Volledige samenvatting van het deel PNF en Perfetti gegeven door Tinne Van Aggelpoel en Suzanne Brugghemans. Het bevat de volledige theorie en praktijk Het is opgesteld in VRAAGVORM om je zo makkelijker voor te bereiden op mogelijke examenvragen.
1. Waarvoor staat PNF?
Proprioceptieve Neuromusculaire Facilitatie
2. Wat zijn indicaties voor PNF?
Versterking van spieren
Gewrichten stabiliseren
Verlengen van spieren
Voorbeelden:
o Rechtstaan uit rolstoel (extensoren versterken, flexoren verlengen…)
o Trap afgaan
3. Welke sensorische modaliteiten zorgen voor proprioceptie en wat detecteren ze?
Spierspoeltjes:
o Lengte van de spier
o Snelheid waarbij de spier verlengt of verkort
Golgi-pees orgaan:
o Spanning in de spier
Gewrichtsreceptoren:
o Positie van de gewrichten
4. Uit welke soorten vezels zijn spiervezels opgebouwd?
Extrafusale vezels:
o Dwarsgestreepte vezels die voor de spiercontractie zorgen
o Geïnnerveerd door α-motorneuron
Intrafusale vezels:
o Liggen tussen de extrafusale vezels
o Geïnnerveerd door γ-motorneuron
5. Wat is de Myotatische reflex en voor welk mechanisme is dit belangrijk?
Na passieve uitrekking van de spier zal de antagonistische spier ontspannen
= Reciproke inhibitie
6. Geef de betrokken onderdelen en het achterliggend mechanisme van de myotatische reflex
Betrokken onderdelen:
o Spierspoel
o Ia-afferenten
o α-motorneuron
Mechanisme:
1. Uitrekking van de spier
2. Verlenging van de spierspoel
3. Via Ia-vezels wordt een signaal doorgegeven naar de achterhoorn van het
ruggenmerg
4. De homonieme spier en synergisten contraheren door het α-motorneuron
5. Tegelijk zorgt het Ia-inhiberend interneuron voor inhibitie van de antagonist
7. Wat is de Golgi-reflex en voor welk mechanisme is dit belangrijk?
1
, Bescherming van de spier tegen zware belasting door relaxatie na contractie van de
homonieme spier en contractie van de antagonistische spier
= Autogene inhibitie
8. Geef de betrokken onderdelen en het achterliggend mechanisme van de Golgi-reflex
Betrokken onderdelen:
o Golgi-peeslichaampje
o Ib-afferenten
o α-motorneuron
Mechanisme:
1. Stimulatie van de peesreceptoren
2. Via Ib-afferenten wordt een signaal doorgegeven naar de ruggenmerg
3. Ib-inhiberend motorneuron zorgt voor relaxatie van de homonieme spier of agonist
4. Ib-vezels innerveren tegelijk het motorneuron van de antagonistische spier waardoor
deze contraheert
9. WAAR/ONWAAR: HRAC wordt gebruikt om de reciproke inhibitie op te wekken
ONWAAR: CRAC lokt de reciproke inhibitie uit. HRAC lokt de autogene inhibitie uit.
10. Wat is de αγ-koppeling?
Het α-motorneuron zal de extrafusale spiervezel aansturen om te contraheren
Het γ-motorneuron zal de intrafusale spiervezel aansturen om te contraheren
DOEL: Als het γ-motorneuron dit niet doet, blijft de intrafusale spiervezel slap en zal deze
niet efficiënt kunnen reageren op verlenging
11. Wat is supraspinale controle?
De hogere niveau’s hebben een modulerende inhiberende invloed op de lagere niveau’s
Typisch: Bij CVA-patiënten is deze controle verstoord
2
,12. Wat zijn de 9 basisprincipes van PNF?
1. Optimale weerstand
2. Manueel contact
3. Verbale stimulus
4. Visuele stimulatie
5. Lichaamspositie en lichaamsmechaniek
6. Tractie en Approximatie
7. Irradiatie en Reinforcement
8. Timing (+(pre)stretch en repeated stretch)
9. Patronen
13. WAAR/ONWAAR: De 9 basisprincipes zijn zaken die bij de uitvoering van PNF altijd moeten
terugkomen, onafhankelijk om welke oefening het gaat.
