100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Snelle samenvatting Somatoform Disorders MHS4509 (NL): 15 pagina's $5.83
Add to cart

Summary

Snelle samenvatting Somatoform Disorders MHS4509 (NL): 15 pagina's

 22 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

"Snelle" samenvatting van alle taken, dat wil zeggen: geen spaties, geen bullsh*t, alles wat je nodig hebt in 15 pagina's. Handig als je zelf geen tijd hebt om een samenvatting te maken of lange samenvattingen van 50 pagina's te lezen. Zelf het tentamen met een 9 gehaald.

Preview 3 out of 16  pages

  • January 15, 2021
  • 16
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Blok 3: ‘Somatoform Disorders’
Snelle samenvatting Blok 3
Taak 1
DSM: Somatisch-symptoomstoornis (SSD): A. Een of meer lichamelijke klachten waar de
betrokkene onder lijdt/die dagelijks leven verstoren. B. Excessieve gedachten, gevoelens of
gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten tot uiting komend in minstens één
van de volgende kenmerken: 1.Disproportionele en persisterende gedachten over ernst van
klachten; 2. Persisterende hoge mate van ongerustheid over de gezondheid/klachten; 3.
Excessief veel tijd en energie besteden aan klachten/zorgen over gezondheid. C.
Persisterend (>6mnd). S.I.: 1. Met voornamelijk pijn (voorheen pijnstoornis); 2. Persisterend
(=ernstige klachten, beperkingen, lange duur). Ernst: 1. Licht = 1 B-criterium kenmerk; 2.
Matig = ≥ 2 B-criterium kenmerken; 3. Ernstig = ≥ 2 B-criterium kenmerken + multipele
lichamelijke klachten (of één zeer ernstige lichamelijke klacht). Ziekteangststoornis (IAD):
A. Preoccupatie met het hebben/krijgen van ernstige ziekte. B. Lichamelijke klachten zijn
niet/licht aanwezig. Preoccupatie duidelijk excessief/disproportioneel. C. Veel angst over
gezondheid/snel verontrust. D. Excessief gezondheidsgerelateerd gedrag (e.g. monitoren)
of maladaptieve vermijding (e.g. vermijding doktersafspraken). E. ≥ 6mnd, waarin gevreesde
ziekte kan veranderen. F. Niet beter te verklaren (e.g. SSD, PD, GAD). S.I.: 1. Zorg-
zoekende type = veel somatische zorg (e.g. artsbezoek, onderzoek); 2. Zorgmijdende type
= zelden somatische zorg. Functioneel-neurologische-symptoomstoornis (FND/
Conversiestoornis): A. Een of meer symptomen van veranderingen in willekeurige
motorische/sensorische functies. B. Uit klinisch onderzoek blijkt dat symptoom incompatibel
is met een bekende aandoening. C. Niet beter te verklaren. D. Veroorzaakt klinisch
significante lijdensdruk/beperkingen of behoeft somatisch onderzoek. S.I. type symptoom:
met zwakte of paralyse, abnormale bewegingen, sliksymptomen, spraaksymptomen,
aanvallen of convulsies, anesthesie of sensibiliteitsverlies, zintuiglijke symptomen,
gemengde symptomen. S.I.: 1. Acute episode = < 6mnd; 2. Persisterend = ≥ 6mnd. 3. Met
of zonder psychische stressor. Nagebootste stoornis (Pathomimie/Factitious): A.
Voorwenden van lichamelijke/psychische klachten of het doelbewust opwekken van
verwonding/ziekte, met aantoonbare misleiding. B. Presenteert zich tegenover anderen als
ziek, gehandicapt of gewond. C. Misleidende gedrag evident, ook zonder externe
beloningen. D. Niet beter te verklaren. S.I.: 1. Eenmalige episode; 2. Recidiverende
episoden (≥ 2x). Kan bij zichzelf of bij een ander, waarbij diagnose geldt voor dader.
Bouman et al. (2013): Malingering = opzettelijk produceren van niet echte of sterk
overdreven lichamelijke of psychiatrische symptomen, waarbij externe motieven de
aanleiding vormen. Verdacht wanneer: 1. Symptomen in medisch-juridische situaties; 2.
Discrepantie tussen stress/beperkingen die betrokkene zegt te ervaren en de objectieve
bevindingen en observaties; 3. Gebrek aan medewerking tijdens diagnostische onderzoek
en behandelvoorschriften; 4. Bij ASPD. Verschil tussen malingering en FD = FD geen
externe, maar interne motivatie. Bij het doen alsof (malingering en FD) kunnen er wel
klachten zijn die verzonnen of heel overdreven gepresenteerd worden. DSM IV vs. 5: van
somatoforme stoornissen naar somatic symptom and related disorders, omdat focus is
verandert van het ontbreken van een voldoende medische verklaring naar lijdensdruk. SSD
is samenvoeging van somatisatiestoornis,
ongedifferentieerde somatoforme stoornis, pijnstoornis
en deels hypochondrie. Ander deel onder IAD. FNS
als nieuwe naam conversiestoornis, psychologische
factoren van criterium naar specifier. Dimsdale et al.
(2013): Mis met SS in DSM IV: 1. "Somatoforme" is

