de wereld van de sociaal juridische dienstverlener
Written for
Hogeschool Utrecht (HU)
Sociaal Juridische Dienstverlening
Tentamenbundel inleiding SJD Helen ten Cate
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
Sartham
Content preview
Samenvatting Sociaal Powerpoint
Hoofdstuk 1 De Nederlandse samenleving
S= Sociaal wetenschat
Wetenschap over gedrag van mensen
- Psychologie = Individuele motivatie (waarom doen mensen wat ze doen?)
- Sociologie = werking van maatschappelijke processen (hoe werkt het grote groepen?)
- Economie = verdeling van schaars goed
Belang van SJD
- Context van beroep en doelgroep
- Begrijpen van de doelgroep
- Snappen van (on)mogelijkheden in de maatschappij
- Achterliggende theorie van methodes
1.2. Samenleving: Algemene begrippen
De Nederlandse samenleving:
= Het geheel aan waarden, normen, attitudes ene algemeen aanvaard gedrag dat iedereen als lid van
de samenleving leert en doorgeeft door middel van leerprocessen.
Waarden = belangrijke ideeën over wat waar is (waardevol).
Normen = gaat over hoe wij vinden hoe gedrag eruit moet zien.
Attitudes = zijn gedachtes wat normaal is.
Algemeen aanvaard gedrag = Het gedrag dat mensen laten zien.
- Wat wordt belangrijk gevonden?
- Wat vinden we normaal?
- Welke gedrag moet je laten zien om iets te regelen?
(De cultuur is het water waarin de vis in leeft: de vis heeft niet door dat die in water is totdat die eruit
wordt gehaald. Zelfde gaat voor cultuur: je hebt niet door dat je bepaalde waarde, normen en
gedragspatronen hebt. Totdat je uit je cultuur bubbel stapt.
Bijvoorbeeld: als je op bezoek gaat bij een vriend of vriendin met een andere achtergrond.)
Culturen vergelijken: Visie (cultuurverschillen)
Om te bepalen hoe jouw cultuur eruitziet, moet je culturen gaan vergelijken. Niet alle sociologen zijn
daarmee eens.
1. Cultuurrelativisme = iedere groepering heeft eigen gelijk.
(vinden dat iedereen zijn eigen waarde heeft. Iedereen heeft zijn eigen gelijk heeft.
Vergelijken heeft geen zin.)
, 2. Universalisme = basiswaarden en normen. (Hebben mensen het idee dat iedereen wel zijn
eigen basisnormen zijn binnen elk cultuur. )
Bijvoorbeeld: De verklaring van de universele mens
3. Pluralisme = individu heeft invloed van verschillende groeperingen en heeft dus een
meervoudige identiteit. (je kan NIET spreken over de Nederlandse cultuur, omdat elk individu
in Nederland meerdere groepen heeft waarbij die bij hoort en zo ook meerdere culturen
aanhoudt.)
Cultuurverschillen
We leven niet in een culturele bubbel we leven er in meerdere.
Diversiteit:
Nationaliteit => zorgt voor bepaalde waarde en normen.
Sociale klasse => bepaald de kijk op de wereld kijkt
Religiositeit => ben je lid van een religie en welke dan?
Stedelijkheid => stedelijkheid of dat je op platteland woont.
Sekse => ben je man of vrouw.
(Binnen sociologie gaan wij uit op pluralisme: iedereen heeft verschillende groeperingen waarbij die
bij hoort en draagt verschillende waarde en normen mee.)
Socialisatie
= het leerproces waarbij iemand “zijn” cultuur leert.
- Primair = als mens-zijn functioneren(heb je geleerd om mens te zijn) (gezin van
herkomst, sociale contacten, geleerd door vrienden op school)
- Secundair = in formele context functioneren (studie, werk of beroep)
Culturen vergelijken
Geert Hofstede wilde wereldwijd de culturen vergelijken. Hij heeft model ontwikkeld met 6
dimensies.
Grote machtafstand of kleine machtsafstand = verschil tot baas en ondergeschikte groot of klein is.
Individualistisch of collectivistisch = individualistische mensen zijn gericht op de Ik van de mensen.
