100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Personen- en familierecht, W.M. Schrama 3e druk $5.35
Add to cart

Summary

Samenvatting Personen- en familierecht, W.M. Schrama 3e druk

1 review
 146 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een complete en uitgebreide samenvatting van het studieboek 'Familierecht' van W.M. Schrama. In deze samenvatting zal niets onbesproken blijven, waardoor dit een uitstekende samenvatting is om je voor te bereiden op je tentamen.

Preview 4 out of 39  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 17
  • January 15, 2021
  • 39
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: theawiersma • 3 year ago

avatar-seller
FAMILIERECHT – EEN INTRODUCTIE


Hoofdstuk 1 – Inleiding

H1 p. 1.1 t/m 1.3
1.1 Onderscheid personen- en familierecht
Het personenrecht regelt de rechtspositie van een natuurlijke persoon: het begin en einde van een persoon,
zijn naam en geslacht, zijn woonplaats, de handelingsbekwaamheid en de bescherming van meerderjarigen
maken hiervan deel uit, net als de regels over vermissing en afwezigheid
Het familierecht heeft betrekking op de rechtsverhoudingen tussen natuurlijke personen op het terrein van
families en relaties. Het regelt zogenoemde verticale relaties die ontstaan door afstamming van de ene persoon
van de andere, zoals afstamming en ouderlijk gezag, en zogenoemde horizontale relaties, die ontstaan door
affectieve relaties tussen volwassenen, zoals huwelijk en geregistreerd partnerschap.
Eén onderwerp behoort tot het familierecht, omdat het de affectieve relatie tussen twee natuurlijke personen
regelt, maar is vooralsnog niet door het familierecht geregeld, maar is vooralsnog niet door het familierecht
geregeld: de rechtsregels die betrekking hebben op de relatie tussen twee mensen die ongehuwd samenleven.

1.2 Bronnen van personen- en familierecht
Boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is de kernbron van het Nederlandse materiële personen- en familierecht.
Daarnaast bestaan bijzondere wetten voor specifieke onderwerpen, waaronder de Jeugdwet, de Wet
donorgegevens kunstmatige bevruchting, de Embryowet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en
de Wet tijdelijk huisverbod. Ook internationale conventies, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de
Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het VN Kinderrechtenverdrag (IVRK) en de
rechtspraak van de internationale hoven – het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Hof
van Justitie van de Europese Unie (HvJ) – behoren tot belangrijke bronnen van het personen- en familierecht.
Het formele familierecht is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en in
procesreglementen.

1.3 Aard van het personen- en familierecht
Boek 1 BW is in een aantal opzichten afwijkend van de regels van privaatrecht in andere boeken van het BW.
Het privaatrecht kenmerkt zich door partijautonomie: partijen kunnen naar eigen inzicht afspraken maken;
daarom bevat het privaatrecht vele regels van aanvullend recht. Binnen het personen- en familierecht is dat
anders: veel regels zijn dwingend van recht, omdat het merendeel van de familierechtelijke verhoudingen niet
ter vrije bepaling van partijen staat. Contracteren over personen- en familierechtelijke onderwerpen is slechts
zeer beperkt mogelijk en heeft met name betrekking op de vermogensrechtelijke aspecten van relaties.



Hoofdstuk 3 - Procesrecht

H3 p. 3.5.1 en 3.5.3
3.5 Bronnen van het familieprocesrecht
Inleiding
De regels van het familieprocesrecht zijn te vinden in de wet, procesreglementen en bijzondere regels. Op de
familierechtprocedures zijn om te beginnen de algemene wettelijke bepalingen voor verzoekschriftprocedures
van toepassing (art. 261 e.v. Rv). Voor familiezaken zijn echter ook specifieke wettelijke regels geformuleerd,
die afwijkingen van de algemene bepalingen bevatten. Die specifieke regels gaan dan voor. Die specifieke
regels zijn te vinden in de artikelen 798-828 Rv in de titel Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en
familierecht.

Scheidingszaken
De artikelen 815-828 Rv bevatten de specifieke bepalingen voor scheidingszaken na huwelijk en geregistreerd
partnerschap. Ook voor de praktische uitwerking van de regels van scheidingsprocesrecht zijn
procesreglementen van belang.

, FAMILIERECHT – EEN INTRODUCTIE



Hoofdstuk 5 – Meerderjarigenbescherming

H5 p. 5.1, 5.7.1, 5.7.2, 5.7.4, 5.8.1 m.u.v. kleine letters en 5.8.2
5.1 Inleiding
Ter bescherming van meerderjarigen die hun belangen niet behoorlijk zelf kunnen behartigen kent ons recht
drie maatregelen: curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen/beschermingsbewind en
het mentorschap.
 Curatele betreft zowel de vermogensrechtelijke als de niet-vermogensrechtelijke belangen van de
meerderjarige.
 Het beschermingsbewind beperkt zich tot de vermogensrechtelijke belangen.
 Het mentorschap biedt de meerderjarige alleen bescherming op niet-vermogensrechtelijk vlak, meer
specifiek de in artikel 1:453 BW vermelde aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging,
behandeling en begeleiding.
 Mentorschap en beschermingsbewind kunnen worden gecombineerd.

