Cel tot Weefsel aantekeningen hoorcolleges aangevuld met Alberts uit zelfstudies
13 views 0 purchase
Course
Cel Tot Weefsel
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Essential Cell Biology
In dit document staan uitgebreid de aantekeningen van alle hoorcolleges van het vak cel tot weefsel. De aantekeningen zijn aangevuld met informatie uit alberts uit de bijbehorende zelfstudies.
COMPLETE TEST BANK: ESSENTIAL CELL BIOLOGY 5TH EDITION ALBERTS [ CONTAIN ANSWER KEY Questions with 100% correct Answer.
All for this textbook (62)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Diergeneeskunde
Cel Tot Weefsel
All documents for this subject (25)
Seller
Follow
dgkutrecht
Content preview
Voorbereiding practicum 1
De wand van de darmen is opgebouwd uit; epitheel, basaal
membraan, bindweefsel, spierlaag, spierlaag, serosa
(bindweefsel en epitheel). Tussen de spierlagen kun je
zenuwvezels vinden (grote bleke kern. Bovenkant cel is
apex/apicale deel, onderkant is basale deel. Apicale
membraan moet voedingsstoffen uit de darmen halen en
het basale membraan moet deze voedingstoffen naar
bloedvaten in onderliggende bindweefsel transporteren.
Vetten worden in ER tot TAG gesynthetiseerd, in golgi
worden er eiwitten aan toegevoegd; chylomicron welke met een transportblaasje uitgescheiden
wordt. Veel mito voor de hoge eis aan ATP. Resolutie is de kortste afstand tussen 2 objecten in een
sample die gezien kunnen worden als 2 verschillende dingen. De resolutie hangt af van de golflengte
van de deeltjes (fotonen of elektronen) die worden gebruikt om een afbeelding te genereren. De
meeste lichaamscellen zijn 20 nanometer.
• Bright field M→ Er wordt gebruik gemaakt van een lichtbron, diafragma bepaald hoeveel licht
erdoorheen komt (minder licht geeft ook meer contrast). De structuren in de sample
verschillen door hun capaciteit om licht te absorberen of te weerkaatsen, dit geeft contrast
net als kleuring.
• TEM→ elektronen worden doorgegeven door het sample. In plaats van lichtdeeltje (fotonen)
gebruikt het een straal van elektronen. De elektronenenstraal gaat door het sample waardoor
de elektronen verstrooien in een bepaald patroon. Omdat ze erdoorhee gaan zal de afbeelding
informatie tonen over de gehele sectie. Fixeren→inbedden en coupes maken→(immuno-
labelen met goud bolletjes)→contrasteren met zout oplossing van zwaar metaal (die
adsoberberen/verspreiden elektronen)
• SEM→ de elektronen gaan niet door het sample maar worden verstrooid vanaf het oppervlak
van het sample. De uitstraling wordt gemeten en vertaald in een digitale afbeelding. Het laat
dus meer het oppervlak zien, je hoeft je sample dus niet te snijden.
Fixeren→geen coupes maken→opdampen met zwaar metaal
• Fluorescentie microscopie: lokalisatie van specifieke cellulaire moleculen (in kleine
structuren). De fluorochromen kunnen direct of indirect aan de moleculen koppelen.
Tegelijkertijd verschillende fluorochromen om verschillende structuren aan te tonen. Dit is op
levende cellen toepasbaar. Hiervoor zijn fluorescerende eiwitten nodig (GFP uit de kwal).
Antigeen wordt gevormd tegen lichaamsvreemde ingespoten stof, deze haal je eruit en
incubeer je met de antilichamen die als markers gaan dienen. GFP is een groen fluorescent
eiwit, dus het gen wordt geïsoleerd en gekoppeld aan een gen dat codeert voor een eiwit dat
van interesse is. (rood=actine, groen =tubuline)
Omdat de gegenereerde afbeelding niet zichtbaar is voor het ook wordt het vaak geprojecteerd op een
videoscherm of fotografische film. Elektronenmicroscopen genereren altijd een zwartwit beeld omdat
de golflengte van elektronen te klein is om kleur te genereren.
