Sport business week 1.1
Filmpje 1A & 1B + hoofdstuk 1
Filmpje 1A
Doordat men steeds meer vrije tijd en stijgende koopkracht kreeg, konden mensen ook meer
gaan sporten. Het werd goed door de media opgepakt, omdat het een universele taal is en
niemand het kan bezitten, en iedereen er dus gebruik van kan maken. Het werd een
universele taal. De media werkte als een soort hefboom om de sport groter te maken. De
markt/concurrentie is dan ook toegenomen; men kan het over de hele wereld bekijken.
Maar tegelijkertijd ook afgenomen; andere sporen vallen af en zijn niet interessant. Hierdoor
krijg je oppervlakkige homogenisering; beperkte uitzendtijd, dus minder diversiteit.
Gevolgen van de globalisering van
sport:
- Van spectatorsport naar
spektakel sport
- Dominante sportmerken/
clubs
- Doping, matchfixing en
corruptie
Filmpje 1B
Rijnlands model Angelsaksische model
Economisch model voor Zwitserland, Economisch model voor VS & VN
Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Nederland
etc
Sport is een niet-commercieel Sport is een commercieel businessmodel
gemeenschapsgoed
Lange termijn (duurzaam en traditioneel) Kortere termijn
Participatie van verschillende stakeholders 1 rijke zakenman kan de club opkopen
Actieve rol van de overheid Dominante rol door private sector
Wedstrijd en gemeenschapssport centraal Media en fitness georiënteerd physical
physical games activity
Maatschappelijke doelen integratie, Comerciele doelen winst en marges
overgewicht
Sportverenigingen Fitness en schoolsport
, Sport business week 1.2
Filmpje 2A, 2B & 2C + hoofdstuk 7
Filmpje 2A – Sterke tegenstanders
De business in sport is erg bijzonder, omdat: Bedrijven willen een monopolie hebben
(winstmarge vergroten), maar in de sport wil je juist een sterke concurrent. Je moet
samenwerken om een product te maken.
Louis-Schmelling paradox
Joe Louis kwam van de VS en werd gezien als het gezicht van Amerika na de WO I. Er heerste
veel armoede en racisme. Max Schmelling kwam uit Duitsland waar Hitler bezig was met zijn
derde rijk op te zetten. Het was het gevecht van de eeuw; miljoenen kranten, 700.000
toeschouwers en de wedstrijd duurde 124 seconde… (Louis won).
Het is een paradox omdat:
- Je wil spanning, dus een sterke concurrentie
- Spanning betekend meer kijkers dus meer winst
- Clubs moeten dus samenwerken om dat te creëren
Reserve clausule: je mag alleen met je eigen club onderhandelen over salaris etc. zodat
rijkere clubs de betere spelers kunnen niet kunnen opkopen. Vanaf 1970 afgeschaft.
Filmpje 2B – Productiefactoren
Een competitie is niet meer dan een eindranglijst op basis van punten waar mensen
concurreren. Echter, toen er geld kwam werd de economische analyse van sport
belangrijker.
Productiefactoren: input (arbeid) is verbonden aan het kapitaal (sportveld, uitrusting etc.)
om samen met een ander team een eindproduct te maken (wedstrijd). Dit wordt verkocht
aan de consument (media, kijker). De consument is dus ook onderdeel van de
productieketen (sfeer).
De verkoop van sport:
- Onzekerheid over de inhoud en kwaliteit van het kernproduct
- Aanbod relatief beperkt en afhankelijk van de wedstrijdkalender
- Resultaat kan je niet beïnvloeden
- Men heeft geen inspraak over het inzetten van de productiefactor spelers
Kenmerken van de sportmarkt:
- Heterogene samenwerkende digopolische voetbalclubs; het product is van ons
allemaal, maar verschilt licht (kleur, spelers etc). Meer toeschouwers dan
voetbalclubs
- Bijna kartelvorming; afspraken over bijv het prijzengeld om onderlinge concurrentie
te verminderen
- Wettelijke monopolische bondsstructuur: de FIFA erkent maar 1 overkoepelende
organisatie; KNVB
- Wet van vertraagde reactie van het aanbod op de verandering van de vraag; sterke
verandering van de kwaliteit van het aanbod. Vasten kosten blijven gelijk. Reactie op
de verandering merkt men pas na maanden dus lastig hierop in te spelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniellevanderzanden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.