5.7 Totstandkoming van de beschermingsmaatregelen
Grond en instelling van de maatregelen
Artikel 1:450 lid 1 BW regelt het instellen van een mentorschap ten behoeve van een meerderjarige waarbij als
grond is geformuleerd dat hij als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijk toestand zijn belangen van niet-
vermogensrechtelijke aard niet behoorlijk zelf kan waarnemen. De gronden voor instelling van een curatele zijn
per 1 januari 2014 gewijzigd. Een belangrijke wijziging is dat verkwisting niet meer geldt als grond voor een
curatele, maar grond voor een beschermingsbewind is geworden. Een meerderjarige kan door de
kantonrechter onder curatele worden gesteld wanneer ‘hij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke
toestand dan wel gewoonte van drank- of drugsmisbruik, tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk
waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt’. In de aanvullende voorwaarde ‘en een
voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan
worden bewerkstelligd’ klinkt het subsidiariteitsprincipe door (art. 1:378 lid 1 BW).
In de grond van een beschermingsbewind is sinds 1 januari 2014 vastgelegd dat het niet behoorlijk kunnen
waarnemen van zijn vermogensrechtelijke belangen het gevolg is van de lichamelijke of geestelijke toestand
van de meerderjarige of van verkwisting of het hebben van problematische schulden (art. 1:431 lid 1 BW).
Voor de drie maatregelen geldt dat een verzoek al kan worden ingediend tijdens de minderjarigheid (art. 1:378
lid 2, 1:431 lid 2 en 1:450 lid 2 BW). De maatregel kan dan voor het bereiken van de meerderjarigheid worden
uitgesproken, maar werkt pas vanaf het tijdstip dat de persoon meerderjarig wordt (art. 1:381 lid 1, 1:424 lid 2
en 1:451 lid 5 BW).
Anders dan een curatele kunnen een beschermingsbewind en een mentorschap worden ingesteld indien
binnen afzienbare tijd aan de grond is voldaan, ook al is dat op het moment van het uitspreken nog niet zo (art.
1:431 lid 3 en 1:450 lid 3 BW).

Kring van verzoekers
Wie is bevoegd een verzoek tot instelling van de maatregel in te dienen? Op dit punt blijkt de beoogde
stroomlijning van de wetswijziging tussen de drie maatregelen (art. 1:379, 1:432 lid 1 en 2 en 1:451 lid 1 en 2
BW). Het gaat om de betrokkene persoon zelf, degene die gezag over hem uitoefent in het geval het verzoek
tijdens de minderjarigheid wordt ingediend, de naaste bloedverwanten, de partner en als een andere
maatregel van kracht is, de curator, de bewindvoerder dan wel de mentor.
Opvallend is dat degene die wellicht in een levenstestament is aangewezen als gevolmachtigde niet bevoegd is
een beschermingsmaatregel te verzoeken. Wel bevoegd zijn het Openbaar Ministerie en de instelling waar de
betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. Het kan gaan om verpleeghuizen,
instellingen voor verstandelijk gehandicaptenzorg en psychiatrische ziekenhuizen. Ook een organisatie als MEE
is bevoegd.
De groep van hulpverlenende instellingen is per 1 januari 2014 aan de kring van verzoekers toegevoegd. Het
illustreert dat het treffen van maatregelen niet langer meer kan worden opgevat als een
familieaangelegenheid.

, FAMILIERECHT – EEN INTRODUCTIE


Sinds 1 januari 2014 is het college van B&W van de gemeente waar de rechthebbende woonplaats heeft,
bevoegd een schuldenbewind te verzoeken, dat wil zeggen een beschermingsbewind op grond van verkwisting
of het hebben van problematische schulden (art. 1:432 lid 2 BW). Deze bevoegdheid biedt gemeentes een extra
mogelijkheid om het gemeentelijk beleid inzake schuldhulpverlening handen en voeten te geven.
Een beschermingsbewind of een mentorschap kan ook ambtshalve worden ingesteld. Het gaat dan om een
verzoek tot instelling van een curatele dat door de rechter wordt afgewezen of een verzoek tot opheffing van
een curatele dat wordt ingewilligd (art. 1:432 lid 3 en 1:451 lid 3 BW). De rechter zal dit doen wanneer hij van
mening is dat met een minder ingrijpende maatregel dan een curatele kan worden volstaan.

