Alle opgaves van management accounting uitgewerkt van de hoofdstukken 2,4,6,7,8,9,12,13,14 & 16. hiermee kan je je goed voorbereiden op het tentamen en kan je dit eventueel gebruiken als proeftentamen.
V2.2 Op bedrijventerrein “De Nijverheid” zijn naast elkaar twee bedrijven gevestigd, die hetzelfde
product maken, het halffabricaat XJ70, dat bestemd is voor de chemische industrie. “Industria bv” is
gevestigd in een eigen pand, dat is aangeschaft voor 27.000.000,- en dat 25 jaar mee zal gaan; de
restwaarde wordt geschat op 2.000.000,-. De grondstof voor XJ70 wordt ingekocht bij leverancier A
voor 250,- per ton. De grondstof dient na levering onmiddellijk verwerkt te worden; indien dat niet
het geval is, is hij niet meer bruikbaar. Per ton XJ70 is ook een ton grondstof nodig. De productielijn
die de grondstof tot XJ70 verwerkt, wordt geleased voor 1.500.000,- per jaar.
Het personeel is geheel in vaste dienst; de loonkosten bedragen 2.000.000,- per jaar. Bij een jaarlijkse
productie van meer dan 15.000 ton XJ70 dienen uitzendkrachten te worden ingeschakeld; per ton
XJ70 die boven de 15.000 ton wordt geproduceerd bedragen de extra personeelskosten
700,-“Diligentia bv” is gevestigd in een gehuurd pand, kosten 1.000.000,- per jaar. De grondstoffen
voor XJ70 wordt ingekocht bij leverancier B, voor 300,- per ton. Bij een jaarlijks grindstofverbruik van
meer dan 12.000 ton krijgt Diligentia een korting voor elke extra ton van 20%. De productielijn wordt
geleased voor 1.400.000,- per jaar. Het vaste personeel brengt per jaar 900.000,- aan loonkosten met
zich mee, daarnaast zijn er uitzendkrachten die 300,- per ton XJ70 kosten. Voor beide bedrijven geldt
dat hun maximale jaarproductie 20.000 ton XJ70 is en dat er geen voorraden worden aangehouden.
Beide bedrijven hanteren dezelfde verkoopprijs voor een ton XJ70.
a. Teken in een grafiek de lijn die het verband aangeeft tussen de totale kosten op jaarbasis en de
productie in tonnen XJ70 op jaarbasis van Industria en Diligentia.
b. Bij welke jaarlijkse geproduceerde hoeveelheid behalen Industria en Diligentia dezelfde winst?
4.500.000 + 250 x q = 3.300.000 + 600 x q
1.200.000 = 350 x q
q = 1.200. = 3.428,571
,V2.4 Een productieonderneming bezit een machine waarmee de producten P en W kunnen worden
geproduceerd. Zowel P als W kan onbeperkt worden afgezet. Rekening houdend met stilstand en
onderhoud wordt het aantal productieve uren van de machine op 1.500 per jaar gesteld. De
constante kosten bedragen 25.000,- per jaar. Verder zijn de volgende gegevens beschikbaar:
P W
Verkoopprijs 130,- 90,-
Variabele kosten (grondstof en direct loon) 100,- 70,-
Benodigde machinetijd 30 minuten 15 minuten
a. geef gemotiveerd aan of extra productie en afzet van P respectievelijk W tot een verbetering van
het resultaat leidt.
Bij de productie en afzet van P respectievelijk W spelen alleen de extra opbrengsten en extra kosten
een rol die uit de productie en afzet voortvloeien; dit betreffen de verkoopprijzen en de variabele
kosten. De constante kosten zijn een gegeven en liggen toch al vast, zij kunnen niet meer ongedaan
gemaakt worden. Aangezien bij zowel P als W de verkoopprijs hoger ligt dan de variabele kosten,
leidt productie en afzet van beide tot een hoger resultaat.
b. Geef aan waarom er in dit vraagstuk sprake is van een knelpuntsbeslissing.
