Samenvatting van de colleges en het boek van taalvaardigheidsontwikkeling
Boek: language and literacy development, Byrnes & Wasik. ed. 2
Docent: Kees de Glopper / Veerle Baaijen
online cursus 2020/2021
Taalvaardigheidsontwikkeling
Week 1 – het begrip ‘taalvaardigheid’
Hoofdstuk 1 - inleiding
De selectie van onderwerpen in het boek is gedaan op basis van 3 aannames:
1. Lesgeven is een doelgerichte activiteit
Leraren geven les met bepaalde doelen.
Succesvol of effectief instrueren = leerdoelen behalen
2. Het is waarschijnlijker voor een leraar om zijn/haar instructionele doelen regelmatig te bereiken,
wanneer zij een gedetailleerd begrip hebben van de innerlijke werking van het brein van hun
leerlingen.
Leraar die weet hoe de verschillende delen van het brein (samen)werken, begrijpt waarom
bepaalde lesmethoden succesvol zijn.
Combinatie van conceptuele kennis (hoe dingen werken) en procedurele kennis (hoe je dingen
kan repareren)
3. Educatie is een ‘developmental mechanism’
Educatie kan een individu na verloop van tijd veranderen of ‘transformeren’
Dit gebeurt in een ‘progression of states’: er worden verschillende stadia doorlopen
‘current state/level’ = de huidige staat. Een stepping stone naar het volgende ‘level’
Leren = ‘developmental pathway’
5 key questions:
1. Nature of: Wat is de aard van X?
2. Relevance: Waarom is X relevant?
3. Developmental trends (ontwikkelingstrends): Hoe ontwikkelt X zich?
4. Developmental mechanisms (ontwikkelingsmechanismen): waarom ontwikkelt X zich zo?
5. Deficiencies: Welke tekorten kunnen zich voordoen in X?
Hoofdstuk 2 – ‘Brain development, language and literature’
Dit hoofdstuk gaat over neurowetenschap. Dit is belangrijk omdat:
Taal = product van hersenactiviteit
Inzicht in de mogelijke verschillen tussen individuen
Achterstanden voorspellen en voorkomen/verhelpen
Het doel van de hersenontwikkeling is het maken van een brein dat het juiste aantal en het juiste
type hersencellen heeft die zich op de juiste plek in het brein bevinden en die op de juiste manier
met andere cellen zijn verbonden.
Wetenschappers hebben ontdekt dat volwassenen verschillende soorten hersencellen hebben, die
gerangschikt zijn in een karakteristieke organisatie (de cytoarchitecture).
areal aspect: verschillende hersengebieden hebben verschillende functies
laminar aspect: de lagen van het brein die verschillende soorten cellen bevatten
,Het brein heeft grofweg twee soorten cellen: neuronen en gliale cellen.
Neuron = zenuwcel, neuronen spelen een rol in het verwerken van informatie
Gliale cellen doen andere dingen, zoals zorgen voor stevigheid en helpen bij de celmigratie
Er zijn 7 hoofdprocessen van prenatale hersenontwikkeling die uiteindelijk tot deze karakteristieke
cytoarchitecture voeren.
1. Proliferation: het creëren van het juiste totaal aantal cellen. Gebeurt in de neural tube
2. Migration: het verplaatsen van de gemaakte cellen naar de juiste locatie
3. Differentiation: het transformeren van de cellen in de juiste typen
4. Growth: elke cel wordt in de lengte en in de breedte groter
5. Synaptogenesis: de cellen maken connecties met elkaar (d.m.v. axonen)
6. Regressive processes: het verbreken van onnodige connecties en het doodgaan van cellen, om
een optimale correspondentieketen te maken
7. Myelination: het bedekken van cellen met een vettige zuur, waardoor ze makkelijker actief
(‘fired’) raken.