Benoeming van de curator, bewindvoerder en mentor
Een tijdelijke benoeming van een bewindvoerder of mentor is mogelijk (art. 1:435 lid 2, 1:448 lid 1 onder b,
1:452 lid 2 en 1:461 lid 1 onder b BW), maar niet van een curator. Wel kunnen de drie maatregelen voor een
bepaalde periode worden uitgesproken (art. 1:389 lid 1 onder a, 1:449 lid 1 en 1:462 lid 1 BW) en worden
verlengd (art. 1:389 lid 3, 1:449 lid 2 en 1:462 lid 3 BW).

Een van de gevolgen van de stroomlijning van de drie regelingen is dat de rechter in alle gevallen moet nagaan
of de te benoemen persoon bereid en geschikt is (art. 1:383 lid 1, 1:449 lid 2 en 1:462 lid 3 BW). In
voorkomende gevallen betekent dit ook nagaan of aan de kwaliteitseisen is voldaan. Sinds 1 januari 2014
kunnen in alle gevallen maximaal twee vertegenwoordigers worden benoemd en is ook de benoeming van een
of twee rechtspersonen mogelijk (art. 1:383 lid 4 en 10, 1:435 lid 5, 1:437 lid 5 en 9 BW).
Bij de benoeming heeft de rechter rekening te houden met in de wet neergelegde voorkeuren. In eerste
instantie dient de rechter bij de benoeming de voorkeur te volgen die de betrokkene uitdrukkelijk aangeeft.
Slechts bij gegronde redenen kan de rechter hiervan afwijken. De tweede voorkeur is de benoeming van de
partner of een van de ouders, kinderen, broers of zussen (art. 1:383 lid 2 en 3, 1:435 lid 3 en 4 en 1:452 lid 3 en
4 BW).

De wet vermeldt sinds 1 januari 2014 expliciet (art. 1:383 lid 5 en 6, 1:435 lid 6 en 1:452 lid 3 en 4 BW) welke
personen niet kunnen worden benoemd. De opsomming in de nieuwe regeling is voor curatele en
beschermingsbewind nagenoeg gelijk; het niet kunnen behartigen van de eigen financiële belangen vormt
echter geen belemmering om tot mentor te worden benoemd. Drie groepen kunnen worden onderscheiden:
niet tot curator of bewindvoerder kunnen worden benoemd handelingsonbekwamen en ook niet degenen die
ten behoeve van wie een andere beschermingsmaatregel is ingesteld (groep 1), personen in dienst van of
verbonden aan de hulpverleningsorganisatie waar de meerderjarige wordt verzorgd of die hem begeleidt
inclusief de direct betrokken of behandelend hulpverlener (groep 2) en personen die in staat van faillissement
verkeren of ten aanzien van wie de WSNP van toepassing is verklaard, alsmede de
schuldsaneringsbewindvoerder van de betrokkene (groep 3). Deze laatste bewindvoerder heeft als primaire
taak het behartigen van de belangen van de schuldeisers en niet die van de meerderjarige en een combinatie
van beide functies in één persoon lijkt ongewenst.

In de nieuwe regeling van het mentorschap is ook sprake van een uitbreiding van de personen die niet voor
benoeming in aanmerking komen, maar de opsomming is hier beperkt; de personen in groep 3 worden niet
genoemd. Ook de omstandigheid dat een beschermingsbewind is ingesteld over de goederen vormt geen
beletsel om tot mentor te worden benoemd (art. 1:452 lid 6 BW).
Voor personen buiten de familiekring die in drie of meer zaken zijn benoemd, geldt vanaf 1 april 2014 dat ze
moeten voldoen aan de kwaliteitseisen voor curatoren, bewindvoerders en mentoren. Voor een
familievertegenwoordiger gelden geen kwaliteitseisen, ook niet als het om een vader gaat die bewindvoerder is
voor zijn vier gehandicapte kinderen en voor zijn demente moeder (art. 1:383 lid 3, 1:435 lid 3 en 1:452 lid 4
BW).

, FAMILIERECHT – EEN INTRODUCTIE

5.8 Werking voor de beschermingsmaatregel
Gevolgen voor de meerderjarige en derden
Gevolgen van de curatele
Een curatele heeft tot gevolg dat de meerderjarige met ingang van de dag dat de curatele is uitgesproken,
handelingsonbekwaam wordt, voor zover de wet niet anders bepaalt. De onbekwaamheid geldt ook als van de
beschikking hoger beroep is ingesteld (art. 1:381 lid 2 BW), er nog geen curator is benoemd of als de curator is
overleden of ontslagen en er nog geen nieuwe is benoemd. De curandus heeft geen eigen (juridische)
woonplaats; hij volgt de woonplaats van zijn curator, maar deze afhankelijke woonplaats geldt niet wanneer
het zaken van curatele zelf betreft (art. 1:12 lid 1 en 4 BW). Ook wordt de curandus niet in staat geacht om
samen met zijn echtgenoot een naamkeuze te doen (art 1:5 lid 9 BW). De curandus is daarnaast onbevoegd
ouderlijk gezag of voogdij over minderjarige kinderen uit te oefenen (art. 246 en 324 BW).

