100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting cytologie en histologie $10.17
Add to cart

Summary

Samenvatting cytologie en histologie

 54 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In de document vinden jullie een volledige samenvatting van het boek 'cytologie en histologie' van Patrick Calders. Ik schreef deze samenvatting in mijn eerste jaar van revalidatie en kinesitherapie aan de Ugent.

Preview 4 out of 38  pages

  • Yes
  • January 13, 2021
  • 38
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Cytologie
Inleiding
1.celafmetingen

• Microscopisch, tussen 7 en 40 Micromm, soms groot (ei= 1 cel)
• Grootte hangt af van : 1. Verhouding opp/Vol
2. kern als controlecentrum, hoe groter de cel, hoe ↓activiteit, hoe ↓ het metabolisme
• Celvolume onafhankelijk van grootte organisme (grootte dus wel door aantal cellen)
2.celvorm
• Wisselend vb: witte bloedcellen, macrofaag (vrije cellen)
• Constant vb: zaadcel (vrije cel), cellen meercellig organisme = weinig veranderlijk (vaste cellen)
3.celbouw
1. celmembraan
2. cytoplasma
3. celkern


Hoofdstuk 1: celmembraan
1.structuur
• Lipiden: dubbele laag met 1. Polair-hydrofiel gedeelte (fosfaatgroepen), buitenkant (water)
2. polair-hydrofoob gedeelde (vetzuurketens), binnenkant
-> bewegen dynamisch in horizontaal vlak: cholesterolboeien + eiwitten maken dat het niet hypodynamisch
word
• Eiwitten: komen voor in een mozaïekpatroon, aan opp + in inwendige membraam
• Perifere proteïnen: aan buitenzijde en binnenzijde ook polair en
• Integrale eiwitten: overspannen membraan apolair gedeelte
Functies eiwitten: - structureel
• Transportproteïnen (lekkanaal)
• Ionenkanalen (passieve transport ionen)
• Pompen (actieve transport ionen)
• Enzymen
• Receptoren
• Glycocalyx= dunne filamenteuse laag op buitenkant celmembraan, ° uit vertakte filamenten die op eiwitten
zitten. Grootste deel= glycoproteïnen, kleinste deel= glycolipiden
Functies glycocalyx: - bescherming celmembraan tegen fys en ch invloeden
• Transmembranaire transport
• Celadhesie
• Contactinhibitie (celllen die informatie uitwisselen)
• Herkenningsmechanisme (oppervlakte anti-genen)
2.speciale vormen van de celmembraan
Aan de extracellulaire ruimte
• Microvili: vingervormige uitstulpingen aan celopp (zorgen voor groter celopp), met bundels microfilamenten,
vaak in darm/nier…, functie: voedingsstoffen opnemen en enzymen opnemen
• Cilia: trilhaar met complex structuur + gecoördineerde beweeglijheid (in luchtwegen, eileider), zitten op basaal
lichaam, 9 perifere fibrillen en 2 centrale (axonema)
• Perifeer fibril: °uit sub-fibril A (13 eenheden), sub-fibril B (10-11 eenheden)
• Sub-fibril A bezit zij-armen= dyneïne-arm, de ATP-ase activiteit hiervan zorg voor trilhaarzweepslag
(slechts in 1 richting door want dyneïne beweeglijk in 1 richting.
• Centrale axonema: omgeven door gestructureerde mantel + spaken (verteerbaar door trypsine,
verbonden met sub-fibril A)
• Kinetosoom: cilinder met 9 tripletten van microtubili als perifere wand, distaal: cilinder dicht, proximaal:
open en wortels.

,Aan intercellulaire ruimte
• Zonula occludens (tight junction): als gordel rond cel, sluit intercellulaire spleet af tegen lumen door op bep.
plaatsen integrale proteïnen aaneengekit zijn. Grote plasticiteit -> soms juncties van epithelen tight/ leaky (afh
van functie)
• Zonula adhaerens (intermediate junction): als gordel rond cel, celmembranen zijn parallel met intercellulaire
spleet, gevuld met filamenteus materiaal, aan cytoplasmatische zijde: dikke laag van aaneen-gevlochten
microfilamenten (actine)
Functie: overbrengen van spanningen tussen cellen en weefsel
• Macula adhaerens (desmosoom): schijfvormige membraanzone, structuur = analoog zonula adhaerens, vlak
tegen cytoplasmatisch blad elektrodense plaat: hierin lopen microfilamenten met een haarspeldbocht.
• Hemidesmosoom: halve desmosoom aan basale zijde epitheelcellen
Functie: dienen als knopvormige connectoren tussen cytoskelet van lamina basalis + verspreiden mechanische
kracht over hele weefsel op passieve manier.
• Nexus (gap junction): partikels waarin hydrofiele kanaaltjes zitten corresponderen t.h.v de intercellulaire spleet
met ander partikel van aangrenzende cel
Functie: communicatiebuis tussen cytoplasma aangrenzende cellen (intercellulaire communicatie) -> uitwisselen
micromoleculen -> verklaart lage elektrische weerstand.