1. Isoleren en fixeren: het materiaal wat je wil bekijken kan overal vandaan komen; stukjes huid,
biopten van weefsels, tumor. Uitstrijkjes bestaan uit cellen in vloeistof (bloed, sperma,
cerebrospinale vloeistof). Het materiaal wordt bevroren of behandeld met chemicaliën
(formalin) om de structurele informatie te behouden. Hierdoor gaan de cellen dood maar ze
behouden hun structuur. Je kunt dus geen levende cellen bekijken.
, 2. Inbedden van het sample, hierdoor wordt het hard gemaakt.
3. Vervolgens worden er dunne plakjes van gesneden, snijden van coupes. Bij biopten van
weefsels, na het fixeren, worden er dingen aan toegevoegd die het hard laten worden
(paraffine) of ze worden bevroren.
4. Materiaal op het glaasje doen: Vloeistoffen kunnen zo op het objectglaasje.
5. )Toevoegen van contrast: dunne plakjes hebben weinig contrast dus ze worden gekleurd.
Hiermee kan elk molecuul naar keus specifiek worden gekleurd. Na het labelen van de
monsters wordt er een mounting fluid overheen gedaan die lichtstralen zo klein mogelijk
breekt, en tot slot een dekglaasje erover.
(6)Laatste voorbereidingen; toevoegen van een mounting fluid wat lichtstralen zo min
mogelijk afbruigt. Ook wordt er een coverslip toegevoegd. Er kunnen verschillende artefacten
optreden (zie HC OW bestand).
Bij TEM wordt er (1) chemische fixatatie (2) inbedding, (3) snijden van coupes, (4) coupes op een
koolstof coated grid plaatsen (5) bedekt met kleuring welke vaak zware metalen bevat.
Voorbereiding practicum 2 tumor
Tumor betekent eigenlijk zwelling maar wordt vaak voor kanker
gebruikt in plaats van neoplasie. Neoplasie kan je in twee catogorine
verdelen; de aard en het type weefsel. Plaveisel/overgangs epitheel
tumoren die goedaardig zijn heten papilloom en die kwaadaardig zijn
carcinoom en in klier en buizen goedaardig adenoom en kwaadaardig
adenocarcinoom. Belangrijk om te weten dat je bij goedaardig -oom
erachter plakt en bij kwaadaardig -sarcoom of -carcinoom. Epuliden te
wild voor hyperplasie maar ook niet echt tumorachtig, zijn
woekeringen waarvan men niet precies weet wat men er mee moet
kunnen kwaad en goedaardig zijn. Hamartoom= goedaardige
ongeorganiseerde goed gedifferentieerde weefsel proliferatie op de
correcte anatomische locatie (woekering van bijv. haar folllikels in je
huid). Choristoom= goedaardige gedifferentieerde weefselproliferatie op een ectopische plaats (komt
daar dus oorspronkelijk niet voor, haar in je longen). Normaal weefsel kan via hyperplasie
(celtoename), hypertrofie (celvergroting), metaplasie (veranderingen van weefsel in ander weefsel),
en/of dysplasie (rommelige structuur) overgaan in neoplasie. Anaplasie is het verschijnsel waarbij
celdeling en celgroei zodanig veranderen dat de differentiatie in de cellen, waaruit een weefsel is
opgebouwd, afneemt. Er is dus sprake van een reversie van de differentiatie (dedifferentiatie).
Mitotische figuren zijn cellen die zijn gefixeerd in de mitotische fase/M fase. Metastase zijn uitzaaien
van groepjes tumorcellen naar de draineerde lymfeknopen van het gebied, andere lymfeknopen en
andere organen. Ook wordt gelet op vaat-ingroei,
tumorcellen die de bloedvaten binnendringen.
,Voordat je een tumor gaat benoemen kijk je naar;
• Is de tumor omschreven dus is de grens tussen tumor en omgeving duidelijk aan te geven.