WAAR
14. Waarop duidt het basisprincipe: Optimale weerstand?
De weerstand moet worden aangepast aan de mogelijkheden van de patiënt en het doel van
de activiteit (varieert dus constant).
Isotonisch of Isometrisch
15. Wat is het verschil tussen isotonisch en isometrisch?
Isotonisch:
o Er is intentie om te bewegen
o Vb.: Armworstelen, het doel is om de arm naar beneden te duwen
o 3 Soorten bewegingen:
Concentrisch (winnaar armworstelen)
Excentrisch (verliezer armworstelen)
Stabiliserend isotonisch (Armworstelaars zijn even sterk Geen beweging)
Isometrisch:
o Er is geen intentie om te bewegen
16. Wat is het verschil tussen stabiliserend isotonisch en isometrische contractie?
Er is bij beide geen beweging zichtbaar
Het verschil ligt in de intentie om te bewegen:
o Isotonisch:
Intentie om te bewegen
Contractie van enkel concentrische of excentrische spieren
o Isometrisch:
Intentie om niet te bewegen
Co-contractie van agonisten en antagonisten
17. Wat zijn de aandachtspunten bij het basisprincipe manueel contact?
= Tactiele stimulus
Aandachtspunten:
o De handen worden altijd aan dezelfde zijde van het lidmaat geplaatst, zodat er voor
de p. nooit verwarring is in welke richting hij moet bewegen
o Altijd beide handen gebruiken
o Lumbricaalgreep gebruiken (zorgt voor 3D-controle)
3
, o Moet comfortabel zijn voor de p.
18. Welke 3 commando’s onderscheiden we bij verbale stimulus?
Voorbereidingscommando:
o “En nu…”
Actiecommando:
o “Strek de arm”
Correctiecommando:
o “Strek ook je pols”
Extra: Let op luidheid van de stem:
o Zachte, kalme stem = relaxatie en vermindering van pijn
o Luide stem = Krachtige contractie uitlokken
19. Waarom is visuele stimulatie belangrijk bij PNF?
Geeft de p. de mogelijkheid zelf te zien of hij de beweging goed uitvoert (p. inspecteert de
beweging visueel en volgt de beweging met de ogen en kan eventueel bijsturen)
Heeft een positieve invloed op hoofd- en rompbeweging:
o Vb.: Bij flexie, abductie en exorotatie van de arm zal het hoofd de oogbeweging
volgen en de rompextensie faciliteren
Oogcontact met de p. is belangrijk om de alertheid, motivatie en coördinatie te verhogen (+
heeft p. last?)
20. Waarom is de lichaamspositie en lichaamsmechaniek belangrijk bij PNF?
Zo dicht mogelijk tegen de p. staan zorgt voor een optimale weerstand
Het is makkelijker voor de p. om de beweging te volgen als de Th. goed mee begeleidt
21. Wat is approximatie tijdens PNF en waarvoor wordt het gebruikt?
= Compressie of druk op de romp of een extremiteit
De prikkel verloopt via gewrichtsreceptoren met als gevolg een verhoogde spieractiviteit
Het wordt gebruikt om stabiliteit en houdingsreacties (vb.: axiale rompextensie) te
stimuleren
22. Welke 3 soorten approximaties bestaan er bij PNF?
Quick approximation:
o Reflexreactie uitlokken
Slow approximation:
o Traag progressief opvoeren tot aan de grens van wat de p. kan tegenhouden
o Stabilisatie van het gewricht
Maintained approximation:
o Spierspanning behouden en opbouwen
23. Wat is irradiatie en reinforcement bij PNF en wat is het verschil tussen de 2?
= Overflow van activiteit die plaatsvindt waardoor sterkere spieren of patronen ingezet
worden om de zwakkere spieren of patronen te versterken
Irradiatie:
o = Binnen één patroon
o Overvloeien van zenuwimpulsen vanuit sterke synergisten naar zwakkere agonisten
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller harold_meys. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.03. You're not tied to anything after your purchase.