Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5580)
Seller
Follow
manyuiwu
Content preview
BIOLOGIE
HOOFDSTUK 3.1
Dankzij kringlopen heeft een ecosysteem (=afgebakend gebied met organismen en biotische
en abiotische relaties, een complexe zelfstandige eenheid) nauwelijks met andere
ecosystemen uitwisseling van stoffen. De grenzen tussen ecosystemen zijn niet altijd
scherp: vermenging van water en dieren zwemmen/vliegen van het een naar het andere
ecosysteem.
Draagkracht van een ecosysteem= maximale populatiegrootte die een gebied kan
onderhouden. Bepalend voor de draagkracht is de beperkende factor bv nestplaatsen en
voedsel. Verdwijnt de beperking, dan neemt de draagkracht toe.
Populatiedynamiek (=verandering van samenstelling van populaties in een ecosysteem;
aantallen nemen toe/af, populaties ontstaan/verdwijnen) beïnvloed een ecosysteem vb
veranderingen in konijnenpopulatie van invloed op hoeveelheid kruiden en grassen. Ook
abiotische factoren, zoals water en temperatuur.
Verstoringen= blijvende, snel optredende veranderingen in ecosystemen vb
vulkaanuitbarsting en brand, aanleg van wegen, kappen van tropisch regenwoud voor
akkers, plastic voorwerpen in de oceaan→ na tientallen jaren breekt het plastic af tot kleine
bolletjes→ dieren eten het op→ plastic komt in de voedselketen. In verstoorde ecosystemen
treden vaak plagen op, doordat bv predatoren verdwenen zijn. Prooidieren planten zich dan
ongehindert voort.
HOOFDSTUK 3.2
In een voedselpiramide zijn de trofische niveaus (=groepen soorten die op een vergelijkbare
wijze aan hun voedsel komen) van het ecosysteem weergegeven met liggende staven. Het
oppervlakte van de staaf geeft de biomassa (=totaal gewicht van de organismen) op dat
niveau weer. Meestal gebruiken biologen het drooggewicht (=versgewicht - gewicht aan
water). Het aantal trofische niveaus is beperkt door het verdwijnen van energie.
De grootte van een laag is ook een maat voor de energie op dat trofische niveau, voedsel
bevat namelijk brandstoffen zoals koolhydraten en vetten. Doordat de energie afkomstig is
uit een lager niveau, laat de afnemende grootte van de staven zien dat niet alle energie in
het hogere niveau terechtkomt. In een energiestroomschema geeft de breedte van de
, bundels de hoeveelheid energie weer die in die bundel zit. Een vogel eet een hoeveelheid
organische stof met energie-inhoud Intake. Doordat onverteerde delen (F) verdwijnen, komt
slechts een deel (A=I-F) in het bloed van de vogel. Daarvan gebruikt de vogel R als energie
voor zijn activiteiten. De energiebehoud P blijft bewaard in de bouwstof (P=I-F-R of P=A-R).
Heterotrofe organismen/consumenten= organismen die met hun voedsel organische stoffen
opnemen die ze gebruiken als brand- en bouwstof, niet in staat om dat zelf te maken.
Autotrofe organismen/producenten= organismen die in staat zijn om m.b.v. zonlicht uit
energiearme anorganische stoffen energierijke organische te maken. Zij staat aan de basis
van de voedselpiramide. Ze leveren de bouw- en brandstoffen voor zichzelf en voor
consumenten en dus de energie voor het hele ecosysteem.
Primaire productie= hoeveelheid (g/opp/jaar of g/volume/jaar) organische stoffen die
producenten maken.
Factoren die de groei van fytoplankton beïnvloeden:
- Licht om te kunnen groeien. In helder water is een hoge primaire productie mogelijk.
- Voedingsstoffen: CO2 en meststoffen. Eutrofiëring=verrijking van water met
voedingsstoffen. Extra fosfaat en nitraat leidt tot algenbloei (=explosieve toename
van biomassa van fytoplankton en andere algen)→minder helder water en bacteriën
breken dode algen af→ water zuurstofloos→ bodemdieren en later andere
consumenten sterven.
- Temperatuur hogere temperatuur van zeewater→ groeiseizoen begint eerder.
De biomassa van de consumenten kan in theorie toenemen als de producenten meer
produceren. Veranderingen in abiotische factoren leiden meestal tot veranderingen in
soortensamenstelling en niet in biomassa.
HOOFDSTUK 3.3
In de strooisellaag breken kleine dieren afgevallen bladeren/takjes af. Dode planten
(detritus) liggen vaak langer op de grond. Humuslaag= Laag met uitwerpselen van kleine
dieren samen met halfverteerde organische materiaal. Organische stoffen maken de humus
een rijke voedingsbodem voor reducenten (bacteriën en schimmels).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manyuiwu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.