100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bedrijfseconomie voor non-financials NHL Jaar 1 $5.14
Add to cart

Summary

Samenvatting Bedrijfseconomie voor non-financials NHL Jaar 1

 25 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een beknopte samenvatting van het boek Samenvatting Bedrijfseconomie voor non-financials NHL Jaar 1. De samenvatting bevat de hoofdstukken 1,2,3,4,5,6,16,17.

Preview 4 out of 20  pages

  • No
  • 1,2,3,4,5,6,16,17
  • January 13, 2021
  • 20
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting HS1 Bedrijven
1.1

Bedrijfseconomie: Houdt zich bezig met het economisch handelen in en door een bedrijf
Consumptie: Directe behoeftebevrediging
Productie: Industriële activiteiten, verplaatsing, opslag, productie en dienstverlening

Participanten/Stakeholders: Partijen die belang hebben bij of een relatie hebben met een bedrijf.

Publieke bedrijven: Leveren goederen of diensten waarvan de overheid of maatschappij vindt dat
deze niet door een winst gericht bedrijf mogen worden geproduceerd.
- Staan onder directe controle van de overheid
- Doel is kostendekkend zijn, soms zijn er extra subsidies nodig.

Private bedrijven: Eigendom van personen of andere bedrijven die eigen vemogen in het bedrijf
hebben geïnvesteerd.
- Zijn gericht op het behalen van winst

Not-for-profit organisaties (non-profit): Bijvoorbeeld verenigingen, stichtingen en goede
doelenorganisaties.

Private-profit organisaties: Ondernemingen

Bedrijven indelen in activiteiten:
 Oerproducenten
 Handel
 Industrie
 Dienstverlening
1.2

Vormen van samenwerkingen:

 Kartel
o Bedrijven maken afspraken om onderlinge concurrentie te beperken, dit doen ze o.a
door concurrentiegevoelige informatie uit te wisselen
o De ACM (Autoriteit consument en markt) houdt hier toezicht op, kartelafspraken zijn
namelijk verboden.

Concurrentie: Zorgt dat de prijzen van goederen laag blijven.
Verticale overeenkomsten: Afspraken tussen ondernemers en leveranciers en
afnemers. Over inkoop, verkoop en doorverkoop van producten.
Inkoopcombinatie: Succesvolle vorm van samenwerking, winkeliers die gezamenlijk
tegen lagere prijzen inkopen.

 Franchising
o Een hechte vorm van samenwerking tussen juridisch zelfstandige ondernemer (de
franchisenemer) en de franchisegever (De bedenker van het concept). Die onder een
gemeenschappelijke naam en een uniforme uitstraling producten en diensten
aanbieden bij de afnemers.
o Bijvoorbeeld de HEMA of een supermarktketen

,  Joint venture
o Samenwerkingsverband tussen twee bedrijven, waarbij zij een nieuw bedrijf
opzetten. De deelnemende bedrijven blijven ook zelfstandig bestaan.
o Bijvoorbeeld VodafoneZiggo

 Fusie of overname
o Fusie: Twee bedrijven die samen gaan tot een bedrijf (Fuseren)
 Dit kan zijn door een vijandelijke overname, het opkomen van een
bedrijf.
 Of doordat 2 bedrijven elkaar benaderen en onder afspraken fuseren.
Bedrijfskolom: Het gehele proces dat een product doorloopt van de producent naar de
consument. Bevat de totale keten van bedrijven die betrokken zijn bij de voortbrenging
van een product of dienst.
Bedrijfstak: Gezamenlijke bedrijven in één schakel van een bedrijfskolom (vak)

Soorten fusies:
o De bedrijven opereren in dezelfde bedrijfstak
o De bedrijven opereren in opvolgende schakels van dezelfde bedrijfskolom.
(Integratie)
 Vb: Groothandel en distributiecentra gaan samen.
o De bedrijven opereren in dezelfde schakel van verschillende bedrijfskolommen.
(Parallellisatie)
 Vb: Supermarkt die ook kleding gaat verkopen
o Bedrijven in verschillende schakels van verschillende bedrijfskolommen
(Conglomeraten)
 Het is erg moeilijk om centrale leiding te nemen in meerdere sectoren.
 Tegenwoordig is ‘back to core business’ veel belangrijker

 Europees economisch samenwerkingsverband (EESV)
o Ondernemingen die over grenzen op zoek zijn naar partners om mee samen te
werken.
o Kent twee organen: de gezamenlijk handelende leden en de bestuurders
o Alle leden hebben een stem als het gaat om beslissingen, de meerderheid is
bepalend

1.3
Ondernemingsvormen: worden ook wel rechtsvormen genoemd

Soorten rechtsvormen:
1. Eenmanszaak:
o Een persoon is de eigenaar
o Eigenaar is aansprakelijk voor alle schulden, met privevermogen
o Beginnen door een KVK aan te vragen
o De eigenaar is meestal een ZZP-er

