100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische Psychologie, ISBN: 9789001881474 Psychopathologie II $5.87
Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische Psychologie, ISBN: 9789001881474 Psychopathologie II

 34 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting voor het boek Klinische Psychologie voor het vak psychopathologie II Hoofdstukken die worden behandeld: H1: 1.1 t/m p.29; p.30 t/m 1.7 H3: 3.1 t/m 3.4 H9: 9.1 t/m 9.7 H10: 10.1 t/m 10.4 H 11: 11.1 en 11.3 t/m 11.5 H13: 13.1 t/m 13.5 H15: 15.1 t/m 15.3 H16: 16.1 t/m 16.4 H17...

[Show more]

Preview 4 out of 51  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 & 3, hoofdstuk 9 t/m 11, hoofdstuk 13, hoofdstuk 16 t/m 19
  • January 16, 2021
  • 51
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Klinische psychologie: Diagnostiek en behandeling

Hoofdstuk 1: Psychodiagnostiek

1.1 De rol van psychodiagnostiek
Niet in alle situaties is uitgebreid testonderzoek nodig, bijvoorbeeld wanneer er een enkelvoudige stoornis is
met duidelijke oorzaak. In dit soort situaties zijn bijvoorbeeld het onderzoeksgesprek en de
(gedrags)observaties al genoeg om een behandelplan op te stellen. De beoordeling of er meer onderzoek
nodig is gaat via het stepped-care model: afhankelijk van de ernst en de hardnekkigheid van de klachten kan
worden gekozen voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek. Uitgebreid psychodiagnostisch
onderzoek kan zinvol zijn in de volgende situaties:
- Wanneer tijdens de intake de indruk ontstaat dat de klachten of problemen van de cliënt grotendeels
toe te schrijven zijn aan de intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheidskenmerken of
cognitief (dis)functioneren.
- Wanneer de cliënt al meerdere (psychologische) behandelingen heeft gevolgd zonder het gewenste
resultaat. Hierbij is het van belang dat wordt onderzocht of de bij het vorig punt genoemde factoren
van invloed op voorgaande behandeling zouden kunnen zijn geweest.
- Wanneer een cliënt gebat lijkt bij een langer durende en/of intensievere behandeling vanwege
persoonlijkheidsproblematiek die in het contact tijdens de behandeling zichtbaar is geworden.
Bij psychodiagnostiek staat het opstellen en toetsen van een verklarende hypothese centraal. Een
psychodiagnosticus wil vooral begrijpen welke interne psychische processen en omgevingsinvloeden ten
grondslag liggen aan de klachten en de problemen van een cliënt. Een psychodiagnosticus wil begrijpen welk
temperament, welke persoonlijkheid, welke copingvaardigheden iemand heeft.
De psychodiagnosticus kan verschillende rollen aannemen:
- Intaker
- Diagnosticus
- Psychodiagnosticus
Bij al deze rollen is de basishouding die van onderzoeker. Zodra een psycholoog een behandelrelatie heeft
opgebouwd met een cliënt, is het raadzaam om psychodiagnostische vragen door een collega-psycholoog te
laten afnemen. Daarmee wordt voorkomen dat de cliënt en de behandelaar te maken krijgen met een
rolverwarring.

Psychodiagnostiek kan binnen verschillende settingen voorkomen, bijvoorbeeld:
- Forensische setting. Hierbij wordt onderzoek ingezet omdat de rechtbank een verklaring zoekt voor
het crimineel gedrag van de verdachte.
- De selectie van personeel en studenten. Hierbij wordt de geschiktheid van kandidaten voor een
bepaalde functie of opleiding onderzocht.

Er zijn verschillende invalshoeken waaruit de psychologische diagnostiek bekeken kan worden, hier zal later
verder op ingegaan worden.
- Transdiagnostische benadering  H3
- Farmacotherapie en andere niet-psychotherapeutische behandelvormen  H4
- Psychoanalytische benadering  H4
- Cliëntgerichte psychotherapie  H6
- Cognitieve gedragstherapie (CGT)  H7
- Interpersoonlijke therapie  H8

1.2 De diagnostische cyclus
De empirische cyclus (De Bruyn et al., 2003) dient in het Nederlands
taalgebied als de basis voor wetenschappelijk verantwoord
psychodiagnostisch onderzoek. Bij de diagnostische cyclus worden
vier stappen doorlopen die elkaar opvolgen en op iteratieve wijze de
informatie uit de voorgaande stappen gebruiken of teruggaan naar
voorgaande stappen als informatie niet kloppend of onvolledig blijkt
te zijn. Deze stappen zijn de klachtenanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse en indicatieanalyse.


