Samenvatting bedrijfseconomie blok 3
Hoofdstuk 1: ondernemingen en hun functie in de economie
Een onderneming kan worden omschreven als een naar winst strevende
productieorganisatie.
1.1Consumenten en producenten
Bedrijven worden ook wel productiehuishoudingen genoemd.
Productiehuishoudingen verkopen goederen en diensten aan de
consument. En de consument beschikt over voldoende koopkracht omdat
hij inkomen verdient in de productiehuishoudingen.
De economie houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen met
het streven naar welvaart van de mens: hoe kan iemand optimaal voorzien
in goederen en diensten, dat wil zeggen met zo gering mogelijke
opoffering van middelen.
De algemene economie bestudeert de relaties tussen consumenten en
producten en tussen de producenten onderling. Hierbij kan onderscheid
worden gemaakt tussen micro- en macro-economie.
Tot micro-economie behoort onder andere de theorie van de verschillende
marktvormen. Bijvoorbeeld hoe een bepaalde prijsvorming tot stand komt.
De macro-economie houdt zich bezig met economische problemen van de
maatschappij als geheel, zoals inflatie en werkloosheid.
De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de
productieorganisaties.
Een onderneming is een productieorganisatie
In een productieorganisatie worden productiemiddelen in een
productieproces omgezet in producten. Een productieorganisatie opereert
tussen twee markten: de inkoopmarkt en de verkoopmarkt. Er zijn
productiemiddelen en duurzame productiemiddelen. Grondstoffen zijn
productiemiddelen en machines, gebouwen, enzovoort zijn duurzame
productiemiddelen, omdat zij gedurende langere tijd hun diensten aan de
onderneming bewijzen. Daarnaast vormt ook arbeidskracht van de
medewerkers een productiemiddel.
De productieorganisatie is dus een samenwerkingsverband van de
productiefactoren arbeid en kapitaal. Onder kapitaal worden de
grondstoffen en de duurzame productiemiddelen verstaan. Een
samenwerkingsverband kan een formeel karakter hebben, waarbij de
rechten en plichten van de bij de organisatie betrokken participanten
schriftelijk zijn vastgelegd.
Een onderneming streeft naar winst
De prijs die een onderneming op de inkoopmarkt betaalt voor de
productiefactoren (arbeid, grondstoffen, duurzame productiemiddelen) zal
meer dan goedgemaakt dienen te worden dor de opbrengst van de
verkoop van de geproduceerde goederen en diensten. Het overschot dat
behaald wordt, de winst, komt vervolgens ten goede aan de eigenaren van
de onderneming.
De grootte van de winst is afhankelijk van de efficiency (=doelmatigheid)
en de effectiviteit (=doelgerichtheid) van het productieproces. Een
productieproces is efficiënt als een gegeven hoeveelheid met zo gering
mogelijke kosten wordt geproduceerd. Het is effectief als dat een
,eindproduct oplevert dat in trek is bij de klanten, waar de klanten graag
voor willen betalen. Het winstcijfer is een maatstaf voor zowel de
efficiency als voor de effectiviteit.
Het behalen van winst staat bij een onderneming voorop; op welke manier
die winst behaald wordt is een secundaire kwestie. De winst vormt het
doel, de activiteiten het middel.
Voor de continuïteit van de onderneming is het wel noodzakelijk dat het
winststreven ook vanuit langetermijnperspectief bezien wordt.
Het belangrijkste ondernemingsdoel is vaak het streven naar een zo groot
mogelijke omzet, niet een zo groot mogelijke winst. Voor
ondernemingsbestuurders lijkt vaak te gelden: hoe groter hoe beter.
Als ondernemingen zelf hun doel beschrijven komt het winststreven
meestal niet prominent naar voren; wel zaken als de zorg voor het milieu,
de arbeidsvreugde bij de werknemers enzovoort.
1.2Profit- en non-profitorganisaties
Ondernemingen streven naar winst en behoren dus tot de profitsector.
Non-profitorganisaties streven niet naar winst, hierbij kan onderscheid
gemaakt worden tussen enerzijds de overheidssector en anderzijds de
‘particuliere’ non-profitinstellingen.
De overheidssector bestaat uit het Rijk, de provincies, gemeenten en
waterschappen. De overheid levert vooral collectieve goederen en
diensten, dit zijn voorzieningen voor de bevolking als geheel, zoals wegen,
bescherming tegen het water en veiligheid. Voor deze voorzieningen
wordt het budgetmechanisme ingeschakeld: de overheid heft gedwongen
bijdragen (belastingen) en stelt een budget beschikbaar waarmee de
productie van de collectieve goederen kan worden gefinancierd.
Er zijn ook algemene voorzieningen die in het verleden door de overheid
werden verstrekt, maar die tegenwoordig zien we bij de overheid een
tendens tot privatisering van dit soort activiteiten, voorbeelden zijn
openbaar vervoer, telefonie, postbezorging en levering van energie.
De particuliere non-profitinstellingen vormen een rijke schakering aan
organisaties: amateursportverenigingen en ook goededoelenorganisaties
vallen daaronder.
Non-profitorganisaties hebben als doel om bepaalde voorzieningen tot
stand te brengen. De activiteiten die zij verrichten zijn dus onlosmakelijk
verbonden met dat doel.
Non-profitorganisaties kunnen normalieter niet voortbestaan door
zakelijke markttransacties uit te voeren, en zijn dus economisch niet
zelfstandig. Ze zijn afhankelijk van contributies, donaties, subsidies,
schenkingen, erfenissen en dergelijke.