De belangrijkste gevolgen van de handelingsonbekwaamheid zijn geregeld in art 3:32 e.v. BW: een door een
curandus verrichte rechtshandeling is nietig of vernietigbaar. Deze nietigheid is niet absoluut; door de Hoge
Raad is vastgesteld dat een eenzijdige tijdens een gerechtelijke procedure onbevoegd verrichte
rechtshandeling kan worden bekrachtigd. Andere door de curandus verrichte rechtshandelingen zijn
vernietigbaar (art. 3:49 BW). Een belangrijk verschil met de mogelijkheid rechtshandelingen aan te tasten die
tijdens een beschermingsbewind door de meerderjarige onbevoegd zijn verricht, is dat het enkele rechtsfeit
van de curatele voldoende is om de vordering te doen slagen; niet relevant is of de wederpartij van de curatele
wist.

Op de handelingsonbekwaamheid die het gevolg is van de ondercuratelestelling bestaan verschillende
uitzonderingen. De omvang van de onbekwaamheid hangt allereerst af van de grond waarop de
ondercuratelestelling is gebaseerd; een wegens gewoonte van drank- of drugsmisbruik onder curatele gestelde
blijft bekwaam tot het verrichten van familierechtelijke betrekkingen voor zover de wet niet anders bepaalt
(art. 1:382 BW). De wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gestelde is in beginsel ook
op het gebied van het personen- en familierecht handelingsonbekwaam.
Twee belangrijke uitzonderingen op de handelingsonbekwaamheid van de curandus staan in artikel 1:381 BW:
 In de eerste plaats is de curandus bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn
curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen voor de curandus te verrichten. Deze
bevoegdheid valt bij de meeste rechtshandelingen wel aan te nemen, maar is afwezig bij die
vermogensrechtelijke handelingen waarbij de curator een machtiging van de kantonrechter nodig
heeft. Een bevoegdheid van de curator wordt evenmin aangenomen bij voor de curandus
hoogstpersoonlijke aangelegenheden als huwen, scheiden, een kind erkennen, testeren en sommige
ingrijpende beslissingen van medische aard.
De toestemming van de curator kan slechts voor een bepaald doel worden verleend en moet in het
laatste geval schriftelijk worden gegeven (art. 1:381 lid 3 BW).
 De tweede algemene uitzondering is dat de curandus bekwaam is te beschikken over gelden die zijn
curator hem voor levensonderhoud ter beschikking heeft gesteld, overeenkomstig deze bestemming
(art. 1:381 lid 5 BW).
De vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gestelde is bekwaam een huwelijk of
geregistreerd partnerschap aan te gaan, al behoeft hij hiervoor wel de toestemming van de kantonrechter (art.
1:38 jo. 1:80a lid 6 BW). De curandus kan zowel voorafgaand aan als tijdens het huwelijk c.q. het geregistreerd
partnerschap huwelijkse c.q. partnerschapsvoorwaarden maken, maar behoeft daartoe de toestemming van de
rechter respectievelijk de curator (art. 1:117 lid 1 en 1:118 jo. art. 1:80b BW). Op het punt van scheiden bevat
de wet geen voorziening, maar is door de rechtspraak een uitzondering op de handelingsonbekwaamheid van
de curandus gemaakt. De echtgenoot/partner die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder
curatele is gesteld kan zelfstandig een echtscheidingsprocedure instellen, mits hij daartoe feitelijke bekwaam
is. Wie wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat, is bekwaam een kind te erkennen,
maar heeft hiervoor wel toestemming van de kantonrechter nodig (art. 1:204 lid 5 BW).
Artikel 4:55 BW bevat een regeling voor het maken of wijzigen van een testament: wie wegens gewoonte van
drank- of alcoholmisbruik onder curatele is gesteld, is, zo blijkt uit lid 1, bekwaam om een uiterste
wilsbeschikking te maken of te wijzigen. Artikel 4:55 lid 2 BW maakt het mogelijk dat wie wegens zijn
lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele is gesteld met toestemming van de kantonrechter een
uiterste wilsbeschikking maakt. De kantonrechter kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden.

De rechtspositie van de curandus is met de recente wetswijziging enigszins verbeterd; de curandus is niet

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannesiera. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52507 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added