1

,Hierbij formuleert de onderzoeker een theorie op basis van wetenschappelijke literatuur, zoekt doelgericht en
systematisch informatie die de eigen theorie kan falsificeren of verifiëren en gebruikt betrouwbare en valide
onderzoeksmiddelen waarbij het onderzoeksproces transparant en realiseerbaar is.

1.3 De Klachtenanalyse
Allereerst is de aanmelding, hier wordt aangegeven wat de aanleiding voor het verwijzen en de onderzoeks-of
hulpvraag is.
Als eerste stap in de klachtenanalyse zal de onderzoeker nagaan wat de achtergrond is van de aanvraag is. De
tweede stap is dan het analyseren van de hulpvraag van de cliënt. Naast de cliënt zal de onderzoeker ook het
dossier raadplegen, hierin is te zien wat al bekend is over de cliënt, bijvoorbeeld eerder onderzoek. De
klachtenanalyse leidt tot een verhelderende diagnose. Dit betekend dat er duidelijk is geworden wat de
aanleiding is, wat de verwachtingen zijn van de aanvrager en wat de hulpvraag van de cliënt is.

1.4 De Probleemanalyse
Als volgende stap in de diagnostische cyclus zal de onderzoeker zijn kennis over psychische problemen
toepassen op de hulpvragen om te begrijpen wat er nou precies aan de hand is. Dit wordt de probleemanalyse
genoemd. Allereerst moet de onderzoeker een duidelijk beeld krijgen van de situatie en belevingswereld van
de cliënt. Dit wordt gedaan door verschillende bronnen van informatie te gebruiken, een voorbeeld hiervan is
een anamnese. Hierbij worden gegevens over de voorgeschiedenis en het functioneren van de cliënt
uitgevraagd op basis van wat de cliënt hier zelf over verteld vanuit herinneringen. Hiernaast kan er een
heteroanamnese uitgevoerd worden, hierbij worden personen die de cliënt kennen gevraagd om informatie
over het functioneren van de cliënt.

1.4.1 Gestandaardiseerde klachteninventarisatie
Ter ondersteuning van de probleemanalyse zijn er vaak al gegevens vanuit vragenlijstonderzoek beschikbaar.
Een voorbeeld hiervan is de Routine Outcome Monitoring (ROM)-procedure. Deze vragenlijst is primair bedoelt
voor het waarborgen van de kwaliteit van zorg in het algemeen en is binnen veel ggz-instellingen
gestandaardiseerd. Tevens is deze geschikt voor het monitoren van de behandelresultaten in de klinische
praktijk. Door scores van de Outcome Questionnaire (OQ-45) kan de psychodiagnosticus meenemen bij het
formuleren van de hypothesen over de aard en de ontstaanswijze van de klachten waarmee de cliënt zich
meldt.

1.4.2 Speciële anamnese
Tijdens het intakegesprek zal de intaker de specifieke klachten, met het accent top de huidige problemen, van
de cliënt in beeld brengen door middel van een speciële anamnese. De volgorde, de aard en de ernst van de
klachten kunnen in kaart worden gebracht door te vragen naar luxerende factoren en de aanloop van de
problemen. Wanneer deze in kaart zijn gebracht brengt de intaker in beeld of er sprake is van interferentie. Als
laatste informeert de intaker naar maatregelen die de cliënt al dan niet genomen heeft om met de klachten
om te gaan en de effecten hiervan.

1.4.3 Psychiatrische anamnese
Vervolgens neemt de intaker een psychiatrische anamnese af, hierbij richt men zich op het samenvatten van
de psychiatrische symptomen van de cliënt, waarbij zowel objectieve als subjectieve waargenomen
symptomen in acht worden genomen. De intaker bestudeert de volgende aspecten:
- Verschijning en psychomotoriek
- Oriëntatie
- Aandacht en geheugen
- Waarneming
- Spraak en denken
- Stemming en affect
- Persoonlijkheid

1.4.4 Observaties tijdens de onderzoeksgesprekken
Iedere persoon wijst ongewenste gevoelens op een andere manier af. Er kan onderscheid gemaakt worden
tussen rijpere afweersystemen (voorbeeld: humor) en meer primitieve vormen van afweer (voorbeeld:
gevoelens ontkennen).