• De kleur; gepigmenteerd(zwart tumor uitgaande van pigmentcellen)/hyperemisch (rood) als
het deze twee niet zijn is het sowieso bleek. Ook al heeft de tumor de kleur van de omgeving
(rozig) is hij bleek. Bij gefixeerd weefsel in formaline verkleurd rood naar zwart en is het
verschil tussen gepigmenteerd en hyperemisch lastig te zien. Dan kijk je of de tumor donker of
bleek is.
• Groeit de tumor expansief (uitpuilend/gesteeld=paddenstoel, met of zonder kapsel) of
infiltratief (naar binnen) of beiden.
• Aspect van het oppervlak van de tumor. Regelmatig of onregelmatig (bloemkoolachtig). Zijn er
ulceraties (oppervlak beschadigd).
• Als het weefsel niet gefixererd is kijk je ook naar de consistentie hard/zacht/stevig.
• Het sneevlak is ook belangrijk omdat het aspect hiervan een aanwijzing voor het weefsel kan
zijn. Snijvlak kan glad, vezelig, korrelig, cysteus (gaten), lobulair (met septa
=bindweefselschotten erin).
• Tot slot kijk je of er necrose, bloedingen en fibrosering is opgetreden.
• Focaal 1 bult/zwelling oid op een plek, multifocaal zijn meerdere bulten je kunt nog wel alle
individuele bulten zien en diffuus dan zit het overal en kun je moeilijk onderscheiden wat
gezond weefsel is en/of waar de tumor begint/ontstaat
Gesteelde tumor is goedaardig, toch kunnen er meerdere tumoren zijn. Dit zijn dan geen uitzaaiingen
maar meerdere tumoren veroorzaakt door virus infectie. Overal waar virus epitheel binnendringt krijg
je papilloom vorming. Als het sneevlak wit korrelig is dan wijst dat op necrose. Necrose is wit niet
zwart. Bloed trekt weg waardoor het wit wordt. Als een tumor holtes maakt (cysteus) houdt dat in dat
het tumor is uitgaande van klierweefsel. Cysten zijn blaasjes gevuld met vocht. Melanomen kunnen
ook pigmentloos zijn= amelanomisch. Pigmentcellen zijn= dan zo slecht gedifferentieerd dat ze geen
pigment meer vormen.
, Hoorcollege 01
Hematoxiline (basische kleurstof en kleurt dus basofiele/zure structuren blauw tot paars)→ bindt aan
negatief geladen moleculen zoals DNA, RNA en glycoproteinen. Eosine (zure kleurstof kleurt
acidofiele/basische struturen) → positief geladen moleculen zoals eiwitten in secretiegranula.
Cellen verschillen in hun grootte, vorm en chemische benodigdheden. Dit heeft te maken met de
verschillende functies. Alle cellen hebben een vergelijkbare chemische reacties (denk aan DNA
replicatie, alle cellen gebruiken dezelfde set 20 AZ). Mutaties zijn veranderingen in de
nucleotidevolgorde. Hierdoor kan nageslacht minder goed in staat zijn om te overleven. Cel theory→
alle levende organismes ontstaat niet spontaan maar worden gevormd door groei en deling van
bestaande cellen. Elke cel in ongeveer tussen 5-20 nanometer.
Hoorcollege 02
Cellen zijn de functionele eenheden van leven. Eencelligen: één cel
is genoeg om een volledig levend wezen te maken; alleen geen
aanpassingsmogelijkheid. Meercelligen: er is taakverdeling mogelijk
en dus kan er specialisatie plaatsvinden. Prokaryoten (verdeeld in
bacteria en archaea)hebben een relatief simpele structuur, dubbele
membraan, hun erfelijk materiaal ligt opgeslagen in een circulair
DNA molecuul en er zijn geen intracellulaire membranen.
Prokaryoten hebben geen celkern eukaryoten wel. Eukaryoten
hebben een enkele plasmamembraan, ze hebben een complexe
structuur met kern, organellen en cytoskelet. Het buitenste
kernmembraan is continu met het ER en erfelijk materiaal wordt
opgeslagen in lineaire DNA moleculen (chromosomen). Het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dgkutrecht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.