Begrippenlijst economie: Hoofdstuk 3, paragraaf 1
Directe ruil: Als je een product ruilt tegen een ander product, wordt dat directe
ruil genoemdt. Je geeft dus bijvoorbeeld een dvd in ruil voor een game.
Ruilmiddel: geld wordt als ruilmiddel gebruikt
Indirecte ruil: Goederen of dienstel ruilen met een ruilmiddel, wordt indirecte ruil
genoemdt.
Geldfunties: Geld gebruik je op verschillende manieren. Als je met geld een
waarde aangeeft, is geld een rekenmiddel. Als je iets met geld koopt, is dit een
ruilmiddel. Je kunt geld ook bewaren voor later, dan is geld een spaarmiddel.
Ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel noem je geldfuncties.
Chartaal geld: de tastbare vorm van geld zoals munten of briefjes, is chartaal geld.
Giraal geld: Geld dat op een bank/spaarrekening staat, is niet tastbaar. Dit noem
je giraal geld.
Saldo: Het bedrag dat op je bankrekening staat noem je je saldo. Een positief
saldo heet een creditsaldo. Een negatief saldo heet een debetsaldo.
Spaarmotieven: Er zijn 3 redenen voor mensen om te sparen, die redenen noem
je spaarmoetieven zoals:
- Sparen voor een doel: Voorbeeld voor als je op vakantie wilt.
- Sparen uit voorzorg: Je zet geld opzij voor het onverwachte.
- Sparen voor de rente: Omdat het je extra inkomen oplevert.
Variabele rente: Van een gewone spaarrekening kun je geld opnemen wanneer je
maar wilt. Dat heet vrij opneembaar. Op zo een rekening krijg je variabele rente.
Dat houd in dat de bank op ieder moment het rentepercentage kan veranderen.
Spaardeposito: Als je geld langere tijd kunt missen, kun je een spaardeposito
nemen. Dat is een rekening waar geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen
een vaste rente.
Vaste rente: Het rentepercentage blijft in die afgesproken periode hetzelfde.
Banken geven je dan een hogere rente omdat ze je geld kunnen gebruiken.
Inflatie: Door inflatie wordt je geld minder waard. Voor spaarders is inflatie
ongunstig.
Enkelvoudige rente: Bij spaardeposito´s wordt het rentebedrag vaak berekend
met enkelvoudige rente. Daarbij krijg je je rente aan het einde van het jaar apart
uitgekeerd. Dat bereken je zo:
Berekening: Enkelvoudige rente = rentepercentage X spaarbedrag X jaren
Voorbeeld: Je hebt 2.500, - op een spaardeposito met 3% rente. Je ontvangt aan
rente:
- Na 1 jaar 3% van 2.500 X 1 = 0,03 X 2.500 X 1 = 75, -
- Na 2 jaar 3% van 2.500 X 2= 0,03 X 2.500 X 2 = 150, -
- Na 1 maand 3% van 2.500 X 1/12 = 0.03 X 2.500: 12 = 6,25, -
- Na 5 maanden 3% va 2.500 X 5/12 = 0.03 X 2.00: 12 X 5 = 31,25, -
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kaasbaas2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.