100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Immuunsysteem (bij Huidkanker) $4.38
Add to cart

Summary

Samenvatting Immuunsysteem (bij Huidkanker)

1 review
 86 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het immuunsysteem Huidtherapie jaar 1.4 de patient met een huidtumor

Preview 4 out of 32  pages

  • January 12, 2021
  • 32
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: oumaimalachraa • 3 year ago

avatar-seller
Immuunsysteem / lymfe
Anatomie en Fysiologie

H6.8
Lymfevatenstelsel
Het lymfevatenstelsel is een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
ondersteunt.
In de lymfevaten stroomt een heldere vloeistof = lymfe.
Lymfe ontstaat in de weefsels wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in de
lymfevaten.
Bij het lymfevatenstelsel horen de lymfoïde organen  lymfeknopen, milt
Lymfoïde organen bestaan uit lymfatisch weefsel = reticulair bindweefsel + lymfocyten
 spelen een belangrijke rol bij de afweer in het lichaam

Het lymfevatenstelsel vormt in alle organen en weefsels vatennetwerken.
Lymfecappilairen = lymfehaarvaten
 beginpunt van de afvoer van een deel (15%) van het weefselvocht (bevindt zich tussen de
weefselcellen)
Wanneer het weefselvocht in het lymfevatenstelsel terechtkomt  lymfe
In totaal  3,5 liter lymfe door het lichaam

De lymfecappilairnetwerken voeren de lymfe af  naar de kleine lymfevaten  grote lymfevaten
Hoe groter de lymfevaten, hoe dikkere wand (lagen glad spierweefsel) en bevatten de vatten kleppen.
Ductus lymphaticus = lymfebuis (grootste lymfevat)
Truncus lymphaticus = lymfestam (grootste lymfevat)
De manier waarop lymfe door de lymfevaten stroomt, is vergelijkbaar met de bloedstroom door de
aders.
De lymfevaten bezitten kleppen en het lymfetransport wordt verder gestimuleerd door de adempomp,
de hartpomp, de spierpomp en de arteriële pomp.

Lymfoïde organen
Lymfeknopen (lymfeklieren):
= kleine boonvormige orgaantjes bestaand uit reticulair bindweefsel
Afmeting verschilt (grootste is zo’n 3 cm)
 bevinden zich op plaatsen waar kleine lymfevaten overgaan in grotere
Lymfeknopen zijn tussenstations in de lymfevaten
Regionale lymfeknopen = een aantal lymfeknopen dicht bij elkaar
 liggen strategisch op plaatsen waar een groot gebied van lymfe verzameld wordt (oksels, liezen)
De lymfeknoop werkt als een filter
 eventueel aanwezige bacteriën, dode of geïnfecteerde cellen en andere lichaamsvreemde stoffen
blijven in het merg steken
 reticulumcellen kunnen bepaalde stoffen onschadelijk maken door fagocytose
De aanwezigheid van ongerechtigheden tussen de reticulumcellen is een startsein voor de activering
van lymfocyten  lymfocyten worden aangemaakt in de lymfefollikels (kiemcellen in het merg)
Lymfocyten  produceren antistoffen
Wanneer er veel antistoffen gemaakt (moeten) worden kunnen deze sterk actieve lymfeknopen
opzwellen (goed te voelen in de oksel, lies en/of hals)

De waldeyerring:
= lymfatische keelring
 verzameling verspreid liggende gebiedjes lymfatisch weefsel op de overgang van de mondholte en
de neusholte naar de keelholte
Tot de waldeyerring behoren:
- Tonsillae palatinae = gehemelteamandelen (keelamandelen genoemd)
- Tonsilla lingualis = tongamandel
- Tonsilla pharyngealis = keelamandel / adenoïd (neusamandelen genoemd)
- lymfatisch weefsel  rond de ingang van de buis van Eustachius
Het lymfatisch weefsel van de waldeyerring vangt ziekteverwekkers op.

,Hierdoor wordt het afweersysteem geactiveerd.
De ligging dichtbij de ‘’buitenwereld’’ is gunstig, hierdoor kunnen ziektewekkers minder snel diep in het
lichaam dringen.
De peyerplaques:
= ophopingen lymfatisch weefsel die verspreid in de wand van de dunne darm liggen
 vrij grote plaques
Daarnaast komen er in de wand van het spijsverteringskanaal kleinere ophopingen van lymfatisch
weefsel voor.
Overal kunnen bacteriën en lichaamsvreemde stoffen opgevangen worden zodat deze niet in de
bloedbaan komen.

