100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting PB0112 - Ontwikkelingspsychologie (PB0112) 8E EDITIE $6.90
Add to cart

Summary

Samenvatting PB0112 - Ontwikkelingspsychologie (PB0112) 8E EDITIE

3 reviews
 137 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van het boek ontwikkelingspsychologie, hoofdstuk 1 t/m 13. Geschreven door Robert S. Feldman, Daphne van Loon, Laurent Voets, Greet van der Wielen. ISBN: 978-90-430-3695-5.

Preview 4 out of 68  pages

  • January 16, 2021
  • 68
  • 2020/2021
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: zshansen1 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: sorayabosch • 3 year ago

Top

review-writer-avatar

By: petra31 • 3 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1: een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingsdeskundigen, waaronder ontwikkelingspsychologen, kijken dus op allerlei
manieren naar hoe de biologische erfenis van onze ouders en de omgeving waarin we leven
ons gedrag beïnvloeden. Ze zijn geïnteresseerd in de groei en de veranderingen die een
kind in zijn jeugd en zijn adolescentie doormaakt.

Ontwikkelingspsychologie (levenslooppsychologie): de wetenschappelijke studie naar groei,
verandering en stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op
de jaren tot de volwassenheid. Richt zich op de menselijke ontwikkeling. Houden zich niet
alleen bezig met de manier waarop mensen tijdens hun leven groeien en veranderen, maar
ook met stabiliteit in het leven van kinderen, adolescenten en volwassen.

Het benaderen van groei, verandering en stabiliteit kent in de ontwikkelingspsychologie en
een wetenschappelijke benadering.

Vier centrale thema’s:
 Fysieke ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het
lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de
behoefte aan eten, drinken en slaap.
 Cognitieve ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele
vermogens, zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing.
 Sociaal-emotionele ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op sociale
relaties, interacties met anderen en op het omgaan met emoties.
 Persoonlijkheidsontwikkeling: ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)-
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

De globale onderverdeling van de leeftijdsgroepen:
 Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
 Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
 Peuter- en kleutertijd (van twee tot zes jaar)
 Schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
 Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)

Sociale constructie: een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar
afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment.

Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.

Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen en
groep op dezelfde manier voltrekken. Kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-
cultureel bepaald zijn.

Invloeden van cohorten op de ontwikkeling (cohorteffecten) zijn voorbeelden van historisch
bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verboden zijn aan
een specifiek historisch moment. Leeftijdsgeboden invloeden zijn biologische invloeden en
omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht
waar of wanneer ze opgroeien.

Sociaal-culturele invloeden: sociale klasse, etnische afkomst, lidmaatschap van een
subcultuur, etc.
Niet-normatieve gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven
van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen.

Collectivistische oriëntatie: gericht op onderlinge afhankelijkheid van de leden van de
samenleving.

,Individualistische oriëntatie: gericht op het uniek en onafhankelijk zijn.

Een belangrijke kwestie binnen de ontwikkelingspsychologie is de vraag of ontwikkeling zich
op een continue of discontinue manier voltrekt.

Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus.
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.

Kritieke periode: een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste – en zelfs onomkeerbare – gevolgen heeft.
Stimuli: prikkels, ofwel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een
organisme reageert.
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkeling gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is.
Gevoelige periode: een afgebakende tijdsspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn
voor het leren van specifieke vaardigheden.

Bij kritieke perioden wordt aangenomen dat het permanent en onomkeerbare gevolgen heeft
wanneer een zich ontwikkelend individu bepaalde invloeden mist, terwijl bij gevoelige
perioden het ontbreken van bepaalde omgevingsinvloeden de ontwikkeling kan verstoren,
maar latere ervaringen deze tekorten weer kunnen opheffen.

Het concept van gevoelige perioden onderkent de plasticiteit van mensen in ontwikkeling.

Nature-nuturedebat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze
opvoeding en leefomgeving?
Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven.
Nuture: de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. Sommigen zijn biologisch, anderen
sociaal of maatschappelijk.

Maturatie: het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie (nature).

Ontwikkelingspsychologen gaan er niet van uit dat gedrag puur het resultaat is van het een
of ander. De vraag is meer in welke mate nature en nuture hun invloed laten gelden.

Tegenwoordig wordt aangenomen dat gedrag een biopsychosociale verklaring heeft.




