Samenvatting van het vak 'Inleiding Verbintenissenrecht' gegeven op de JHS in blok 2. Samenvatting behandeld alle tentamenstof voor dit vak en is gebaseerd op de voorgeschreven literatuur en de kennisclips. Voor samenvattingen van andere vakken in de P2 of voor een bundel, zie mijn andere documente...
Verbintenissenrecht
P2 – de adviserende jurist
Juridische Hogeschool
Hoofdleerdoelen
De student:
1. Kan uitleggen wat de bronnen van verbintenissen zijn, wie verbintenissen
kunnen aangaan en wat er wordt bedoeld met de begrippen rechtshandeling,
feitelijke handeling en rechtsfeit;
2. Kan in casuïstiek beargumenteren of er een (vernietigbare) overeenkomst tot
stand is gekomen;
3. Kan in casuïstiek beargumenteren welke juridische mogelijkheden er zijn met
betrekking tot een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst;
4. Kan in casuïstiek beargumenteren of er sprake is van aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad, dan wel of er sprake is van kwalitatieve aansprakelijkheid
voor kinderen.
5. Kan een verbintenisrechtelijke casus op methodische wijze (aan de hand van
het stappenplan) en/of via een juridische argumentatie (beredeneerd
antwoord) oplossen.
1
, Week 1: inleiding in het verbintenissenrecht
De student kan:
1. Aangeven wat de begrippen: rechtshandeling, feitelijke handeling, bloot
rechtsfeit en verbintenis inhouden;
2. Aangeven wat een eenzijdige of meerzijdige rechtshandeling is;
3. De bronnen van verbintenissen uit het Burgerlijk Wetboek noemen;
4. De verschillende rechtssubjecten in het Nederlandse recht herkennen;
5. Uitleggen of een rechtshandeling nietig, vernietigbaar of geldig is.
Vermogen
Het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan een
rechtssubject toekomst en dat op geld waardeerbaar is. Vermogensrecht is gesplist
in goederenrecht en verbintenissenrecht. Alles in BW 3 is vermogensrecht.
Rechtssubject
Een drager van rechten en plichten. Dit zijn natuurlijke en rechtspersonen. Bijv. je
oma (natuurlijk persoon), de koning (natuurlijk persoon), Philips (rechtspersoon). Een
konijn is bijvoorbeeld geen rechtssubject. Indien iemand is overleden, is deze geen
rechtssubject want diegene is dan geen natuurlijk persoon meer.
Verbintenissenrecht
Regelt de rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten.
Verbintenis
Dit is iets wat je volgens het recht verplicht om te doen of te laten. Deze verplichting
noemen we een prestatie. De prestatie is dus iets doen of laten. Bijv. bij nalaten:
concurrentiebeding. We spreken van verbintenissen als het gaat om een verplichting
tot prestaties die ‘geld waard zijn’. De uitdrukking hierbij is dat de prestatie op geld
waardeerbaar moet zijn. Bij een verbintenis zijn altijd twee partijen betrokken.
Kortom: een verbintenis is een juridische relatie tussen twee of meer partijen, waarbij
de ene partij verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie (schuldenaar) waar
de andere partij recht op heeft (schuldeiser).
Er kunnen tegelijkertijd twee verbintenissen ontstaan. Bijv. bij een
arbeidsovereenkomst. De werknemer is verplicht arbeid te verrichten (schuldenaar),
de werkgever is dan de schuldeiser, deze mag namelijk eisen dat iemand arbeid
verricht. Daarnaast is de werkgever verplicht te betalen voor de arbeid (schuldenaar),
de werknemer heeft recht op geld (schuldeiser).
Rechtsfeit
Gebeurtenissen waaraan het recht gevolgen verbindt (rechtsgevolgen). Dit betekent
dat er een verandering plaatsvindt in de rechtspositie van het rechtssubject.
Bijvoorbeeld het kopen van een smartphone. Je hebt dan rechten en plichten die je
eerst niet had. Hierin maken we onderscheid in:
- Menselijk handelen; menselijk handelen is vereist voor het intreden van het
rechtsgevolg.
- Blote rechtsfeiten; gebeuren door het leven, hoef je niks voor te doen. Bijv.
geboorte. Hier hoeft het kind niks voor te doen. Of bijv. 18 jaar worden of
overlijden.
2
,Menselijk handelen
Twee soorten:
- Rechtshandeling: handelingen zijn gericht op een rechtsgevolg. Er is sprake
van een bewuste verklaring waaruit blijkt dat iemand zijn of haar rechtspositie
WIL veranderen. Art. 3:33 BW. Hierbij heb je twee rechtshandelingen:
o Meerzijdige rechtshandelingen: verricht door twee of meer personen.
