Inhoud
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 1.....................................................................................................1
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 2.....................................................................................................2
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 3.....................................................................................................2
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 4.....................................................................................................4
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 5.....................................................................................................8
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 6...................................................................................................14
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 7...................................................................................................15
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 8...................................................................................................19
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 9...................................................................................................24
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 10.................................................................................................26
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 1
In de klinische psychodiagnostiek wordt informatie verzameld over de cliënt en diens omgeving met
het oog op het ontwerpen van de meest adequate aanpak van problemen die door de cliënt zelf of door
diens omgeving zijn gesignaleerd. De Zeeuw omschrijft psychodiagnostiek als het onderscheiden van
personen naar hun individuele psychische kenmerken, zoals die zich manifesteren in hun typische
gedrags- en uitingsvormen, en wel met behulp van tests. In het verleden werd bij de opleiding die
hierbij hoort vaak de nadruk gelegd op het aanbrengen van kennis over en vaardigheden aanleren in
het afnemen van tests en op het interpreteren van testresultaten. Aan het scholen van studenten in de
systematiek van het diagnostisch beslissingsproces werd weinig aandacht besteed. Als er sprake was
van complexe beslissingen, deden diagnosticus vaak beroep op eigen ervaring en intuïtie. Dit werd
aangeduid als het klinisch oordeel.
De noodzaak van opleiding in de diagnostische besluitvorming dringt zich op vanuit de resultaten van
ten minste drie ontwikkelingen in het gedragsonderzoek die uitermate belangrijk zijn voor de
diagnostiek: het onderzoek naar de kwaliteit van het ongewapende oordeel, de ontwikkelingen in de
besliskunde en het ontwikkelen van prescriptieve kaders ten behoeve van de professionele diagnostiek.
Het kader dat wordt gebruikt is het prescriptief kader. Een dergelijk model laat toe heuristische
procedures te ontwerpen die aan het diagnostisch proces in de praktijk sturing geven.
De diagnostische besluitvorming speelt zich niet in het luchtledige af. De diagnosticus is afhankelijk
van de kwaliteit van de hulpmiddelen. Deze hulpmiddelen zijn: inhoudelijke theorieën over het
ontstaan en in stand blijven van probleemgedrag, kennis over normale en afwijkende
ontwikkelingspatronen, instrumenten en technieken om gedragsverschijnselen in kaart te brengen en
statistische en psychometrische technieken om gegevens te verwerken. Diagnostiek brengt een aantal
beperkingen met zich mee. In haar wetenschappelijke dimensie maakt diagnostiek deel uit van de
gedragswetenschap. Haar wetenschappelijke basis is niet steviger dan die van een zich ontwikkelende
gedragswetenschap zelf. Het is een vak waarbij verschijnselen vanuit zeer uitlopende zienswijzen
worden bestudeerd. Er wordt vaak gebruik gemaakt van de diagnostische cyclus waarbij
aanbevelingen en voorschriften afhankelijk zijn van uitgangspunten.
,De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 2
Wanneer we algemene menselijke grondstructuur van het probleemoplossend omgaan met
persoonlijkheids- en gedragsproblemen ondersteunen met wetenschappelijk-empirische kennis,
spreken we over wetenschappelijke diagnostiek. De diagnosticus is wetenschappelijker naarmate hij:
- Explicieter werkt met theorieën en de verschillende theorieniveaus duidelijker met elkaar in
verband brengt;
- Er zich bewust rekenschap van geeft in welke gevallen hij wel en in welke gevallen hij niet
voor een bepaalde theorie kiest
- Duidelijker de denkstappen vastlegt die geleid hebben tot het advies;
- Onderzoek doet naar de waarde van theorieën voor de problemen waar ze betrekking op
hebben en naar het effect van ingrepen;
- De resultaten van het eigen werk uitwisselt met collega’s
De alledaagse diagnostische situatie is doorgaans te typeren als een voorbeeld van een slecht
gedefinieerd beslissingsprobleem. Kennis over hoe oordelen en beslissingen tot stand komen, kan
benut worden om de eigen praktijk te optimaliseren. Er zijn een aantal dingen van belang bij het
onderzoek naar de kwaliteit van en de foutbronnen in oordelen en beslissen. De eerste is onderzoek
naar de wijze waarop mensen met kansen en waarschijnlijkheden omgaan. De tweede is onderzoek
naar vuistregels en heuristieken die mensen doorgaans geneigd zijn te volgen. Ten derde is er
onderzoek naar de kwaliteit van de professionele diagnostiek.