Er is sprake van een knelpuntsbeslissing omdat het gaat om een of/of keuze: zowel productie en
verkoop van P als van W leidt tot verbetering van het resultaat. Er moet echter een keuze worden
gemaakt omdat er een knelpunt is, namelijk de beschikbare machine-uren.
c. Op welk product moet de onderneming zich toeleggen, uitgaande van maximale winst als
ondernemingsdoelstelling?
Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten bedraagt voor P 30,- (130-100) en voor W
20,- (90-70). P vergt echter meer machinetijd dan W, per machine-uur bedraagt het verschil:
P 30 x 2 = 60,-
W 20 x 4 = 80,-
W heeft de voorkeur
d. Bereken de maximaal haalbare winst per jaar.
Voor W is dit:
1.500 x 4 = 6.000 eenheden
e. Wat wordt verstaan onder opportunity costs? Bereken deze voor het in vraag c gekozen product.
Opportunity costst zijn de misgelopen netto-opbrengsten van een alternatieve keuze. Door de keuze
van W is er aan netto-opbrengsten misgelopen het verschil tussen de opbrengst van de verkopen en
de variabele kosten van P:
3.000 (2x1.500) x 30,- = 90.000
,f. Wat is de informatieve waarde van het begrip opportunity costs?
Als een bepaalde keuze is gemaakt en die keuze levert winst op, dan wil dit nog niet zeggen dat het
de juiste keuze is geweest. Mogelijk waren er alternatieven die een hogere winst zouden hebben
opgeleverd. Berekening van de opportunity costs kan dan ook tot heroverweging van de keuze
leiden. Bij vraag e kan de conclusie worden getrokken dat de keuze voor W juist was: het verschil
tussen de opbrengst van de verkopen en de variabele kosten van P (90.000,-) bleek minder te zijn
dan die van W (120.000,-).
V4.2 De “bv Wooden Shoe” produceert het betere soort klompen. De standaardkostprijs van één
paar klompen is als volgt:
Hout 6,-
Afschrijvingskoten houtbewerkingsmachine 2,-
Loonkosten productiepersoneel 4,-
Loonkosten productiechef 1,-
---
13,-
De standaardkostprijs is gebaseerd op een normale productie van 40.000 stuks per jaar. De
houtbewerkingsmachine wordt met gelijke bedragen per jaar afgeschreven. Het productiepersoneel
werkt op afroepbasis; de werknemers worden alleen opgeroepen als er werk voor ze is. De
productiechef is in vaste dienst. Vermogenskosten worden buiten beschouwing gelaten. De
verkoopprijs is 16,- per jaar.
a. geef gemotiveerd aan welke kosten van Wooden Shoe constant en welke variabel zijn.
De afschrijvingskosten van de houtbewerkingsmachine en de loonkosten van de productiechef zijn
constant; deze kosten zijn onafhankelijk van de bedrijfsdrukte.
De kosten van het hout en de loonkosten van het productiepersoneel variëren met de bedrijfsdrukte
en zijn daarom variabel.
b. Geef in formule vorm de vergelijking weer van:
1. De totale opbrengsten
2. De totale kosten
3. De kostprijsverkopen
1. TO = 16,- x q
2. TK = Constante kosten + Variabele kosten
= (2,- + 1,-) x 40.000 + (6,- + 4,-) x q
= 120.000,- + 10,- x q
3. Kostprijs verkopen = 13,- x q
c. Hoeveel bedraagt de afzet per jaar waarbij de winst nihil is?
Het snijpunt van de totale opbrengsten en de totale kosten geeft de afzet weer waar de winst nihil is:
16,- x q = 120.000,- + 10,- x q
6,- x q = 120.000,-
q = 20.000
, d. teken in een assenstelsel de bij b gevraagde vergelijking
e. Stel de resultatenrekening op bij een productie en afzet van 35.000 stuks.
Opbrengst verkopen 35.000 x 16,- 560.000
Kostprijs verkopen 35.000 x 13,- 455.000
------------
Transactieresultaat 105.000
Bezettingsresultaat (35.000 – 40.000) x 3,- 15.000
-----------
Winst 90.000
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sannedebruin29. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.