Bijv. arbeidsovereenkomst of huurovereenkomst. Indien beide partijen
een verplichting op zich nemen noemen we dat een wederkerige
overeenkomst. Hiervoor is wilsovereenstemming van beide partijen
nodig. Een overeenkomst is altijd een meerzijdige rechtshandeling want
er is altijd de wil van twee partijen nodig. Een schenking is ook een
meerzijdige rechtshandeling want dit vereist een aanbod en
aanvaarding.
o Eenzijdige rechtshandelingen: verricht door 1 persoon. Bijv. het
opmaken van een testament. Of bijv. het opzeggen van een
overeenkomst. Of bijv. het aanvaarden of aanbieden van iets.
- Feitelijke handeling: handelingen die niet op rechtsgevolg zijn gericht, maar
waar het recht wel rechten en plichten aan verbindt. Bijv. een onrechtmatige
daad. Hiervoor is geen wil nodig, in tegenstelling tot een rechtshandeling
waarbij wel sprake is van wil (van 1 of meerdere personen). De wetgever heeft
bepaald dat er een rechtsgevolg hangt aan bepaalde handelingen, hiervoor
maakt jouw wil niet uit.
Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen ontstaan door twee bronnen:
- Een overeenkomst (rechtshandeling, je wil namelijk dat het rechtsgevolg
ontstaat). Komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Er moet sprake zijn
van een wilsovereenstemming. Bij verbintenissen die uit de wet voortvloeien is
de wil niet van belang. Indien de verbintenis ophoudt te bestaan, is de
verbintenis tenietgedaan (klaar). Indien de verbintenis niet wordt nagekomen
noemen we dat wanprestatie.
- De wet; hiervoor is de wil niet van belang.
o Een onrechtmatige daad (feitelijke handeling)
o Een rechtmatige daad (feitelijke handeling). Bijv. zaakwaarneming (je
buren zijn op vakantie en er wordt ingebroken. Indien je de sloten
vervangt is dit rechtmatig. Hierdoor ontstaat wel een verbintenis: geld
krijgen van buren.) Of bijv. een onverschuldigde betaling (per ongeluk 2
miljoen op de verkeerde rekening storten). Vanaf de andere kant is er
sprake van ongerechtvaardigde verrijking.
,Nietig
Het beoogde rechtsgevolg treedt niet in, omdat de wet dit verbiedt. Bijv. indien iets
maatschappelijk niet gewenst (in strijd met openbare orde of goede zeden). Bijv. een
contract met een huurmoordenaar. Of bijv. cocaïne kopen of verkopen. Deze
handelingen zijn allen in strijd met de wet. Nietigheid treedt in van rechtswege (treedt
vanzelf in, hoef je niks voor te doen). De overeenkomst is dus nietig.
Vernietigbaar
De overeenkomst is geldig, maar de nietigheid ervan kan achteraf worden
ingeroepen. Bijv. bij handelingsonbekwaamheid. Bijv. een meisje van 8 dat zelf een
laptop koopt. Ouders kunnen ervoor kiezen de rechtshandeling te vernietigen. Dit
gaat met terugwerkende kracht: de rechtshandeling heeft wel bestaan, maar je gaat
terug naar de situatie daarvoor. Je moet dus een beroep doen op vernietigbaarheid.
Dit is wat anders dan nietig, want nietig wil zeggen dat het nooit heeft bestaan, dit is
niet zo want de overeenkomst was wel geldig.
Handelingsbekwaamheid (art. 3:32 BW)
Zegt iets over de bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten. Iedere natuurlijke
persoon is handelingsbekwaam, tenzij de wet anders bepaalt (art. 3:32 BW). Maar er
zijn uitzonderingen:
- Minderjarigen (art. 1:234 e.v. BW)
- Onder curatele gestelden (art. 1:381 e.v. BW).
Bij bovenstaande twee groepen zijn rechtshandelingen vernietigbaar.
4
, Week 2: de overeenkomst
Leerdoelen
De student kan:
1. In de verplicht voorgeschreven verbintenisrechtelijke uitspraken van de Hoge
Raad aangeven welke rechtsvraag en rechtsregel centraal staat;
2. Benoemen wat het verschil is tussen een aanbod en een uitnodiging tot het
doen van een aanbod aan de hand van relevante jurisprudentie en dit
toepassen op een casus;
3. Benoemen aan de hand van welke drie elementen een overeenkomst geldig
tot stand komt, namelijk:
a. Beoordelen of iemand handelingsbekwaam is tot het sluiten van een
overeenkomst in de zin van artikel 3:32 BW;
b. Uitleggen wat de begrippen aanbod en aanvaarding inhouden in het
kader van de totstandkoming van een overeenkomst en dit toepassen
op een casus in de zin van artikel 3:33 BW;
c. Herkennen of de inhoud van een overeenkomst in strijd is met de wet in
de zin van artikel 3:40 BW.
Jurisprudentie
Uitspraken van rechtbanken noemen we vonnissen. Uitspraken van de Hoge Raad
en gerechtshoven noemen we arresten.
Aanbod en aanvaarding
Volgens art. 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tot stand door aanbod en
aanvaarding daarvan. Dit zijn beide rechtshandelingen. Het is een verbintenis als er
een op geld waardeerbare verplichting bij komt kijken.
