Brock Biology of Microorganisms plus Pearson Mastering Microbiology with Pearson eText, Global Edition
Dit is een samenvatting van hoofdstuk 26 en 27 waarin alle 'paragrafen' behandeld worden. Naast tekst is het document voorzien van afbeeldingen die de tekst ondersteunen.
Summary of lectures Microbiology of Aquatic Ecosystems
Cell Biology Human Microbiome
Class notes Central Carbon Metabolism: Physiology Of Microorganisms Brock Biology of Microorganisms plus Pearson Mastering Microbiology with Pearson eText, Global Edition, ISBN: 9781292235226
All for this textbook (6)
Written for
Hogeschool Windesheim (HW)
Lerarenopleiding 2e Graad Biologie
Immunologie (ENBIIMMUQ.V.14)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
BiologieIlse
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 26 Innate Immunity: Broadly Specific Host Defenses
26.1 basic properties of the immune system
Immuniteit is het vermogen van een organisme om infecties te weerstaan.
Aangeboren immuniteit (niet-specifieke
immuniteit):
- het niet-induceerbare vermogen om een
individuele ziekteverwekker of zijn producten
te herkennen en te vernietigen
- vereist geen eerdere blootstelling aan een
pathogeen of zijn producten
Adaptieve immuniteit
- het verworven vermogen om een bepaalde
ziekteverwekker of zijn producten te
herkennen en te vernietigen
- afhankelijk van eerdere blootstelling aan de
ziekteverwekker of zijn producten (specificiteit)
- gericht op een individuele moleculaire
component van de ziekteverwekker
(antigenen)
Op het moment dat de aangeboren immuniteit zijn werk moet gaan doen wordt de adaptieve
immuniteit ook ingezet.
- Adaptieve reacties laten specificiteit zijn omdat ze kunnen reageren met de uitwendige
moleculen van de pathogenen: de antigenen
- De antigenmoleculen worden blootgesteld aan de lymfocyten
- De anigenen binden op specifieke receptoren aan de buitenkant van de lymfocyten wat een
reactie ingang zet waarbij antilichamen of immunoglobulinen gemaakt worden die weer
zorgen voor de vernietiging van de pathogenen.
- Adaptieve immuniteit zorgt ook voor immuun geheugen cellen die weer kunnen worden
ingezet op het moment dat dezelfde ziekteverwekker langs komt.
26.2 Barriers to Pathogen invastion
Natuurlijke gastheerweerstand
- Normale Microbiota helpt de gastheer om ziekteverwekkers te weerstaan, vooral op de huid
en in de darmen (competitieve uitsluiting).
- Het vermogen van microben om ziekten te veroorzaken varieert van soort tot soort (bijv.
variabele gevoeligheid voor hondsdolheid, onvermogen van ziekten om tussen ectothermen
en endothermen over te gaan).
Infectieplaats en weefselspecificiteit
- Verschillende ziekteverwekkers dringen verschillende weefsels binnen.
- Infectieroutes zijn cruciaal (tetanus zit bijvoorbeeld in wonden, terwijl salmonella wordt
ingenomen, niet omgekeerd).
- HIV kan alleen in mensen gevonden worden omdat zij binden aan het cel oppervlakte eiwit
CXCR4 die gevonden op T lymfocyten en CCR5 gevonden op macrofagen. Andere dieren
hebben deze eiwitten niet en kunnen daarom geen HIV krijgen.
- Als C. tetani ingeslikt worden kunnen ze niet overleven door de zuurtegraad van de maag. Als
ze worden blootgesteld aan een wond kunnen ze er wel overleven en groeien en produceren
de tetanus gif en zorgen ervoor dat het weefsel dood gaat.
1
,Fysieke en chemische barrières voor infectie
- Mucosale membranen zijn bedekt met een dikke laag slijm.
- Tussen epitheelcellen zitten tight junctions die ervoor zorgen dat er geen infectie kan
optreden.
- Maagzuur remt de groei van bacteriën.
- De huid is zout en zuur, waardoor de groei van bacteriën wordt beperkt
- Lysozymen doden bacteriën door de celwand aan t e tasten en wordt gevonden in tranen,
slijm, en andere vloeistoffen.
26.3 the blood and lymphatic systems
Alle cellen die gevonden worden in het bloed en lymfe zijn afkomstig van stamcellen die gemaakt
worden in het beenmerg. Ze delen en differentiëren zich in rode bloedcellen en leukocyten (witte
bloedcellen).
Het lymfestelsel is een afzonderlijk circulatiesysteem dat lymfevloeistof uit extravasculaire weefsels
afvoert.
