van de grond was bestemd voor de akkers van de boeren, vrije en horige, met
hun boerderijen. Vrije boeren konden grond van de heer pachten.
- De rest van het domein was woeste grond. Dat bestond uit ongerepte natuur en bos.
- Het domein was verspreid over relatief losse lappen grond, die over een uitgestrekt gebied
verspreid waren. Het domein kon daardoor verschillende producten leveren.
Handel en steden verdwijnen
Het hofstelsel ontwikkelde zich in het noordwesten van het voormalige West-Romeinse Rijk. De
steden waren verschrompeld of verdwenen. In de Vroege Middeleeuwen was een vrijwel volledig
agrarische samenleving ontstaan. Eerder tijdens het Romeinse Rijk was er sprake van een agrarisch-
urbane samenleving.
, 3.1.2 Oorzaken en gevolgen van het hofstelsel
Het verdwijnen van de handel en de steden, en het ontstaan van het hofstelsel kende een reeks van
oorzaken:
1) Het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk oa door de volksverhuizingen.
2) Door het wegvallen van het centrale gezag gingen lokale heren oorlog met elkaar voeren over
erfenissen en grondgebied.
3) Dit leidde tot grote onveiligheid.
4) Reizen werd gevaarlijk en de handel kromp in.
5) Internationale handelscentra veranderden in regionale marktplaatsen.
6) Geld als ruilmiddel verdween.
7) De productie in de nijverheid nam af en er konden geen grondstoffen meer worden aangevoerd.
Omdat de handel bijna helemaal was verdwenen, moesten de middeleeuwers in hun eigen
onderhoud voorzien. Daarom zeggen we dat de boeren in het vroegmiddeleeuwse hofstelsel
autarkisch (zelfvoorzienend) waren. Binnen een dorp bestond nog wel enige vorm van specialisatie
en was er enige ruilhandel met gebieden buiten het dorp.
De nieuwe verhoudingen hadden hun weerslag op de bestuurlijke organisatie. Door het schaarser
worden van geld werd het voor een koning moeilijker een uitgebreid ambtenarenapparaat te
bekostigen. Vroegmiddeleeuwse koninkrijken waren daardoor in feite een soort privébezit en de
inwoners onderdanen die afhankelijk waren van hun koning. Dit stond haaks op opvattingen in de
oudheid waar men ervan uit ging dat burgers zelf een staat bestuurden. In de Germaanse
koninkrijken was het idee van een Res Publica helemaal verdwenen.
De opkomst van de Germanen en andere koninkrijken ging bovendien gepaard met een vergaande
militarisering van de samenleving. Koningen werden daarin bijgestaan door aristocraten die sterk
gericht waren op oorlogvoering. Ook sommige boeren hadden militaire verplichtingen. De
administratieve taken werden steeds meer overgelaten aan een kleine groep hoge geestelijken, de
enige groep op den duur die enigszins geletterd was.
3.2 Europa wordt christelijk
3.2.1 De verbreiding van het christendom
Toen de Romeinen aan het einde van de 4e eeuw het christendom tot staatsgodsdienst maakten
betekende dat nog niet dat iedereen christen werd. Men bleef vaak toch de eigen goden aanbidden.
In de eeuwen daarna veranderde dat beeld en steeds meer mensen werden gekerstend, bekeerden
zich tot het christendom. Dit proces van kerstening ging hand in hand met een politieke
ontwikkeling; de uitbreiding van Frankrijk.
Toen koning Clovis, rond 500 de beslissing had genomen zich te bekeren deed hij dat ook uit politieke
motieven. Samenwerking met de kerk was gunstig, omdat zij bij het bestuur gebruik konden maken
van ervaren bestuurders als de bisschoppen en konden ze rekenen, via de paus, op de zegen van
God. De kerk had er baat bij omdat de Franken militaire steun konden verlenen aan de kerk in haar
gebied in Italië. De Franken ontwikkelden zich zo tot het machtigste volk in Noordwest-Europa.
In Nederland ging dit proces geleidelijk. De Frankische koning Dagobert stichtte omstreeks 635 een
kerk in Utrecht. De monniken Willibrord en Bonifatius probeerden inde 8e eeuw de Friezen en
Saksen te bekeren. Deze missionarissen waren uit Engeland gekomen om het geloof te verspreiden
en werden daarbij gesteund door de Franken om kerken en kloosters te stichten. Dat liep voor
Bonifatius niet goed af want hij werd door de Friezen in 754 te Dokkum vermoord. Waarmee
duidelijk werd dat kerstening van de Friezen niet eenvoudig was.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fayefmorgan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.