1

,moeilijk te begrijpen (neologisme, dat niet goed vertaalt); 2. Problematisch centraal
uitgangspunt van "medisch onverklaarde symptomen" (MOS/MUS); 3. Veel verschillende
stoornissen die op elkaar lijken. Duidelijker in maar 2 stoornissen DSM 5 (fig.1). 4. Criteria
somatisatiestoornis waren te strikt = zeldzame stoornis; 5. Criteria ongedifferentieerde
somatoforme stoornis te ruim = veel voorkomend; 6. Door problemen weinig
gediagnostiseerd, vaker somatische diagnoses. Hypochondrie opgesplitst = bij somatische
symptomen onder SSD, zonder onder IAD. Nadeel DSM 5: Organiserend principe ontbreekt,
dus iemand met somatische klachten die stress ervaart kan ook in aanmerking komen voor
SSD.  Over-diagnose. Wel valide, betrouwbare en nuttige diagnose. Barsky (1999): Term
functioneel somatisch syndroom (FSS) = syndromen die meer worden gekenmerkt door
symptomen, lijden en handicap dan door ziekte-specifieke, aantoonbare afwijkingen in
structuur of functie. Patiënten anno 2020 minder gerustgesteld, door: 1. Afname autoriteit
en prestige arts; 2. Rol massamedia, sensatiezucht en alarmisme; 3. Prominente
politieke, juridische, economische en regelgevende gevolgen van FSS. Hoewel complex,
slecht begrepen, en heterogeen, hebben de FSS binnen biopsychosociaal
proces. Symptomen: 1. Diffuus, niet-specifiek, en dubbelzinnig, en 2. Komen veel voor in
gezonde, niet-patiëntpopulaties (e.g., vermoeidheid, zwakheid, slaapproblemen, hoofdpijn,
spierpijn etc. Overlap en gelijktijdig optreden: veelvoorkomend. Zelfs pathoplasticiteit =
proces waarin persoon na verloop van tijd gelooft dat hij of zij verschillende FSS heeft.
Comorbide psychiatrische stoornissen: vooral angst, depressieve en somatoforme
stoornissen. Somatisatie = ervaren van somatische symptomen zonder aantoonbare
medische basis en de overtuiging dat deze symptomen zijn te wijten aan aantoonbare ziekte.
Moeilijkheid (Refractoriness) bij behandeling: vaak ongevoelig voor standaard behandeling,
zo wilt fysiotherapie vaak wel helpen in algemene bevolking, maar niet bij mensen met
chronische pijn. Verklarend model: Symptomen zijn alom aanwezig  Onder invloed van
medische controle, bezorgdheid en media-aandacht kan een proces
van symptoomversterking in gang worden gezet = leren over ziekte en symptomen
toeschrijven aan de 'nieuwe' ziekte. Deze her-attributie versterkt vervolgens de symptomen
zelf, waardoor ze intenser, schadelijker en lastiger lijken.  Verhoogt ook het zelfonderzoek
 Cyclus: het vermoeden van ziekte verhoogt het lichamelijke bewustzijn,
symptoomperceptie en angst, en deze versterken op hun beurt het geloof dat de patiënt ziek
is. Dit proces van bevestigende vertekening en symptoomversterking werkt bij elke
individuele patiënt. Gemedieerd door 4 psychosociale
factoren: 1. Overtuiging dat men ernstige ziekte
heeft; 2. Verwachting dat iemands toestand zal
verslechteren; 3. 'Zieke rol', inclusief compensatie; 4.
Alarmerende beeld aandoening als catastrofaal en
invaliderend. Rief & Barsky, (2005): Model van
Pennebaker = relatie tussen intensiteit fysiologische
signalen en ernst van somatoforme stoornissen (SD).
Fysiologische hyperreactiviteit = risicofactor
ontwikkeling lichamelijke klachten. Endocriene
systeem (HPA-as), Serotonerge systeem (aminozuren)
en Immunologie (immuunsysteem) betrokken, maar
geen consensus over hoe. Hersenen: tekorten in
filterprocessen, naast gewijzigde somatosensorische reactie in voorhersen gebieden.
Signaal-filter model bij SD: stoornissen in perceptie lichamelijke signalen. 3 componenten:
1. (Lichaams)signalen; 2. Filtersysteem; en 3. Perceptie. Vanwege neurale filtering
processen, komen meeste van signalen niet bij bewustzijn van gezonde mensen = Gate-
control theorie. Bij SD worden lichamelijk sensaties waargenomen waarna gepland gedrag
en het denken wordt verstoord = misinterpretatie  versterking sensorische signalen &