2

,Naast alle testinstrumenten is de psychodiagnosticus zelf ook een testinstrument. Hiermee wordt bedoeld dat
de gespreksindrukken van de psychodiagnosticus mee kunnen worden genomen in het onderzoek en kunnen
worden getoetst aan de hand van de ingezette testinstrumenten.

1.4.5 Biografische anamnese en heteroanamnese
Tijdens de intake vindt ook een biografische anamnese en/of heteroanamnese plaats waarbij de intaker naar
de factoren uit de levensgeschiedenis van de cliënt die functioneren als beschermende of juist als
risicofactoren in het ontwikkelen van psychopathologie. Verder besteed de intaker ook aandacht aan
eventuele gedragsstoornissen, aandachtsproblemen, leerproblemen of psychische stoornissen gedurende de
hele levensgeschiedenis van de cliënt. Als laatste worden eventuele belangrijke life events en eventuele
psychiatrische stoornissen in de familie in kaart gebracht.

1.4.6 Huidig functioneren
Als afsluiting van de anamnese is de belangrijkste vraag hoe de cliënt op dit moment functioneert. Hierbij
worden verschillende factoren uitgevraagd:
- Door middel van de aanwezigheid en kwaliteit van het sociale netwerk en de hoeveelheid sociale
steun die de cliënt ervaart kan de intaker de kwaliteit van de sociale relaties van de cliënt inschatten.
- De maatschappelijke situatie van de cliënt kan worden uitgevraagd dor middel van vragen over het
functioneren tijdens de opleiding of werk, de financiële situatie, huisvestiging en hobby’s.
- Tot slot is het van belang dat de intaker zich bewust is van het gegeven dat organische (medische)
factoren vaak een rol spelen bij psychiatrische problemen. Wanneer nog niet gedaan, kan de intaker
lichamelijk onderzoek overwegen.

1.4.7 Beschrijvende diagnostiek
Wanneer de gehele probleemanalyse is doorlopen zou er antwoord gegeven moeten kunnen worden op de
vraag ‘Wat is het probleem?’. Deze vorm van beschrijvende diagnostiek waarin een beschrijving wordt
gegeven maar nog geen verklaring wordt onderkennende diagnose genoemd.

Onderdeel van deze beschrijvende diagnostiek is een classificering van de symptomen, bijvoorbeeld door
middel van de DSM-5. Door de klachten (symptomen) van de cliënt DSM te classificeren worden deze
samengevat en kunnen ze gerelateerd worden aan wetenschappelijke kennis. Hierdoor kan er een (voor de
DSM classificatie) effectief bewezen behandeling gevonden worden.
Het komt in de praktijk vaak voor dat naar aanleiding van de intake al een DSM-classificatie gegeven wordt.
Hier is echter wel tegengeluid voor, bijvoorbeeld door van Os. Een gevaar bij zo’n snelle procedure is dat de
DSM-classificatie wordt verheven tot een diagnose waarbij de individuele problematiek, context en betekenis
voor de specifieke cliënt op de achtergrond raakt. Wanneer een DSM-classificatie niet noodzakelijk is voor
verdere stappen in de behandeling en/of er te weinig informatie is om deze classificatie zorgvuldig te stellen
zou een DSM-diagnose met de daarbij horende gevolgen voor de cliënt (voorbeeld: stigma) niet gesteld
moeten worden.

1.5 Verklaringsanalyse: waar komen de klachten vandaan?
In de verklaringsanalyse is de belangrijkste vraag: waar komen de klachten vandaan? Hoe kunnen we de
klachten verklaren?

De empirische cyclus is sterk terug te zien in de verklaringsanalyse, het komt namelijk aan op het zorgvuldig
toetsen van hypothesen. Dit gebeurt echter weinig expliciet in de praktijk voorafgaand aan het onderzoek, ook
worden deze dan zelden getoetst. Het gaat vaak goed, er zijn echter ook gevallen waar tunnelvisie ontstaat en
een (te) grote rol gaat spelen. Dit zou verklaard kunnen worden doordat er te weinig aandacht en informatie is
besteed aan het ontkrachten van de hypothese of omdat beslissingen te snel zijn genomen.

1.5.1 Onderzoeksvraagstellingen en hypothesen
Hypothesen opstellen is de eerste stap bij het beantwoorden van onderzoeksvragen. Vergelijkbaar met
wetenschappelijk onderzoek dient de hypothese empirische getoetst te kunnen worden en falsificeerbaar te
zijn.




