Mobiliteit Samenvatti ng Hoofdstuk 1 t/m 3
Hoofdstuk 1: Schaarste en Ruil
Begrippen:
Alternatief aanwendbaar: De middelen kunnen voor verschillende zaken
worden gebruikt -> denk aan geld.
Arbeidsdeling: Het splitsen van het productieproces -> vergroot de
arbeidsproductiviteit
Directe ruil: Ook wel ruil in natura, rechtstreeks ruilen
Indirecte ruil: Goederen worden geruild tegen geld
Ruilmiddel: Functie van geld
Rekenmiddel: Functie van geld
Spaarmiddel: Functie van geld
Schaarste: Er moet iets worden opgeofferd - de behoefte is oneindig maar
de middelen niet
Transactiekosten: Samenhangende kosten bij een ruil -> denk aan
verzendkosten o.i.d.
Vrije goederen: Geen schaarse goederen en er is dus geen opoffering ->
denk aan lucht
Marktsector Niet-Marktsector
Formele Economie Bedrijfsleven Overheid en non-profit
Informele Economie Zwarte circuit Grijze circuit (huishoudelijke
arbeid, directe ruil etc.)
Je kunt….
Uitleggen wat de economische invalshoek is bij het bestuderen van
menselijk gedrag. (1.12)
Economen bestuderen de behoeften en hoe mensen zich daarin voorzien.
Ook kijken ze naar schaarste (dus het verband tussen behoefte en
middelen).
Absolute en relatieve schaarste onderscheiden. (1.4)
Absolute schaarste: voedselschaarste tijdens hongersnood
Relatieve schaarste: Taxiritten -> middelen moeten worden opgeofferd en
er is een oneindige behoefte maar er zijn beperkte middelen.
Beschrijven welke invloed de ontwikkeling van de ruil in de loop der tijd
heeft op de transactiekosten. (1.8)
Vroeger werd er direct geruild, dat geeft hoge transactiekosten door veel
onderhandelen en verplaatsen. Directe ruil werd echter verdrongen voor
indirecte, daardoor zijn de transactiekosten veel lager geworden.
Drie functies van geld onderscheiden en herkennen. (1.9)
Drie functies zijn: Ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel.
Vaststellen welke kosten transactiekosten zijn. (1.8)
Dit zijn eigenlijk bijkomende inspanningen bij de ruil -> onderhandelen,
zoektijd, afwikkelen etc.
Onderscheiden of economische activiteiten horen tot het formele circuit of
het informele. (1.16)
Informele circuit -> zwart werken of grijs, anders formeel. (zie tabel)
Onderscheiden of economische activiteiten horen tot de marktsector of
niet-marktsector. (1.10)
, Zie tabel
Uitleggen welke invloed transactiekosten hebben op het ruilproces. (1.8)
Mensen gaan dus eerder indirect ruilen door de lage transactiekosten die
daaraan verbonden zijn. Direct ruilen heeft hoge transactiekosten.
Rekenen met arbeidsproductiviteit en productieomvang. (1.15)
De arbeidsproductiviteit wil zeggen hoeveel je kan produceren per
persoon.
Hoofdstuk 2: Ruiltransacties en Welvaart
Begrippen:
Baten: De mate van behoeftebevrediging -> dit weeg je af tegen de
kosten; is de behoeftebevrediging het geld waard?
Betalingsbereidheid: Het maximale bedrag dat je voor iets wil betalen
Evenwichtshoeveelheid: Het aantal producten dat wordt
gevraagd/aangeboden bij de evenwichtsprijs (vraag en aanbod is dan altijd
gelijk)
Individuele consumentensurplus: Het voordeelbedrag van de consument,
de prijs is dus lager dan zijn betalingsbereidheid (yes-gevoel)
Individuele producentensurplus: Het voordeelbedrag van de producent, de
prijs is dus hoger dan de leveringsbereidheid (yes-gevoel) -> let op! Is niet
hetzelfde als winst
Kosten: De waarde van de opgeofferde middelen
Leveringsbereidheid: Het minimale bedrag waarvoor je wilt leveren
Marktevenwicht: Vraag en aanbod zijn gelijk
Pareto-efficiënt: Een situatie is Pareto-efficiënt wanneer jouw welvaart niet
kan toenemen zonder dat die van iemand anders afneemt
Totale consumentensurplus: Het consumentensurplus van alle
consumenten samen
Totale producentensurplus: Het producentensurplus van alle producenten
samen
Totale surplus: Consumentensurplus + producentensurplus
Werknemerssurplus: Het voordeel voor de werknemer
Werkgeverssurplus: Het voordeel voor de werkgever
Je kunt….
Met een kosten-batenanalyse uitleggen wat het effect van een
ruiltransactie is op de welvaart.
Volgens welvaartseconomen kan de welvaart toenemen na een
ruiltransactie. Als X 500 euro ergens voor wil betalen en het maar 450
kost, neemt zijn welvaart toe met 50 euro. De kosten (450) weeg je dan af
tegen de baten (500). Omdat de baten hoger zijn, vindt er een
ruiltransactie plaats en neemt X zijn welvaart toe.
Uitleggen wanneer er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie. (2.3a)
Een situatie is Pareto-efficiënt wanneer de welvaart van Persoon 1 alleen
kan toenemen als de welvaart van Persoon 2 afneemt. Denk aan:
Prijzengeld wordt verdeeld (300 euro) tussen drie mensen: 100, 150 en 50.
Deze situatie is Pareto-efficiënt, als je het prijzengeld namelijk eerlijk zou
verdelen, dan verliest iemand 50 euro en wint iemand 50 euro.
Kritiek op de welvaartstheorie beschrijven. (2.5)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noralucahendriks. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.