Het beslissingsprobleem is te beschrijven als een keuzeprobleem waarbij verschillende opties
verschillende consequenties kunnen hebben met betrekking tot het doel. De kansen die de beslisser
inschat, hebben niet zozeer te maken met toevalsberekening, maar met de mogelijkheid dat – gegeven
een bepaalde optie – bepaalde positieve of negatieve gevolgen optreden. De descriptieve
beslissingstheorie houdt zich bezig met het beschrijven en verklaren van beslissingsgedrag. De
normatieve beslissingstheorie gaat verder dan beschrijven en verklaren, en schrijft ook voor hoe de
beslisser formeel te werk moet gaan op basis van een aantal rationele axioma’s.
Voorschriften op zich garanderen niet dat het onderzoek ook feitelijk tot de oplossing van het
onderzoeksprobleem bijdraagt. Wel wordt aangenomen dat het volgen van de voorschriften op termijn
de kans op het leveren van een bijdrage aan de oplossing verhoogt. De fundering van methodologische
voorschriften is niet empirisch, maar logisch-theoretisch van aard. De regels fungeren als normen
waarnaar de kwaliteit van het onderzoekshandelen wordt afgemeten. De tak van de methodologie die
zich bezig houdt met het funderen, formuleren en onderzoeken van diagnostische regels en procedures
wordt normatieve diagnostiek genoemd. Het richt zich op vragen als: wat is feitelijk een diagnose? Is
het mogelijk en redelijk voorschriften voor de diagnosticus te formuleren? In hoeverre kan het
diagnostisch proces door deze voorschriften gereguleerd worden?
Prescriptieve diagnostiek is een internationaal bruikbare term voor wat in het Nederlands als ‘leer van
diagnostiek’ kan worden aangeduid. Hierbij wordt de fundering van de spelregels gezocht in het
analyseren en blootleggen van de grondkenmerken van het professionele diagnostisch proces. Ze
houden zich bezig met de vraag hoe de diagnosticus het beste het diagnostisch proces kan vorm geven.
In Nederland heeft de empirische cyclus van De Groot de grondtoon gezet voor ontwikkelingen in de
prescriptieve diagnostiek. De empirische cyclus kan gelden als de algemene methodologische
grondstructuur van het wetenschappelijke handen. Hierin staat de activiteit van het generen en toetsen
van hypothesen centraal.
De Bruyn et al., 2003: hoofdstuk 3
In de klinische praktijk start het diagnostisch proces nadat de cliënt zich rechtstreeks of via een
verwijzer heeft aangemeld met een of meerdere hulpvragen. Het is belangrijk om te weten dat niet alle
hulpvragen diagnostische hulpvragen zijn.
, Prototype diagnostische Type vraagstelling Type onderzoek code
hulpvraag
Hoe moet ik verwoorden wat Verheldering Verhelderend VHD
mijn kind ervaart?
Wat is er met mijn kind aan de Onderkenning Onderkennend ODK
hand?
Waarom is dit aan de hand? Verklaring Verklarend VKR
Hoe kan mijn kind het beste Indicatie Indicerend IDC
geholpen worden?
Er kan een combinatie van hulpvragen zijn. Hier volgt dan ook een combinatie van onderzoekstypen.