De thymus:
= zwezerik
 speelt een belangrijke rol in de eerste levensfasen van de mens, tot ongeveer het begin van de
puberteit.
 in de puberteit bereikt de thymus zijn maximale grootte en weegt circa 35 gram.
Hierna wordt hij geleidelijk weer kleiner en is uiteindelijk zichtbaar als klein vetkwabje.
Het orgaan bestaat uit twee of drie kwabben reticulair bindweefsel, omgeven door een kapsel.
In het reticulair bindweefsel komen thymocyten voor:
Thymocyten = ongerijpte bloedstamcellen die zich ontwikkelen tot T-lymfocyten  afweer lichaam.

De milt / lien:
= boonvormig en ongeveer 10 x 7 x 4 cm groot
 ligt linksboven in de buikholte, onder het diafragma en achter de maag.
Het is een tussenstation in het bloedvatenstelsel
De bouw van de milt komt overeen met die van een lymfeknoop: (kapsel, trabekels en een merg met
veel reticulumcellen)
De uit reticulumcellen gevormde lymfocyten worden aan de bloedbaan toegevoegd en werken mee
aan de afweer.
Het bloed wordt in de milt gefilterd
 reticulumcellen fagocyteren lichaamsvreemde stoffen en verouderde of verzwakte bloedcellen
(erytrocyten)
Het ijzer uit de hemoglobine van de afgebroken erytrocyten wordt teruggewonnen en gerecycled
 het wordt door het bloedvormende weefsel weer ingebouwd in jonge erytrocyten
In het miltkapsel bevindt zich glad spierweefsel
 wanneer dat contraheert, wordt de miltpulpa als een spons ‘’uitgeknepen’’  steek in de zij



Samenvatting:
Het lymfevatenstelsel ondersteunt de transportwerking van de bloedsomloop en regelt de immuniteit
van het lichaam.
Delen zijn:
- lymfe
- lymfevaten
- lymfoïde organen
De samenstelling van lymfe is grotendeels dezelfde als die van weefselvocht
Lymfe stroomt via enkele grote lymfevaten naar het hart en komt via de linker en rechter v.subclavia
terug in de bloedbaan.
Lymfoïde organen zijn:
- lymfeknopen
- waldeyerring
- peyerplaques
- thymus
- milt
Ze filteren het bloed en de lymfe op pathogenen, verouderde erytrocyten(alleen de milt) en dode en
aangetaste lichaamscellen.
De aanwezigheid van ziekteverwekkers activeert het lymfatisch weefsel vervolgens tot de vorming van
lymfocyten, de leucocyten die de specifieke immuniteit van het lichaam verzorgen.

,H6.9
Immuniteit
Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en giftige stoffen kunnen het lichaam binnendringen en je
ziek maken.
Ook binnen het lichaam zijn er bedreigingen, want van tijd tot tijd worden er afwijkende cellen
gevormd. Als die niet opgeruimd worden, kunnen ze ontaarden in kankercellen

Het lichaam heeft twee samenwerkende verdedigingssystemen die de aanvallen van
ziekteverwekkers meestal met succes afslaan:
1. Niet-specifieke immuniteit
 vanaf de geboorte aanwezig
 richt zich tegen alle mogelijke ziekteverwekkers
2. Specifieke immuniteit
 wordt verworven
 richt zich tegen specifieke ziekteverwekkers

Immunulogie = vakgebied dat het menselijk afweersysteem bestudeert


Niet-specifieke immuniteit
 verdediging tegen alle typen pathogenen (1e en 2e afweerlinie)
 Ontstekingen
 verdediging is aangeboren  dus altijd aanwezig

1e afweerlinie: fysieke barrière
 intacte epidermis
 slijmvliezen (neus, mond, ogen vagina)
Verdedigingsmechanismen 1e afweerlinie:
- ondoordringbare laag dode huidcellen in de epidermis
- zweet- en talgklieren produceren zure stoffen  vinden micro-organismen niet fijn
- speeksel en slijm, traanvocht in de ogen en neus spoelen lichaamsvreemde stoffen weg +
bevatten een antibacterieel enzym  lysozym
- kleverig slijm (trilhaarslijmvlies) in de luchtwegen vangen mogelijke ziekteverwekkers
- maagslijmvlies produceert een zoutzuuroplossing  vinden pathogenen niet fijn
- slijm in de vagina = zuur  verhindert binnendringen pathogenen
- urinewegen worden schoongespoeld met urine
- symbiose van bacteriën  bacteriën leven samen met het lichaam (darmflora, huidflora) 
helpen mee met de verdediging