Hoofdstuk 2: theoretische perspectieven en onderzoek

,Theorie: verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk biedt
om de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen.

Persoonlijke theorieën zijn onder meer gebaseerd op onze ervaringen, volkswijsheden en op
wat we in de media horen en lezen. Onderzoekstheorieën zijn daarentegen formeler en
gebaseerd op een systematische integratie van eerdere bevindingen en theoretische
veronderstellingen.

Psychodynamisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan
een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.

Sigmund Freud (1856-1939): Weense arts wiens revolutionaire ideeën uiteindelijk niet alleen
een vergaande invloed hadden op de psychologie en psychiatrie, maar ook op het westerse
gedachtegoed in het algemeen.

Psychoanalytische theorie: theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend zijn
voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat opereert
vanuit het genotsprincipe. Honger, seks, agressie en irrationele impulsen.
Ego: het rationele en het redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het
realiteitsprincipe; het houdt de instinctieve energie in toom om de veiligheid van de persoon
te bewaren en hem te helpen integreren in de samenleving.
Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt en het
onderscheid maakt tussen goed en kwaad. Ontwikkelt rond 5- of 6-jarige leeftijd, doordat
kinderen dit overnemen van hun ouders, leerkrachten en andere belangrijke figuren in hun
leven.

Psychoseksuele ontwikkeling: vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin
genot, of bevrediging, telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel
van het lichaam.

, Fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict.

Erik Erikson (1902-1994): psychoanalyticus die de psychodynamische visie op de
psychosociale ontwikkeling ontwikkelde. Hierin ligt de nadruk op onze sociale interactie met
anderen.
Psychosociale ontwikkeling: de veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe we
aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij.
Volgens Erikson ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in 8 afzonderlijke stadia. In
elk stadium is sprake van een crisis of een conflict dat het individu moet oplossen. Hoewel
geen enkele crisis ooit volledig wordt opgelost moet het individu de crisis in elk stadium wel
in voldoende mate het hoofd hebben geboden om verder te gaan naar het volgende stadium
en zichzelf dus te ontwikkelen.

In tegenstelling tot Freud, die meent dat de ontwikkeling min of meer compleet is na de
adolescentie, is Erikson van mening dat groei en verandering het hele leven doorgaan. De
adolescentie is volgens Erikson juist het startpunt van de ontwikkeling van een eigen
identiteit.

Recenter onderzoek kon bepaalde principes van Freud niet bevestigen. Dat geldt vooral
voor het idee dat mensen in hun jeugd de stadia van psychoseksuele ontwikkeling
doorlopen die hun persoonlijkheid als volwassene zouden bepalen. Freuds theorie is
bovendien gebaseerd op een beperkte onderzoeksgroep. Tot slot is Freuds theorie op te
vatten als seksistisch en discriminerend voor vrouwen, omdat hij zich voornamelijk op de
mannelijke ontwikkeling richt.

Eriksons theorie krijgt meer steun. Kritiek is er met name op het feit dat ook deze theorie
zich meer richt op de ontwikkeling van mannen dan op die van vrouwen en dat zij op
sommige punten vaag is.

Psychodynamische theorieën geven redelijk goede beschrijvingen van gedrag in het
verleden, maar geen nauwkeurige voorspellingen van toekomstig gedrag.

John B. Watson (1878-1959): één van de eerste Amerikaanse psychologen die een
behavioristische benadering toepaste.

Behavioristisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je moet
kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving om de ontwikkeling van
het individu te begrijpen. Bestudeert de mens volledig van buitenaf (exogeen). Omgeving
(nuture) is belangrijker voor de ontwikkeling dan erfelijkheid (nature). Ontwikkeling is
kwantitatief en niet kwalitatief. Gedragingen (responsen) zijn het resultaat van de
voortdurende blootstelling aan specifieke omgevingsfactoren (stimuli).

Stimulus-respons-leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van stimuli
en responsen, zoals klassieke en operante conditionering.
Klassieke conditionering: een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet
uitlokt (Pavlov). Het gedrag wordt geassocieerd met een stimulus, verbonden wordt aan een
andere, neutrale stimulus.
Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of
verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve consequenties
(Skinner). Of mensen bepaald gedrag herhalen, is afhankelijk van de vraag of er een
bekrachtiging (reinforcement) op dat gedrag volgt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller filizdevries. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59063 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.90  7x  sold
  • (3)
Add to cart
Added