- Bloed wordt door slagaders en haarvaten gepompt en komt via aders uit het lichaam terug.
- In capillaire bedden gaan leukocyten en opgeloste stoffen uit het bloed naar het lymfestelsel.
- Lymfeklieren bevatten hoge concentraties lymfocyten en fagocyten.
- De mucosa-associated lymfoid tissue (MALT) heft een interactie met antigenen en micro-
organismen die het lichaam binnen komen door de slijmerige membranen. Het bevat ook
fagocyten en lymfocyten.
- Het spleen bestaat uit rood-pulp en wit-pulp, wat bestaat uit lymfocyten en fagocyten.
- De MALT en het spleen worden secundaire lymfoïde organen genoemd.
Hematopoietische stamcellen zijn
de voorouder cellen die gevonden
worden in het beenmerg die kunnen differentiëren tot elke bloedcel.
- Cytokinen en chemokinen beïnvloeden de aspecten van stamcel differentiatie.
Samenstelling van het bloed
- Bloed bevat cellulaire en non-cellulaire componenten
- Rode bloedcellen (erythrocyten) zijn klein, hebben geen celkern en zorgen ervoor dat zuurstof
van de longen naar de organen worden vervoerd.
- Het bloed is samengesteld uit plasma en cellen.
• Plasma bevat eiwitten en andere opgeloste stoffen.
• Serum is het deel van het bloed dat geen cellen of stollende eiwitten zijn. Ze bevatten
wel andere eiwitten waaronder antilichamen
2
, 26.4 Leukocyte production en diversity
Leukocyten zijn witte bloedcellen met kern.
- Lymfocyten zijn gespecialiseerde leukocyten die uitsluitend betrokken zijn bij een adaptieve
immuunrespons.
- Extravasatie: het verplaatsen van leukocyten door het lichaamsvocht. Van bloed naar andere
interstitiële ruimten.
Leukocyten kunnen zich vanuit de hematopoietische stamcel verdelen in twee lijnen. De myeloïde en
de lymfoïde kant.
Myeloïde cellen
- Uit de myeloïde cellen kunnen twee lijnen ontstaan
• Monocyten
o Onrijpe monocyten vooroudercellen kunnen enkele dagen in het bloed blijven
voordat ze naar andere weefsels gaan om zich te differentiëren in
gespecialiseerde fagocytotische cellen genaamd antigenpresenterende
cellen (APC’s).
o Fagocytotische APC’s die ontstaan uit monocyten zijn
▪ Macrofagen: zijn de eerste cellen die reageren op een pathogeen en
zijn in overvloed in veel weefsels en organen. Ze verteren en
vernietigen veel pathogenen en vreemde moleculen die het lichaam
aanvallen.
▪ Dendritische cellen: zijn door het hele lichaam te vinden in weefsels
en voornamelijk in epitheel cellen waaronder de huid en
slijmmembranen. Als ze pathogenen opnemen gaan ze naar dichtbij
zijnde lymfeklieren waar ze antigenen presenteren aan T-cellen.
• Granulocyten
o Bevatten cytoplastische granulen die toxinen of enzymen bevatten die worden
vrijgelaten om targetcellen te vernietigen.
o Er zijn twee soorten granulocyten:
▪ Neutrofielen: zijn bewegelijke fagocyten die direct reageren op een
pathogeen. Ze zijn voornamelijk te vinden in de bloedbaan en in het
beenmerg.
▪ Mast cellen: functioneert bij de aangeboren en
ontstekingsremmende respons door de granulen vrij te laten. Dit
wordt degranulatie genoemd -> verantwoordelijk voor verschillende
allergische reacties.
Lymfoïde cellen
- Zijn gespecialiseerde leukocyten.
- Uit de lymfoïde cellen kunnen drie lijnen ontstaan
• B-cellen
o Worden aangemaakt en gerijpt in het beenmerg.
o Ze zijn gespecialiseerde APC’s
o Ze zijn de voorlopers van antilichaam producerende plasmacellen
▪ Antilichamen (immunoglobulinen) zijn oplosbare eiwitten die kunnen
reageren met specifieke antigenen die worden gemaakt door B-cellen
en plasma cellen.
• T-cellen
o Worden aangemaakt in het beenmerg maar migreren naar de thymus om te
rijpen.
o Hebben een interactie met de antigenen van de APC’s.
o Het beenmerg en de thymus worden ook wel de primaire lymfoïde organen
genoemd.
o Hebben zelf T-cel receptoren (TCR’s)
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BiologieIlse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.80. You're not tied to anything after your purchase.