2. Vennootschap onder firma (V.o.f)
o Twee of meer mensen hebben de aansprakelijkheid
o In het contract van de samenwerking staat: De inbreng (geld en kennis),
winstverdeling, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken, manier waarop
geschillen worden opgelost, wat te doen bij het overlijden of willen beëindigen.
o Man-vrouwfirma: De vennoten zijn partners van elkaar

, 3. Maatschap
o Kostenmaatschap: Maatschap van personen die gezamenlijk de kosten dragen en
onderling verdelen.
o Opbrengstenmaatschap: Bijvoorbeeld 2 artiesten verdelen de opbrengst van
gezamenlijk werk, maar er is geen verder samenwerkingsverband

- Het vermogen is ingebracht door de maten
- Maten zijn ieder een deel aansprakelijk voor schulden.
- Maten kunnen gebruik maken van fiscale faciliteiten als zelfstandigenaftrek
- Over de winst betalen ze inkomstenbelasting

4. Commanditaire vennootschap
o Samenwerking waarbij er onderscheid is tussen de actieve en de stille vennoten.


1.4
Winstbelasting: Belasting over gemaakte winst
Inkomstenbelasting: Belasting over je inkomen
Ondernemersaftrek: Bestaat uit de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek
Zelfstandigenaftrek: Bedrag dat ondernemers in mindering mogen brengen op de winst (voor
belasting)

Startersaftrek: Bedrag dat ondernemers in mindering mogen brengen op de winst (voor belasting)
het startjaar.
Mkb-vrijstelling: Percentage van de winst die overblijft na de ondernemersaftrek dat niet belast
hoeft te worden.
Algemene heffingskorting: percentage dat niet belast hoeft te worden van het belastbaar inkomen
Arbeidskorting: Percentage dat niet belast hoeft te worden op het arbeidsinkomen
Arbeidsinkomen: Inkomen voor mkb vrijstelling en ondernemersaftrek
Vennootschapsbelasting: dat ondernemers in mindering mogen brengen op de winst (voor
belasting)

, Samenvatting HS 2 Bedrijfseconomische principes
2.1
Opbrengsten: Aan een periode toegerekende ontvangsten
Kosten: aan perioden toegerekende uitgaven
Winst: (of verlies) opbrengsten - kosten

Het voorzichtigheidsprincipe:
 We rekenen ons niet rijk
2 uitwerkingen hiervan:
o Realisatieconventie: Een afspraak die binnen een branche geldt voor wanneer
een transactie is voltooid. Pas op dat moment wordt de opbrengst genomen.
o Verlies wordt wel op voorhand genomen: Als een artikel eigen dreigen te
worden, dan neem je je verlies onmiddellijk.

Het confrontatiebeginsel (matching-principe):
 We confronteren de opbrengst met de daarvoor nodige kosten
 Handelsmarge: Opbrengst – inkoop
Let goed op de verschillen tussen kosten & uitgaven en opbrengsten en ontvangsten
Kasstroomoverzicht : Ontvangsten en uitgaven
Resultatenrekening: Omzet en kosten

2.2
Het principe van tijdvoorkeur van geld: Je hebt het geld liever nu dan over 3 jaar.
- Als vermogen uit een investering eerder beschikbaar is, kan dat weer eerder geinvesteerd
worden, dus een bedrijf heeft dit liever.

Vermogensverschaffer: Iemand die een organisatie met eigen of vreemd vermogen financiert

Eindwaarde: De waarde op een toekomstig tijdstip, van een bedrag dat dan wordt ontvangen.
Contante waarde: De huidige waarde van een toekomstig bedrag, verrekend met de interest over
tijd.

Enkelvoudige interest: Elke periode een rentepercentage over het ingelegde bedrag
Samengestelde interest: Elke periode een rentepercentage over het volledige bedrag, dus inclusief
de eerder uitbetaalde rentes.

 Eindwaarde berekenen: E = Eindwaarde
 E = K * (1+r) K= Beginkapitaal
 Eindwaarde over meerdere perioden R= Interest (rente) (als decimaal -> 5% = 0,05)
 E = K * (1+r)n N= Aantal perioden
 Eindwaarde berekenen bij periodiek storten
o Als er periodiek bedragen bij worden gestort
o Berekenen door elk jaar de formule van de eindwaarde over meerdere perioden
toe te passen.
Vooraf storten: Eerste storting aan het begin van een jaar, beginnen me storten.
Achteraf storten: Eerste storting aan het einde van het jaar.



Van einddatum naar begindatum rekenen: de contante waarde.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sandermintjes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.14
  • (0)
Add to cart
Added