Begrippenlijst GIO
Week 1
Intuïtie: Een gevoel dat vaak niet is ondersteund door onderzoek
Big data: Het gebruik van statistische compilaties en analyses, waardoor bedrijven
effectievere besluitvorming kunnen implementeren en human resources effectiever kunnen
managen
Data-driven management: Data gebruiken voor besluitvorming, het stellen van doelen en
het begrijpen van werknemers
Houdingen/attitudes: Positieve of negatieve oordelen die werknemers maken over objecten,
mensen en gebeurtenissen
Stress: Negatief psychologisch proces dat optreedt als reactie op omgevingsdruk
Taakprestatie: Combinatie van effectiviteit en efficiëntie bij het uitvoeren van de taken van
een baan
Citizen behaviour: Discreet gedrag dat bijdraagt aan het psychologische en sociale aspect
van de omgeving. Hoor niet bij de formele vereisten van een baan en betreft wat werknemers
meer doen dan alleen hun baan
Groepscohesie: Mate waarin de groep elkaar steun biedt en elkaar vertrouwt
Groepsfunctioneren: De kwaliteit en kwantiteit van de uitkomst van een groep zou beter
moeten zijn als er groepscohesie is
Effectiviteit: In welke mate de organisatie de behoefte van de klanten kan bevredigen
Efficiëntie: Gaat over in hoeverre de organisatie de doelen kan bereiken met weinig kosten
Week 2: Attitudes, emoties en persoonlijkheid
2.1
Houdingen/attitudes: Evaluerende uitspraken en gevoelens over objecten, personen of
gebeurtenissen
Cognitieve dissonantie: Twee of meer houdingen, of houdingen en gedrag tegenstrijdig zijn
met elkaar
5 belangrijke houdingen:
Werktevredenheid/job satisfaction: Positief gevoel over je baan dat voorkomt uit het
evalueren van de karakteristieken
Werkbetrokkenheid/job involvement: Betreft de betrokkenheid bij het werk en wordt
gedefinieerd als de mate waarin een persoon zich identificeert met een baan, actief
participeert en prestatie belangrijk vindt voor zijn eigenwaarde
, - Psychological empowerment: Mate waarin werknemers denken de werkomgeving,
hun bekwaamheid en de betekenis van de baan te kunnen beïnvloeden en de perceptie
van hun autonomie in het werk
Organisationele toewijding/organizational commitment: Mate waarin een werknemer zich
identificeert met het bedrijf en de doelen en in hoeverre de werknemer er wil blijven werken
Perceived Organizational Support (POS): In hoeverre werknemers geloven dat de
organisatie hun bijdrage aan de organisatie waardeert en hun welzijn belangrijk vindt
Betrokkenheid van werknemers/employee engagement: De betrokkenheid en tevredenheid
van een individu met hert werk en het enthousiasme ervoor
Kern-zelf-evaluaties/core-self-evalutions: Evaluaties die individuen over zichzelf geven
over hun eigen capaciteiten, bekwaamheid en waarde als persoon
Counterproductive Work Behavior (CWB): Gedrag van werknemers dat tegengesteld is
aan de behoeften van een organisatie
2.2
Affect: Het brede scala aan gevoelens die mensen kunnen ervaren
Emoties: Intense gevoelens die op iets of iemand zijn gericht
Gemoedstoestanden/moods: Gevoelens die minder intens zijn dan emoties en hierbij is er
geen sprake van contextuele prikkels
Positivity offset: De neiging van veel individuen om een milde positieve gemoedstoestand te
ervaren als er niks gaande is
Affect intensity: De sterkte waarmee individuen emoties ervaren
Illusory correlation: De neiging om twee gebeurtenissen te associëren terwijl er geen
verband is
Emotionele arbeid/emotional labour: Situatie waarin een werknemer organisatorisch
gewenste emoties uit tijdens interpersoonlijke transacties op het werk
Emtionele dissonantie/Emotional dissonance: Tegenstijdigheid tussen emoties die worden
geuit en de emoties die iemand voelt
Gevoelde emoties/felt emotions: De daadwerkelijke emoties die een werknemer ervaart
Weergegeven emoties/displayede motions: De emoties die gewenst zijn door de organisatie
en die de werknemer zal laten zien en zijn aangeleerd
Surface acting: Iemand verbergt zijn diepe gevoelens en forceert emotionele uitingen die aan
de regels voldoen
Deep acting: Iemand probeert de diepe gevoelens aan te passen om te voldoen aan de regels
, Affective Events Theory (AET): Model dat stelt dat mensen emotioneel reageren op dingen
die gebeuren op de werkvloer en dat dit de prestaties en tevredenheid beïnvloedt
Emotionele intelligentie/emotional intelligence (EI): Het vermogen om emotionele signalen
en informatie te ontdekken en besturen
Emotionele regulatie: Gebeurt wanneer je je emoties identificeert en daarna aanpast
Neuroticisme/neuroticism: Mensen met een hoge emotionele instabiliteit
Emotional contagion: Emoties van mensen worden veroorzaakt door emoties van anderen
2.3
Persoonlijkheid/personality: De totale som van manieren waarop een idnividue rageert en
interacteert met anderen
Self-report surverys: Hierpop beoordelen individuen zichzelf
Personality traits: Eigenschappen die weer worden gegeven in veel situaties
Myers-Briggs Type Indicator (MBTI): Persoonlijkheidstest die mensen vraagt hoe ze
zouden handelen of hoe ze zich zouden voelen in verschillende situaties. Betreft de
persoonlijkhe voorkeuren
Big Five Model:
- Extraversie/extraversion: Hoe comfortabel is iemand met relaties
- Vriendelijkheid/agreeableness: Betreft het samenwerken met anderen
- Ordelijkheid/conscientiousness: Maatstaf van betrouwbaarheid en consistentie
- Emotionele stabiliteit/emotional stability: De stressbestendigheid van iemand
- Openheid/openness to experience: Betreft of iemand geïnteresseerd en gefascineerd
is door nieuwe dingen
Dark triad:
- Machiavellianisme/machiavellianism: Eigenschap waarin een persoon pragmatisch
handelt, emotionele afstand houdt en in staat is slechte dingen te doen om zijn of haar
doelen te behalen
- Narcissisme/narcissism: Mate waarin een persoon vol van zichzelf en arrogant is
- Psychopathie/psychopathy: Een persoon geeft niet om anderen en heeft gebrek aan
schuldgevoelens of empathie wanneer zijn of haar acties andere schaden
Core self-evaluation: Beschrijft de mate waarin iemand tevreden is met zichzelf, zichzelf
bekwaam en effectief vindt en vindt of hij controle heeft over de omgeving
Self-monitoring: Deze eigenschap meet of iemand het vermogen heeft om gedrag aan te
passen aan externe, situationele factoren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joostkieftenbeld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.32. You're not tied to anything after your purchase.