Bij een samengaan van diagnostische hulpvragen en daarop afgestemde typen onderzoek is de
volgorde waarin het onderzoek wordt doorlopen niet willekeurig. Zo zal er bij een indicerende vraag,
ook onderkennend onderzoek worden gedaan. Als er combinaties van hulpvragen voorkomen, dan is
er nagenoeg nooit sprake van een willekeurige of neutrale volgorde van de diverse typen onderzoek,
maar van een intrinsiek noodzakelijk scenario. Omdat wij er van uitgaan dat de diagnostische
hulpvraag van de client het onderzoek stuurt, moet de diagnosticus steeds dat er met de verheldering
van de hulpvraag. Om die reden is het verhelderend onderzoek de gepaste aanvang stap van elk
diagnostisch scenario. In principe is het niet uitgesloten dat de diagnosticus na het verhelderend
onderzoek samen met de client tot de conclusie komt dat verder onderzoek niet nodig is. In dit geval
spreken wij van een nul scenario, omdat er geen overgang is naar een volgend type onderzoek. als na
het verhelderend onderzoek, nog één type onderzoek wordt gedaan, dan noemen we het een 1-
scenario. In dit scenario wordt één keer de overgang gemaakt van het ene type onderzoek naar het
andere. Het aantal overgangen bepaalt het scenario.
Meestal is de eerste stap de klachtanalyse (KA) waarbij een verhelderend onderzoek wordt gedaan. De
tweede stap is de probleemanalyse (PA) waarbij onderkennend onderzoek wordt gedaan. De derde
stap is de verklaringsanalyse (VA), waarbij verklarend onderzoek wordt gedaan. De laatste stap is de
indicatieanalyse (IA) en die wordt gedaan door middel van indicerend onderzoek. Vaak wordt er heen
en weer gegaan tussen deze stappen en het wordt dus niet in één rechte cyclus doorlopen. De term
diagnose wordt in de praktijk doorgaans in de twee volgende betekenissen gebruikt: als onderkenning
van een stoornis (het kind heeft ADHD) of; als verklaring voor het probleem of stoornis (het kind is
druk doordat het ADHD heeft).
Bij de klachten analyse wordt er geluisterd naar de uitspraken die aangeven dat de situatie of het
gedrag van de cliënt, of de gevolgen daarvan, door de cliënt als negatief beleefd worden. In de
klachten analyse verzamelt de diagnosticus de klachten en gaat hij na of de verwoording ervan door de
cliënt daadwerkelijk overeenkomt met wat deze bedoeld. Verder gaat de diagnosticus in samenspraak
met de cliënt na welke diagnostische hulpvraag aan de klachten tegemoet zou kunnen komen. De
uitkomst van de klachten analyse is een ordening van de klachten die door de client onderschreven en
herkend worden en waarop diens hulpvragen betrekking hebben we noemen dit de verhelderen de
diagnose. Problemen zijn situaties of gedragingen van de cliënt waarover de diagnosticus op
empirische of theoretische gronden kan aannemen dat er sprake is van een voor de client ongunstige
toestand. In de probleemanalyse legt de diagnosticus een verband tussen klachten en problemen,
controleert hij deze correspondentie, groepeert en benoemt hij de problemen, en taxeert de ernst ervan.
De uitkomst is de benoeming van het probleem: de onderkennende diagnose.
Verklarende uitspraken die nog niet getoetst zijn, hebben de status van hypothesen. In de
verklaringsanalyse genereert de diagnosticus hypothesen,, leidt hij er empirisch toetsbare
voorspellingen uit af, formuleert en toetst deze, en stelt een integratief beeld op. De uitkomst van de
verklaringsanalyse is een samenhangend beeld, waarin één of meerdere condities met een bepaalde
mate van waarschijnlijkheid als verklaring voor het probleem gelden: de verklarende diagnose. In de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xjolienx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.