3

, 1.5.2 Keuze van instrumenten en methode
Wanneer de hypothesen zijn opgesteld worden deze vervolgens geoperationaliseerd en om de hypothese te
kunnen toetsen worden passende meetinstrumenten gekozen. Het moet voor elke hypothese vooraf duidelijk
zijn onder welke voorwaarden men deze kan verwerpen. Per theoretische benadering en toepassingsgebied
kan de keuze voor meetinstrumenten verschillen. Er zijn een aantal factoren van invloed op de keuze voor
bepaalde meetinstrumenten, bijvoorbeeld:
- Het instrument moet aansluiten bij de onderzoeksvragen en hypothesen.
- Het instrument dient betrouwbaar te zijn. In Nederland wordt dit beoordeeld door de Commissie
Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).

Het (semi)gestructureerde interview
Wanneer men vanuit een klinische blik vraagt, vraagt men vaak alleen naar informatie die de eigen ideeën
bevestigd. Om dit te voorkomen wordt er in de meeste gevallen gebruikt gemaakt van (semi)gestructureerde
interviews. Hier staan (een groot deel van) de vragen bij voorhand vast en worden deze volgens een vaste
structuur doorlopen. Het gebruik van gestructureerde interviews zorgt ervoor dat er zowel informatie wordt
uitgevraagd die de hypothesen kan falsificeren als bevestigen. Een voorbeeld hiervan is de Structured Clinical
Interview for DSM-5 Disorders (SCID-5), dit is een brede systematische chicklist van criteria voor stoornissen.
Ook zijn er symptoomspecifieke interviews beschikbaar die behulpzaam kunnen zijn bij het diagnostisch proces
(bijvoorbeeld de Yale Brown Obsessive Compulsive Scale (Y-BOCS).

Capaciteitstests
Met capaciteitstests kunnen intellectuele vaardigheden gemeten worden. Zo kan men screenen op de
aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking (SCIL 18+) of kan men uitgebreid intelligentieonderzoek
doen waarbij ook sterke en zwakke punten in bijvoorbeeld verbaal begrip, perceptueel redeneren,
werkgeheugen en verwerkingssnelheid worden gemeten (WAIS-IV). Naast intelligentie kunnen
neuropsychologische tests ook gebruikt worden bij bijvoorbeeld traumatisch hersenletsel, beginnende
dementie, CVA en epilepsie. Hiervoor worden dan specifieke capaciteitstests op het gebied van geheugen,
aandacht, executieve functies, taal en visuo-constructie ingezet.

Vragenlijsten
Zelfrapportagevragenlijsten worden veel gebruikt bij psychodiagnostisch onderzoek. Hierbij typeert en
beschrijft de cliënt de klachten zonder tijdsdruk. Bij keuze voor een bepaalde vragenlijst speelt naast de
kwaliteit ook de aansluiting op de onderzoeksvraag een rol. Er kan op verschillende manieren een beeld
gegeven worden van de klachten door middel van zelfrapportagevragenlijsten:
- Algemeen screenend: welke klachten rapporteert de cliënt?
- Specifiek: hoe ernstig zijn de symptomen van depressie?
- Persoonlijkheid: is de cliënt buitengewoon introvert?
- Copingvaardigheden: hoe reageert de cliënt op stress?

Indirecte methoden
Om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen zou men gebruik kunnen maken van indirecte methoden.
Hierbij is het voor de cliënt niet direct duidelijk wat er gemeten wordt (voorbeeld: IAT). Dergelijke
instrumenten worden echter zelden toegepast in de praktijk wegens gebrek aan betrouwbaarheid op
individueel niveau. Een ander voorbeeld van een indirecte methode zijn projective tests. Hierbij wordt de
reactie op spanning gemeten door deze te observeren in de ongestructureerde omgeving. Door de vrije
structuur van deze tests id de normering vaak onvoldoende, wel kan projectief materiaal een hypothese
vormen voor het psychodiagnostisch onderzoek.

Het structurele persoonlijkheidsinterview
Binnen de psychodynamische theorie van Kernberg wordt er onderscheid gemaakt tussen drie
persoonlijkheidsorganisaties waarvan de kwetsbaarheid wordt bepaald aan de hand van identiteitsdiffusie,
primitieve afweer en realiteitstoetsing:
Identiteitsdiffusie Primitieve afweer Realiteitstoetsing
Neurotische Geïntegreerd beeld van Ontwikkelde Intact
organisatie zichzelf en anderen afweermechanismen
Psychotische Diffusie Primitieve afweer Verstoord
organisatie

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zwilamers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.87
  • (0)
Add to cart
Added