Oordelen of een overeenkomst rechtsgeldig is
Dit moet je doen a.d.h.v. de volgende elementen:
- Is er sprake van aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW)? Deze eenzijdige
rechtshandelingen moet je kunnen toetsen aan de elementen: persoon,
totstandkoming en inhoud (zie alinea op de volgende blz.):
o Persoon: zijn partijen handelingsbekwaam?
o Totstandkoming: komt de wil overeen met de verklaring?
o Inhoud: is de overeenkomst in strijd met de wet, goede zeden of
openbare orde?
- Er is sprake van een aanbod indien:
o Het aanbod moet alle essentiële elementen van de te sluiten
overeenkomst bevatten. Het mag dus niet te vaag zijn. De prijs etc.
moet dus duidelijk zijn. Uit het aanbod en de aanvaarding moet dus de
essentie van de overeenkomst duidelijk zijn.
o Het aanbod niet vervallen is door tijdsverloop of verwerping (art. 6:221
BW).
o Het aanbod moet niet zijn herroepen (art. 6:219 BW).
Bij het beoordelen of een overeenkomst geldig is kijk je dus of er sprake is van een
geldig aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). Dit doe je door te toetsen op het
tentamen naar: persoon, totstandkoming en inhoud.
Zie opdracht 2.
5
, De geldigheid van rechtshandelingen
Persoon (handelingsbekwaam)
Volgens art. 3:32 BW is iedere natuurlijke persoon handelingsbekwaam voor zover
de wet niet anders bepaald. De wet bepaald anders voor minderjarigen (art. 1:233
BW) en onder curatele gestelden (art. 1:378 BW). Indien iemand
handelingsonbekwaam is, is zijn rechtshandeling vernietigbaar (art. 3:32 lid 2 BW).
Totstandkoming (wil en verklaring)
Voor een rechtshandeling is een wil en verklaring nodig. Het kan zijn dat deze niet
overeenkomen. Bijv. indien iemand een bod doet op marktplaats, maar zich per
ongeluk vergist: hij biedt 10.000 euro in plaats van 1000 euro. Er is dan wel sprake
van een verklaring, maar de wil ontbreekt. Dit noemen we wilsontbreken. Er is dan
volgens art. 3:33 BW geen sprake van een rechtshandeling. Art. 3:35 BW bepaalt dat
als iemand er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat iemand verklaring wel overeenkomt
met zijn wil, er toch een overeenkomst plaatsvindt. Dit wordt gerechtvaardigd
vertrouwen genoemd. Voorbeeld: indien een verkoper per ongeluk een prijskaartje
van 90 euro op een jas plakt, waar die eigenlijk 100 euro voor had willen vragen, dan
mag de klant deze alsnog kopen voor 90 euro. Dit is het vertrouwensbeginsel: je mag
ervan uitgaan dat iemand verklaring overeenkomt met zijn wil. Wilsontbreken kan
ook in de zin van art. 3:34 BW (geestelijke stoornis), dit is wat anders dan
ondercuratelestelling. Wilsontbreken kan ook in de zin van art. 3:44 BW.
Kortom, er kan op twee manieren een rechtshandeling ontstaan m.b.t. wil en
verklaring:
1. Via art. 3:33 BW; de wil en verklaring stemmen overeen.
2. Via art. 3:35 BW; er is een verklaring, maar geen wil. Omdat het recht degene
beschermt die er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring gewild
werd, kan er bij wilsontbreken toch een rechtshandeling ontstaan.
Bij onder curatelegestelden geldt gerechtvaardigd vertrouwen niet. Dan mag een
overeenkomst altijd vernietigd worden.
Inhoud (in strijd met wet, goede zeden of openbare orde)
Er zijn ook situaties waarin geen geldige rechtshandeling tot stand kan komen. Art.
3:40 lid 1 BW bepaalt bijvoorbeeld dat een rechtshandeling nietig is wanneer deze in
strijd is met de openbare orde of de goede zeden of met een dwingende
wetsbepaling. Een nietige rechtshandeling bestaat voor het recht niet, deze wordt
niet erkend. Dit is anders dan vernietigbaarheid, waarin wel erkend wordt dat de
rechtshandeling heeft bestaan, maar deze wordt later vernietigd.
Art. 3:40 lid 2 gaat wel over vernietigbaarheid. Dit gaat over de bescherming van
partijen. Bijv. het rekenen van bezorgkosten voor verkopers. Zo’n verbod is bedoeld
om de consument te beschermen. De rechtshandeling is dan dus niet direct nietig,
maar de consument kan de rechtshandeling vernietigen.
Art. 3:40 lid 3 gaat over dingen die bij wet verboden zijn, maar die niet de strekking (=
het doel) hebben om rechtshandelingen nietig te verklaren. Bijv. als een klant iets
koopt in een winkel na sluitingstijd. Een winkel mag niet na sluitingstijd open zijn, dit
is een dwingende wetsbepaling. Echter heeft de wetgever niet bedoeld dat de
koopovereenkomst die na sluitingstijd werd gesloten nietig was. De wettelijke
bepaling dient dus een ander doel.
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisavanrooij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.