Wanneer pathogenen de eerste afweerlinie doorbreken, komen ze in de tweede afweerlinie terecht:
= inwendige niet-specifieke immuniteit

2e afweerlinie: inwendig
Omvat een scala van hulptroepen
 bloedcellen
 lichaamscellen
Verdedigingsmechanismen 2e afweerlinie:
Neutrofiele granulocyten  65% van alle leukocyten
 cellen kunnen zichtbaar gemaakt worden met bepaalde kleurstoffen
 verlaten de bloedbaan door chemische signaalstoffen (afgegeven door pathogenen)
 op plaats van infectie  fagocyteren pathogenen
 meestal gaan ze zelf ook hierbij dood (levensduur van enkele dagen)

Macrofagen  5% van alle leukocyten
 ontstaan uit monocyten  grote eters
 na rijping  circuleren enkele uren in het bloed  leukodiapedese  migreren in het weefsel
 in het weefsel ontwikkelen ze zich tot grote fagocyterende cellen
 kunnen een lange tijd leven
 effectief opruimen van micro-organismen zonder hierbij zelf te gronde te gaan
In bepaalde weefsels / organen leven permanent macrofagen (Kupffer-cellen)

, Eosinofiele granulocyten  2% van alle leukocyten
 cellen kunnen zichtbaar gemaakt worden met bepaalde kleurstof (eosine)
 bevatten in hun granulae celafbrekende enzymen  aanvallen parasieten
 ze bedekken in grote aantallen de parasiet en storten de enzymen hierover uit
 geen fagocytose =opeten

Killercellen T- lymfocyten
 gevormd in de thymus
 vernietigen niet de ziekteverwekker zelf, maar de cellen die geïnfecteerd zijn met het virus
 ruimen abnormale lichaamscellen op (die kunnen ontaarden tot tumorcellen)
 maken contact met desbetreffende cel en breken de celmembraan open  cel wordt vernietigd

Complementsysteem  groep van minstens 20 inactieve weefsel- en plasma-eiwitten
 bij een besmetting  omzetting tot actieve vorm
 uiteenlopende functies (signaalstof, fagocytose)

Interferonen  eiwitten geproduceerd door lichaamscellen
 wanneer lichaamscellen worden geïnfecteerd door virussen
 alarmstoffen  worden heel snel door de cel afgegeven, nog voor het afweermechanisme
 interferonen diffunderen naar naburige cellen rondom de pathogeen  deze (nog) gezonde cellen
reageren hierop door eiwitten te maken  hierdoor worden ze minder bevattelijk voor het pathogeen


Ontstekingen:
 natuurlijke / nuttige reactie van een weefsel dat beschadigd is
Doel  beperken schade en bevorderen herstel van het weefsel
Ontsteking = nuttig!

Oorzaken ontsteking:
Fysisch  hitte, radioactieve straling, UV-straling, bevriezing
Mechanisch  trauma
Chemisch  irriterende stoffen
Immunologisch  allergie, auto-immuniteit
Micro-biologisch bacteriën, virussen, schimmels

Lokale ontstekingsverschijnselen:
1. rubor  door histamine  vasodilatatie  toename doorbloeding  roodheid
2. tumor  door histamine  verhoging permeabiliteit omringende capillairen  weefselvocht
treedt uit de bloedbaan  zwelling
3. calor  warmte
4. dolor  door druk op zenuwuiteinden door zwelling  pijn
5. functio laesa  gestoorde functie
bijkomend: pus
pus = resten dode leukocyten, dode weefselcellen, dode pathogenen en uitgetreden weefselvocht
Na opruiming alle dode cellen  weefselherstel
 wordt bevordert door plaatselijke bloedvatverwijding

Systemische verschijnselen ontsteking:
- leukocytose  beschadigde weefsel geeft stoffen af die de aanmaak van neutrofiele
granulocyten in het rode beenmerg stimuleren (factor 5)
- febris  koorts (lichaamstemperatuur hoger dan 38 graden)  door pyrogenen
- specifieke afweer  komt op gang als gevolg van ontstekingsreactie  immuunsysteem
wordt gemobiliseerd

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller delore. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.38. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.38  2x  sold
  • (1)
Add to cart
Added