Er zijn 5 factoren die (positieve of negatieve) invloed hebben op de manier waarop de 7
hoofdprocessen plaatsvinden:
1. Genetische factoren
Invloed op breinvolume en connecties tussen cellen
Invloed op proliferatie, migratie en differentiatie
Laminare distributie lijkt vooral door genen te komen
Genen zijn niet alles. Twee mensen met dezelfde genen hebben niet per se hetzelfde brein
2. Omgevingsfactoren
Mentale representaties van bevindingen van de wereld
‘prewired circuitry’ waardoor je op bepaalde prikkels let en informatie opslaat over de wereld
Areale organisatie wordt vooral door omgevingsfactoren bepaald
Experience-expectant plasticiteit: afhankelijk van constanten in de omgeving worden
verwachtingen gemaakt over de toekomstige omgevingverwijderen van onnodige
verbindingen (een dier dat gedurende 2 weken na de geboorte in complete duisternis is, wordt
blind)
Experience dependent plasticiteit: hierdoor kan een dier mentale representaties vormen van
specifieke eigenschappen van zijn omgeving re-organisatie van verbindingen
3. Voeding
De belangrijkste fasen waarin voeding invloed heeft zijn proliferatie en myelinatie
4. Steroïden
5. Teratogenen
Teratogeen = een lichaamsvreemde substantie die abnormaliteiten in een embryo of foetus
teweegbrengt
Het standaardmodel van het brein kan in bijna alle omstandigheden gevormd worden. dat komt
door:
1. Overproductie: er worden meer cellen en connecties gemaakt dan nodig, later worden de
onnodige weer verwijderd
2. Flexibiliteit en plasticiteit: het brein is flexibel en past zich aan de omgeving aan
Gevolgen voor onderwijs:
, Er zijn veel mogelijkheden om moeilijkheden bij het leren bij te sturen en de vaardigheden van
kinderen te verbeteren, ook kinderen met afwijkingen. Genen zijn immers niet deterministisch
voor wat een kind wel en niet kan.
Kan onderbouwing zijn voor de constructivist orientation. Dit idee zit tussen de nativist
orientation (mentale representaties bestaan al voor de geboorte) en de empiricist orientation
(je wordt geboren als tabula rasa en vormt je mentale representaties geheel aan de hand van
output uit de omgeving) in, en gaat ervan uit dat leren constructie van kennis door het opdoen
van ervaringen is, die je verbindt aan wat je al weet.
College 1 – ‘het begrip taalvaardigheid’
Gangbare metaforen over taal en taalgebruik
1. Taal als systeem
taal=systematisch verschijnsel, door regels bepaald
gangbaar in taalkunde
nadruk op wat regelmatig is in taal, dus wat vaste eigenschappen zijn van taal
2. Taalgebruiker als informatieverwerker (computer)
Gangbaar in psychologie en psycholinguïstiek
Nadruk op sociale aspect, bv. invloed van cultuur
3. Taal als instrument (voor gezamenlijk handelen)
Gangbaar in sociologie en antropologie
Nadruk op individu
1. Taal als systeem
Regelsysteem
Centraal in dat systeem: regels voor de vorming van woorden en zinnen
Dominante opvatting binnen de theoretische taalkunde
Nativisten vs usage-based
o Taal als aangeboren vermogen, aanleren niet mogelijk (Chomsky, Pinker)
Want: in gebruik is taal vaak helemaal niet regelmatig, dus aan het taalaanbod om ons
heen kunnen we de regels van taal niet aflezen/leren
o Alternatieve opvatting: usage-based benaderingen, constructiegrammatica (Tomasello)
We leren taal wel degelijk uit het gebruik
Constructie: we leren taal beetje bij beetje (‘eilandjes’ van regels, groeien aan elkaar)
Uitgebreidheid (U) en regelmaat (R)
binnen het taalsysteem onderscheiden we verschillende niveau’s
klein-groot: laag-hoog
o laag= fonemen (40) en letters (26): aantal eenheden beperkt, regelmaat heel groot
o met het opklimmen wordt het uitgebreider en neemt de regelmaat af (aantal teksten is
eindeloos)
, 2. Taalgebruiker als informatieverwerker/Computer
Voert bewerkingen uit op data
Kenmerkende opvatting binnen psychologische/psycholinguïstische benaderingen
Fundamenteel onderscheid tussen procescomponenten (doen iets met data) en data oftewel
kennisbronnen
Procescomponenten (in modellen voor de taalgebruiker):
o Conceptualiseren
=vormen van ideeën of gedachte-inhouden
o Formuleren/ontleden
Formuleren= ideeën of gedachte-inhouden omzetten in taal
Ontleden= uit formuleringen ideeën of gedachte-inhouden afleiden
o Articuleren/coderen
Taal moet worden opgeschreven of uitgesproken om kenbaar te worden voor andere
taalgebruikers
Articuleren= uitspreken
Coderen= opschrijven
o Monitoren
= bewaking en strategische sturing van bovengenoemde 3 componenten
Kennisbronnen (opgehaald uit het geheugen t.b.v. processen van taalverwerking of -productie):
o Taalkennis
=kennis van woorden, uitdrukkingen en zinnen
o Genrekennis
=kennis van prototypische vormen van teksten en gesprekken
o Situatiekennis
=kennis van de situatie waarin taal wordt gebruikt, zoals het doel van een gesprek, de
belangen van de gespreksdeelnemers of wie wat heeft gezegd
o Wereldkennis/encyclopedische kennis
o Metacognitieve kennis/metalinguïstisch bewustzijn
=’kennis over kennis’: kennis m.b.t. wat we weten over onze eigen kennis en over ons eigen
talige handelen
Uiteenlopende modellen van productie en verwerking van gesproken en geschreven taal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jetsterkman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.