Concrete betekenis = betekenis van een woord uitdrukken waarbij je
concreet aanwijst of ervaart. (VB hond + aanwijzen hond)
Vanaf 1 jaar leren kinderen vooral de concrete betekenis van
woorden, hierbij kunnen woorden ook bepaalde gebeurtenissen
aanduiden. (VB bad of eten)
Ze leren in deze fase voornamelijk dat taal verwijst naar de dingen
om hen heen.
Abstracte betekenis = woordbetekenis aan de hand van het idee of
concept dat men rondom een woord heeft. (VB huis, gebouw om in te
wonen)
Vanaf 2 jaar zijn kinderen in staat de abstracte betekenis van
woorden te kennen, ze ontdekken dat woorden een
gemeenschappelijk betekeniselement hebben. (VB een kinderstoel,
een bureaustoel en een eetkamerstoel worden allen aangeduid met
‘’stoel’’)
Contextuele betekenis = alle relaties die een woord heeft met andere
woorden. (VB stoel, tafel, zitten, meubels etc.)
Vanaf 3 à 4 jaar ligt de nadruk in de ontwikkeling van het
woordgeheugen meer op de verschillende relaties van woorden.
Vanaf deze leeftijd zijn kinderen in staat nieuwe woorden te leren
die niet in hun directe omgeving voorkomen, maar via woorden die
zij wel kennen uit te leggen zijn.
Diepe woordkennis = het uitdiepen van de betekenis van woorden, het
niveau kan per individu en per woord verschillen.
Productieve woordenschat (actieve woordenschat) = woorden die iemand
gebruikt om met anderen te communiceren.
,Receptieve woordenschat (passieve woordenschat) = woorden die iemand
begrijpt/de betekenis van weet, maar niet perse gebruikt in zijn/haar
communicatie.
Principes voor woordenschatverwerving
Labelen Woord koppelen aan een voorwerp of gebeurtenis.
Vindt altijd plaats in concrete context, waarbij je
zintuigen kan inschakelen.
Koppeling tussen label en betekenis wordt altijd
aangereikt.
Categoriseren Betekenissen met elkaar combineren en woorden
onderbrengen onder overkoepelende begrippen.
Vaak moet iemand anders duidelijk maken wat de
woorden met elkaar te maken hebben.
Door het categoriseren vindt de systematische
opbouw van de woordenschat plaats in het geheugen.
Netwerkopbouw Woordenschat wordt ontwikkeld door allerlei
betekenissen in het geheugen aan elkaar te koppelen.
Het netwerk van betekenissen wordt steeds verder
uitgebreid.
Netwerken rondom woorden verschillen van persoon
tot persoon. Betekenisrelaties hangen hierbij af van de
ervaringen die men heeft.
Woordleerstrategieën
Analyseren van een woord Bij samengestelde woorden de betekenis
achterhalen door het woord te analyseren op
bekende woorden of door te letten op
bekende voor- of achtervoegsels.
Gebruik maken van de Onze taal kent veel woorden waarvan de
context betekenis lastig te omschrijven is, maar
binnen een bepaalde context wel begrijpelijk
te maken is. (VB Ik kom misschien morgen)
Gebruik maken van een bron Betekenis van een woord achterhalen door het
in de eerste of tweede taal te vragen aan iemand of een woordenboek te
raadplegen.
Letten op overeenkomsten Bij een allochtone achtergrond kan een
tussen eerste en tweede taal onbekend woord soms achterhaald worden
door woorden of woordvelden die wel bekend
zijn in de moedertaal. Hierbij kan
klankovereenkomst ook een rol spelen.
Strategieën om woorden te onthouden (veel gebruikt in methoden)
, - Woord herhalen en opschrijven
- Woord ophalen uit het geheugen
- Woord produceren
Soorten taalgebruik
Vaktaalwoorden Begrippen die specifiek zijn voor een bepaald
vakgebied, voornamelijk bij zaakvakken speelt het
begrip van deze woorden een belangrijke rol.
Schooltaalwoorden Abstracte begrippen die leerlingen moeten kennen
om het onderwijs te kunnen volgen. Daarnaast
vallen begrippen uit het Standaardnederlands die
leerlingen op school leren ook onder
schooltaalwoorden.
Inhoudswoorden Woorden met een duidelijk omschreven betekenis,
zoals zelfstandig naamwoorden, werkwoorden en
bijvoeglijke naamwoorden.
Functiewoorden Woorden met een minder duidelijk omschreven
betekenis, zoals voegwoorden en vraagwoorden.
Signaalwoorden Woorden die de lezer informatie geven over de
relaties in een tekst. Bijvoorbeeld woorden die een
tijdsrelatie aangeven als morgen of daarna.
DAT Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid = taalgebruik voor de
dagelijkse omgang.
CAT Cognitieve Academische Taalvaardigheid = het schoolse taalgebruik,
zowel in geschreven als in gesproken vorm.
Verschillen tussen DAT en CAT
DAT CAT
Alledaagse taal Schooltaal
Thuistaal Instructietaal
Omgangstaal Abstract taalgebruik
Gaat over bekende onderwerpen in Gaat over niet bekende onderwerpen,
een direct waarneembare die vaak buiten de schoolsituatie
omgeving. liggen.
Vraagt weinig voorkennis. Vraagt meer (soms veel) voorkennis.
Is gericht op communicatie. Is vaak gericht op kennisovderdracht.
Vereist weinig specifieke en Vereist meer specifieke complexe
complexe taalvaardigheden; alleen taalvaardigheden, zoals teksten lezen,
spreken en luisteren. stellen, reflecteren enz.
Bevat veel herhalingen. Is meestal kort en bondig.
Het taalgebruik wordt vaak Er vindt vaak weinig ondersteuning
ondersteund door gebaren e.d. plaats door middel van concrete
voorwerpen, illustraties e.d.
Het taalaanbod is of wordt vaak Het taalaanbod is niet altijd aangepast
aangepast aan de partner. aan de partner.
Het woordgebruik is aangepast aan Het taalgebruik is niet altijd aangepast
de situatie. aan de situatie; bijvoorbeeld door het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller priscilla-koopman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.