H10 decentrale overheden: de
gemeente
De provincies en de gemeente vormen samen de ‘lagere’ of decentrale overheden. De
bestuurslaag van de gemeente staat het dichts bij de burger.
10.2 de gemeentelijke overheid
Het aantal gemeenten is afgenomen door de gemeentelijke herindelingsplannen. Uit
efficiency-overwegingen worden kleine gemeenten opgeheven en samengevoegd met meer
andere gemeenten. De gemeente heeft 2 soorten taken:
1. De autonome taken: de regeling en het bestuur inzake de huishouding van de
gemeente
2. De medebewindstaken: het uitvoeren van rijksbeleid
De gemeente wordt gezien als het algemene overheidsloket voor de burgers. Het
takenpakket is daardoor heel erg divers. (aanpak van werkeloosheid, onderhoud van wegen,
parken en begraafplaatsen, verlenen van vergunningen, bijstandsuitkeringen en het
verstrekken van paspoorten)
Een aantal delen van de organisatie ligt vast in de grondwet en in de gemeentewet. In de
gemeentewet staat bijvoorbeeld dat er een burgemeester is. Ook kunnen we gemeentelijke
organisaties onderscheiden in politieke en ambtelijke organisaties.
Het eerste politieke orgaan is de gemeenteraad, het hoogste orgaan van de gemeente.
Deze wordt door de bevolking rechtstreeks gekozen. Dat maakt de bevolking de
volksvertegenwoordiging van de gemeente. De raad bestaat uit fracties, wie weer bestaat uit
alle gekozen raadsleden van een bepaalde partij. Soms zitten er vertegenwoordigers van
meer dan één partij in een fractie. Dan hebben de partijen een gezamenlijke lijst bij de
gemeenteraadsverkiezingen.
De onderwerpen van de vergadering worden vaak voorbesproken in de raadscommissies
door een aantal gemeenteraadsleden, de fractiespecialisten. Dit zijn leden van de
verschillende raadsfracties die zich op een bepaald onderwerp hebben gespecialiseerd.
Hiernaast kunnen ook burgerleden namens een fractie deelnemen aan
commissievergaderingen. Ze mogen het woord hebben maar hebben geen stemrecht.
De leden van de gemeenteraad benoemen de wethouders. De wethouders zijn dus politici.
Bij het kiezen van de wethouders zijn 4 varianten mogelijk:
1. Het afspiegelcollege
De verhouding tussen de aantallen gekozen wethouders per partij is ongeveer gelijk
aan de verhouding tussen de aantallen gekozen raadsleden per partij in de
gemeenteraad. Ze worden ook vertegenwoordigd in het college van B&W.
2. Het vormen van een coalitie (meerderheidscollege)
De meerderheid van de gemeenteraad kan samen gaan (bv. PvdA en CDA). De
overige partijen zijn niet vertegenwoordigd in het college van B&W en vormen de
oppositie.
3. Het programcollege
Hierbij komt het college van B&W tot stand op basis van verkiezingsafspraken of een
politiek programma (vergelijkbaar met een regeerakkoord). Het kan zowel variant 1 &
2 zijn.
, 4. Het minderheidscollege
Zo’n college ontstaat als het niet lukt om bij de coalitieonderhandelingen voldoende
partijen achter een collegeakkoord te krijgen. Ook ontstaat dit als een college is
gevallen doordat een van de coalitie partners de steun aan het college heeft
opgezegd. De opgestapte partijen zijn dan de oppositie.
De burgemeester is de voorzitter van het college van B&W. De burgermeester is belast met
de handhaving van de openbare orde en met het toezicht op de openbare samenkomsten en
vermakelijkheden. De burgermeester en de wethouders zijn verantwoording schuldig aan de
gemeenteraad. De wethouders kunnen door de raad naar huis worden gestuurd, de
burgemeester niet. Hij is voor 6 jaar benoemd door de Kroon.
Een vacature voor een burgemeester wordt vaak door de gemeenteraad op papier gezet,
aan welke eisen hij moet voldoen heet een profiel. De commissaris kiest de geschikte
kandidaten, vervolgens spreekt een vertrouwenscommissie van gemeenteraadsleden
hierover een voorkeur uit. De commissaris doet het definitieve voorstel aan de regering.
De gemeenteraad en het college van B&W vormen samen het bestuur van de gemeente.
De ambtelijke organisatie kan per gemeente sterk verschillen. We gaan ervan uit dat iedere
gemeente een organisatiestructuur heeft gekozen wat het beste bij hun situatie past.
1. Het traditionele model
Er is sprake van een lijn-staforganisatie. Als stafafdeling staat de secretarie
weergegeven. Aan het hoofd van de secretarie staat de gemeentesecretaris. (fig.
10.1) Het heeft verkokering tussen gemeentesecretarie en diensten tot gevolg.
2. Het departementale of sectoren model (dienstenmodel)
Bij veel gemeenten is uit ontevredenheid het onderscheid tussen secretarie en
diensten afgeschaft. In de nieuwe organisatiestructuur worden ambtenaren van de
secretarie en de diensten samengevoegd. (fig. 10.2). Aan het hoofd van iedere sector
staat een sectordirecteur. De wethouder is politiekverantwoordelijk. Onderlinge
afstemming is beter mogelijk met dit model omdat het zoveel mogelijk valt binnen
dezelfde sector. Het risico is dat er veel aandacht gaat naar de afzonderlijke
beleidsgebieden en dat men onvoldoende oog heeft voor de consequenties voor het
gehele gemeentebeleid. Kan verkokering tussen sectoren tot gevolg hebben.
3. Het concernmodel
Dit model past bij het bedrijfsmatig denken. Hier speelt interne verzelfstandigheid een
belangrijke rol. Dit houdt in dat de leidinggevende van een gemeentelijke dienst veel
vrijheden hebben. De politiek stelt de kaders vast en de leidinggevende bepalen hoe
de uitvoering gebeurt. Alles kan worden opgenomen in een output of product
begroting (de te realiseren output, wat er gedaan moet worden). In de praktijk blijkt dit
best lastig te zijn, de diensten richten zich namelijk op zaken die goed te meten zijn.
De ambtenaren hebben meer macht en de politiek ligt op afstand, waardoor er niet
altijd genoeg controle mogelijkheden zijn. Ook bevorderd dit het eiland denken,
iedereen is bezig met zijn eigen resultaten.
4. Het één-loketmodel
Het idee achter dit model is dat zoveel mogelijk van de gemeentelijke dienstverlening
wordt samengebracht in één loket. De klant heeft dan één duidelijk aanspreekpunt
maar zit niet wat er achter de schermen gebeurd. Dit kan een centrale balie in het
gemeentehuis zijn. Het is hierbij belangrijk dat de verschillende diensten en
afdelingen goed samenwerken en dat de informatievoorziening deze samenwerking
ook daadwerkelijk ondersteunt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittboor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.