2

, verminderde filtercapaciteit. Algemene cognitieve activeringstheorie over stress kan
worden gecombineerd met filter-model = Primaire stress reactie leidt tot activering (toename
signalen). Bij een gebrek aan afleiding kan dit leiden tot overgevoelige perceptie. Nadeel:
Beperkte evidentie, omdat model zo breed is. Engel (1977): Biomedische model = ziekte
volledig verklaard vanuit biologische (somatische) factoren. Meest gebruikt om ziektes te
verklaren (=folk model). 2 tegenstrijdige bewegingen: 1. Reductionisten: ziekte(gedrag)
biomedisch verklaard; 2. Exclusionisten: niet biomedisch verklaarbaar bestaat niet =
mentale ziekten een mythe. Limitaties: het ervaren van symptomen is subjectief  Hoe
symptomen worden ervaren en de patiënt beïnvloeden zijn allemaal psychologische, sociale
en gedragsmatige factoren (en niet biomedisch). Daarnaast kunnen de symptomen en
beleving van ziekte worden beïnvloedt door arts-patiënt relaties. Vanuit deze limitaties nieuw
model: Biopsychosociaal model (BPS model) (afgeleid van Systeemtheorie) = Grenzen
tussen ziekte en gezondheid zijn zeer vaag en er is samenhang tussen meerdere factoren.
 verklaart verschillen tussen patiënten met zelfde ziekte/symptomen. Wade & Halligan,
(2017): Kritiek BPS model: Geen universeel
bruikbaar model, gebruik model schadelijk bij
misbruik, maar  bedoeld om vollediger beeld te
geven, niet om biomedisch te vervangen. Ziekte
('bio') is belangrijk onderdeel van model. Grootste
moeilijkheid = participatie (betekenis die door
persoon en anderen wordt toegekend hun rol en
status). Versie BPS model (fig.2): 1. Ondersteunt
en leidt tot persoonsgerichte zorg die uitkomst van
patiënt kan verbeteren; 2. Voorspelt dat gevolgen
van ziekten kunnen worden verbeterd zonder
weefselschade te verminderen (e.g.
levensverwachting en kwaliteit van leven); 3.
Identificeert verschillende niveaus van ziekte,
hiërarchie van systemen; 4. Voorspelt dat veranderen van sociale attitudes ziekte bij
patiënten kan veranderen; 5. Biedt reden voor behandelingen gericht op veranderen van
‘persoonlijke context’ (CGT). Toch is model in acute medische settings onbekend 
verandering dreigt verlies van controle; Biomedisch model biedt schijnbare zekerheid en
duidelijke grenzen. Gupta et al., (2007): Problemen somatisatie: 1. Geen juiste
behandeling; 2. Arts-patiëntrelatie negatief beïnvloed; 3. Totale gezondheidszorgsysteem
lijdt onder hoge uitgaven onnodig lichamelijk onderzoek/behandelingen. Somatoforme
symptomen presenteren zich als somatische symptomen, maar hebben geen medische
oorzaak. Cognitieve Gedragsmodel = ziekte is gevolg van onaangepaste reactie op
goedaardige normale lichamelijke sensaties. Somatoforme symptomen kunnen gevolg zijn
van: verhoogde fysiologische activiteit; de HPA-as activatie bij stress  primaire activering
stress  verhoogde fysiologische signalen (primaire stress als afleiding tijdens acute fase)
 als acute fase eindigt, gaat fysiologische activering door bij somatoforme stoornissen en
komen somatoforme symptomen naar voren. SD zijn moeilijk te diagnosticeren.

Taak 2
Chronische pijn = pijn die verder gaat dan de verwachte periode van genezing (vanaf 3 of 6
mnd). Verschil DSM IV en 5: voorheen Pijnstoornis, nu onder SSD met voornamelijk pijn.
Meting pijn: eigenlijk alleen subjectief, omdat het ook een subjectieve ervaring is. Alleen via
zelfrapportage (e.g. NPRS). Hollander et al., (2014): Mechanismen waarmee pijnpatiënten
in een neerwaartse spiraal van toenemende vermijding, invaliditeit en pijn kunnen worden
'gevangen', worden vastgelegd in verschillende Modellen voor Angstvermijding = gaan
ervan uit dat personen die pijn catastroferen, angst voor pijn zullen ontwikkelen voor

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lejlah. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.83  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added