3.transport door de celmembraan
• Diffusie: passieve diffusie kan enkel volgens de concentratiegradiënt en elektrische gradiënt, permeabiliteit afh
van grootte, lading en vetoplosbaarheid.
• Transporteiwitten: niet of weinig permeabele stoffen kunnen toch door celmembraan door gespecialiseerde
eitwitten. Verloop: deze eiwitten= transporteiwitten/permeasen -> molecule bind aan permease en ze vormen
permeasesubstraatcomplex -> transporteiwit gaat vormverandering aan -> substraat verschuift van ingang ->
uitgang
Type 1: gefaciliteerd transport Type 2: actief transport
Permease versnelt verplaatsing door penetratie van Gaan tegen concentratiegradient in : van hoge
membraan te vergemakkelijken concentratie naar lage concentratie
Richting hangt af van concentratiegradient Cel maakt hiervoor energie vrij door afbraak ATP
Geen extra energie nodig: PASSIEF TRANSPORT (permease= ATP-asen)

Verschillende transporteiwitten: - uniports: transport 1 substantie
• Symports: transport meerdere substanties in zelfde richting
• Antiports: transport van meerdere substanties in tegengestelde richting
• Endocytose: celmembraan invagineert en omsluit de molecule.
➔ Fagocytose: opname grotere partikels, vorming pseudopodia tot vesikel (fagosoom)
➔ Pinocytose: opname vloeistoffen of kleinere deeltjes: macropinocytose (zelfde proces fagocytose) /
micropinocytose (opname vloeistof in kleine invaginaties)
Vloeibare-fase pinocytose Absorptiepinocytose
Niet selectief-proces Selectief proces
Opgeloste stof samen met oplosmiddel opgenomen Vesiculaire invaginaties gecoat met haartjes en
glycocalyx
Plasmamenbraan is niet gespecialiseerd Aard en conc afh van aantal en affiniteit
Gevormde vesikel = smooth concourted vesicle Coated vesicles
• Exocytose: omgekeerde endocytose , materiaal in vesikels gaat naar de celmembraan en fuseert, springt open en
geeft materiaal af (afscheidingsmateriaal + afvalproducten)

• Osmose: cel is semipermeabel + verschil in osmotische waarde tussen intra en extra cellulaire ruimte

, ➔ Hypertoon: osm. Waarde extracell. > osm. waarde intracell. => water ontrokken => cel krimpt (plasmolyse)
➔ Isotoon: osm. Waarde extracell. = osm. Waarde intracell.
➔ Hyoptoon: osm. Waarde extracell. < osm. Waarde intracell. => water opnemen => cel barst (hemolyse)
4. membraanpotentiaal
Rustmembraanpotentiaal
• Berust op 3 factoren:
1. Na+/K+ - ATP-ASE pompactiviteit
2. Lekkanalen voor ionen
3. verschil in samenstelling tussen ECV en ICV
(chloorionen gaan van ICV->ECV, chloorreflux is onvoldoende om neg geladen ICV tov ECV te compenseren)




Actiepotentiaal
= kortstondige omkering van de rustmembraanpotentiaal
Naast lekkanalen ook spanningsafhankelijke kanalen met poorten/
Natriumkanaal: 1 trage poort en 1 snelle poort, kalium- calciumkanaal: 1 trage poort.
• Fases:
-1. drempelpotentiaal wordt bereikt door vermindering membraanpotentiaal
0. depolarisatie door bewegen activerings en inactiverings-poort
1.Natriumkanalen sluiten -> maximum depolarisatie
2. Repolarisaite door kaliumkanalen die openen, trage ionenstroom
3. Ca kanalen sluiten, K kanalen blijven open -> repolarisatie tot rustmembraanpotentiaal
4. hyperpolarisatiefase: doordat er nog een kleine hoeveelheid ionen lekt naar buiten
• Kenmerken:
- Drempelpotentiaal bereikt = max depolarisatie
- Frequentie actiepotentiaal varieert
- Duur actiepotentiaal varieert
- Celmembraan is refractair (ongevoelig nieuwe prikkel)
➢ Absoluut refractair: nieuwe prikkel lokt geen respons uit
➢ Relatief refractair: prikkel lokt verminderde respons uit
➢ Prikkel lokt normale respons uit
- Actiepotentiaal wordt elektrisch voortgeleid
• Onstaan actiepotentiaal:
- spontaan: door variabele permeabiliteit voor kalium
- uitgelokt door: 1. Agonisten (endogeen en farmaca), openen natriumkanalen, vb neurotransmitter
2. depolarisatie naburige cel, indien er tussen cellen contacten (nexussen) zijn
• Effect actiepotentiaal op celfunctie: vrijkomen neurotransmitters in zenuwuiteinden, contractie in spieren,
vrijkomen van substanties in klieren.
Potentiaalberekeningen
Evenwichtspotentiaal
• K: extracell. laag en intracell. Hoog -> diffundeerd makkelijk
• P K/P Cl / P Na= 100/20/2
𝑅𝑇 𝐶𝑒
• Wet van Nernst: Eion = 𝑧 𝐹 ln 𝐶𝑖 R= gasconstante: 8,3144621 J K-1 mol-1
Rustpotentiaal
• Rustmembraan= gepolariseerd (doordat binnenvlak negatief is en buitenvlak positief)
• A.h.v evenwichtspotentialen van K, Cl en Na kunnen we rustmembraanpotentiaal berekenen
• Gevolg: mix evenwichtspotentialen, definitieve membraanpotentiaal benaderd dicht die van K , hoge
kaliumpermeabilieit is bepalende factor.
• Formule van Goldman:

, 5.Intercellulaire communicatie
Communicatie gebeurt via chemische boodschappers (soms ook via gap junctions)
Types intercellulaire communicatie: - autocriene communicatie (enkel effect op cel zelf)
- Paracriene communicatie (naburige cellen worden beïnvloed)
- Endocriene communicatie ( cellen uit heel organisme worden bereikt met
transport via bloed)
Invloed op doelcel via communicatiecel:
- rechtstreeks op celmembraan: receptor is kanaal, boodschapper bindt op kanaal, permeabiliteit wijzigt,
ionkanaal sluit/ openent meer
- Receptor verbonden met G-proteïne, G-prot verbonden met kanaal (Gs= stimulerende proteïne, Gi= inactiverende
proteïne) Door activatie G-proteïne -> kanalen sluiten/openen
Neurotransmitter
G-proteïne Kanaal
(communicatie)
+ + + (openen)
+ - - - (sluiten)
- + - (sluiten)
- - + (openen)
- Receptor verbonden met G-proteïne, die verbonden is met enzyme:
1. G-proteïne activeert adenaylaatcyclase (AC)/ guanylaatcyclase (GC) -> vanuit (ATP)/ (GTP) wordt (AMP)/(GMP)
geactiveerd (sec boodschappers). Hierdoor worden (AMP)/ (GMP)-afh proteïnekinasen geactiveerd.
2. (PLC) G- activeert fosfolipase C (PLC) ->PIP2 (precursor) word gesplitst in (DAG) en (IP3)
(DAG): activeert proteïnekinase C
IP3: Ca2+ komt vrij uit ER en bindt met specifieke bindingsproteïnen.
3. (PLA2) G-proteïne activeert fosfolipase (A2) -> sec boodschapper = arachidonzuur (AA)
Structuur van receptoren
Steroïd en schildklierhormonen behoren tot transcriptiefactoren , cytoplamatische receptoren met 3 domeinen:
1. Amino-terminus: activeren of stimuleren van transcriptie
2. DNA-bindingsdomein: AZ binden receptor aan specifieke DNA-sequentie
3. Carboxy-terminus of ligandbindend domein: gebied dat hormonen bindt.
Hormoon-receptorbinding en interacties met DNA
- Lipidehormoon (geslachtshormoon) uit cholesterol (precursor) -> steroïdhormonen komen cel binnen via diffusie,
schildklierhormonen vie gefacilleerde diffusie. Receptor in cytoplasma/kern !
- Hormoon bindt aan receptor: receptoractivering (receptor kan DNA binden) -> geactiveerde receptoren binden
zich aan hormoonresponselementen -> homoon-receptorcomplex functioneert als trancriptiefactor.




Hoofdstuk 2: cytoplasmatische organellen
1.Het endoplasmatisch reticulum RER (ruw) en GER (glad)
Ruw endoplasmatisch reticulum
• ° uit anastomoserend cisternae, tubuli en vesiculae
• Cisternae lopen parallel en liggen dicht bij elkaar, ruimte afh van activitietsgraad cel
➔ Transport van eiwitten gevormd door ribosomen naar Golgi-apparaat
• Buitenzijde membranen met ribosomen (eiwitsynthese)
• Eiwitten worden opgestapeld in cisternae, inhoud wisselt que activiteitsgraad, grote act -> ajuinstructuur

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noaclaeys. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.17
  • (0)
Add to cart
Added