Een stichting voor bijvoorbeeld slachtofferhulp (non-profitorganisaties) is
effectief als zij erin slaagt de problemen van haar cliënten zo goed
mogelijk op te lossen.
1.3Ondernemingsactiviteiten
We kunnen een globale indeling van bedrijven maken naar de aard van
het omzettingsproces:
- Land- en mijnbouw
- Industrie
, - Handel
- Dienstverlening
Land- en mijnbouw
Ondernemingen in de land- en mijnbouw maken gebruik van de
‘rijkdommen van de natuur’. Met weinig grondstoffen van lage prijs wordt
een grote hoeveelheid eindproduct verkregen. In de mijnbouw (winning
van goud, koper, gas of olie) wordt helemaal geen gebruik gemaakt van
grondstoffen, maar wel van duurzame productiemiddelen.
Industrie
Industriële ondernemingen creëren een fysiek, tastbaar product, dat vóór
de productie in die vorm nog niet bestond. Er is onderscheid tussen
stukproductie en massaproductie. Bij stukproductie wordt ‘maatwerk’
geleverd. Bij massaproductie wordt één soort product gemaakt in grote
hoeveelheden.
Tussen de twee uitersten (stuk- en massaproductie) zitten serie-
stukproductie en serie-massaproductie.
Bij serie-stukproducten houdt men vast aan de gedachte dat de klant zijn
eigen individueel bepaalde product krijgt, maar probeert men kosten te
besparen door de componenten van het product in grotere aantallen te
produceren.
Bij serie-massaproductie worden er varianten of modellen van het
standaardproduct geproduceerd, waarbij eens in de zoveel tijd de
machines omgesteld dienen te worden naar de betreffende variant.
Handel
Handelsondernemingen produceren geen nieuwe producten. Gebaseerd
op ongelijkheid tussen productie en consumptie.
Bij handelsondernemingen kan een onderscheid gemaakt worden tussen
groothandel en detailhandel.
De detailhandel is de laatste schakel; de detailhandel levert rechtstreeks
aan de eindgebruiker van de goederen; de consument.
De groothandel koopt in bij de fabrikant en verdeelt de ingekochte partijen
over de detailhandel.
Dienstverlening
Ondernemingen die zich bezighouden met dienstverlening, verrichten
prestaties voor hun klanten zonder dat zij een nieuw concreet goed
vervaardigen, of een bestaand goed overdragen. De belangrijkste
categorieën zijn; financiële dienstverlening, horeca, transport, ICT-
dienstverlening en facilitaire dienstverlening.
In sommige dienstverlenende bedrijven zijn de duurzame
productiemiddelen zeer belangrijk: denk aan het hotel dat gevestigd is in
een pand in hartje Amsterdam.
1.4Rechtsvormen van ondernemingen
Een onderneming heeft een rechtsvorm. Door de keuze van de rechtsvorm
wordt vastgelegd hoe de juridische relaties binnen de onderneming en
tussen de onderneming en de buitenwereld in elkaar zitten.
Bij bepaalde rechtsvormen is er sprake van een rechtspersoon. Dat wil
zeggen dat deze persoon personeel kan aannemen, een
verkoopovereenkomst kan sluiten en geld kan lenen bij de bank. Uiteraard
, zijn er mensen nodig om deze overeenkomst namens de rechtspersoon af
te sluiten.
Bij een onderneming zonder rechtspersoon komen de overeenkomsten op
de naam van de eigenaar-exploitant.
Voor non-profitorganisaties zijn de rechtsvormen stichting en vereniging
relevant. Stichtingen en verenigingen hebben rechtspersoonlijkheid. Een
benoemd of gekozen bestuur handelt namens de organisatie.
In de volgende tabel staan de (juridische) kenmerken van de verschillende
ondernemingen.
Rechtspersoon Scheiding Financiering met Continuïteit Aansprakelijkhei Fiscale positie Publicatieplicht?
? tussen eigen vermogen d
leiding en
eigenaar?
Eenmanszaak Nee Nee Storting Staat of valt Volledig Ondernemer: box 1 Nee
privévermogen met persoon aansprakelijk inkomstenbelasting
eigenaar eigenaar
Vennootschap Nee Nee Storting Wegvallen Hoofdelijk Vennoten: box 1 Nee
onder firma / privévermogen vennoot kan aansprakelijk (bij inkomstenbelasting
maatschap door vennoten worden maatschap voor
Inkoop door nieuwe opgevangen gelijke delen)
vennoot door andere
vennoten,
maar kans op
conflicten
Commanditaire Nee Ja Storting Minder kans Beherende Vennoten: box 1 Nee
vennootschap privévermogen op conflicten, vennoten: inkomstenbelasting
Inkoop door nieuwe omdat hoofdelijk (commanditaire
beherende of vermogen kan aansprakelijk vennoten geen
commanditaire worden Commanditaire ondernemers
vennoot aangetrokken vennoten: tot faciliteiten)
zonder dat er bedrag inbreng
een leider bij
komt
BV Ja Ja Aandelenemissie bij Als Tot bedrag Bv: Ja
huidige of nieuwe rechtspersoon inbreng vennootschapsbelasting
aandeelhouders in principe grootaandeelhouder:
(mits voldaan aan ‘eigen leven’, box 2
blokkeringsclausule maar bij DGA inkomstenbelasting
) toch sterke
afhankelijkheid
van één
persoon
NV Ja Ja Aandelenemissie Als Tot bedrag Nv: Ja
(eventueel via rechtspersoon inbreng vennootschapsbelasting
effectenbeurs) ‘eigen leven’ aandeelhouder: box 3
inkomstenbelasting
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aschoop. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.