Collectivistische culturen zijn meer gericht op de WIJ.
,Masculien of feminien = Masculiene culturen zijn meer machoculturen waarbij mannelijke waarden
belangrijker zijn zoals stoer zijn. Feminien zijn voornamelijk vrouwelijke culturen waarbij het gaat om
gelijkheid
Hoge onzekerheidsvermijding of lage onzekerheidsvermijding = in hoeverre willen mensen in een
land onzekerheid vermijden en niet meer willen hebben. hoog: je hebt veel verzekeringen nodig.
Laag: het komt wanneer het komt.
Langere termijn oriëntatie of korte termijn oriëntatie = ben je gericht op lange termijnplanning of
ben je gericht op wat komt dat komt de volgende dag wel.
Hedonisme of soberheid = in hoeverre kan je genieten.
Nederland kent een klein machtsafstand, masculien (je mag best kritiek hebben op je baas), heel
individualistisch, feminien (alles moet gelijk en dit wordt ook besproken.) gemiddelde
onzekerheidsvermijding. Langere termijn oriëntatie we zijn redelijk sober (we genieten van ons leven
maar we zijn op onze hoede)
Edward Hall hielt zich bezig met vergelijken van culturen
Hoge context of lage context = heeft veel achtergrond nodig (hoge context) of niet veel (lage
context) als het gaat om communicatie
Monochroom of polychroon = hoe zie je de tijd. Monochroom je hebt een tijd en je doet het
daarmee. Polychroon er zijn veel mogelijkheden
Dichtbij of afstand = in hoever ga je dichtbij of op afstand staan bij andere.
Nl heeft lage context (we hebben weinig informatie nodig), Polychroon er wordt veel gepland. In
Nederland hebben we afstand nodig.
Begrippen Structuur en politieke visies.
, Sociaal Structuur
= plattegrond van de samenleving (hoe verhouden de verschillende posities tot elkaar)
= geheel van posities en groeperingen en de relatief duurzame relaties die deze posities en
groeperingen onderling verbinden.
- Hoe zit de samenleving in elkaar?
- Wie heeft de macht?
- Waar moet je zijn om dingen te kunnen regelen?
Hoe zit de samenleving in elkaar?
Groeperingen (verzamelingen van mensen):
- Groep = als de mensen elkaar kennen en dezelfde waarde en normen kennen.
- Collectiviteit = als dezelfde waarde en normen hebben maar niet per se elkaar kennen
(van een vereniging of een religieuze instelling, vakbond)
- Sociale categorie = verzameling van mensen die een kenmerk gelijk heeft. Het hebben
van rood haar, vrouw bent of bij een religie hoort
Positie en Rol: positie is de plek die iemand inneemt in de samenleving het kan tijdelijk zijn of voor
altijd. Het kan verworven zijn (zelf behaald) toegewezen (geboren als prins). Hoge of lage status
hebben. Rol; de verwachtingen die andere bij je hebben wat hoort bij de positie.
(verwachtingen van docent omdat ze docent is en docent heeft verwachtingen en studenten omdat
we studenten zijn)
Sociale structuur = Mensen maar ook groeperingen hebben bepaalde positie in de samenleving. De
verhouding tussen deze posities.
Interdependentie: wederzijde afhankelijkheid van de posities:
Vier manieren om mensen aan elkaar te verbinden.
- Economische bindingen = als het gaat om schaarse goederen
- Politieke bindingen = als het gaat om het gebruiken van geweld
- Affectieve bindingen = als het gaat om liefde en verbondenheid
- Cognitieve bindingen= het gaat over de kennis
Wie heeft macht?
= het vermogen van personen of groeperingen om de samenleving vorm te even en het gedrag van
anderen te beïnvloeden, eventueel tegen de wensen of belangen van deze andere in.
Machtsbronnen op basis van bindingen:
- schaarse goederen of productiemiddelen (bijvoorbeeld: uitkering geven) (economisch)
- erkende machtuitoefening (als je bij politie werkt )(politiek)
- “geliefd zijn”(affectief) (professionele binding)
- Speciale kennis (bijvoorbeeld: beheersen van stof, kennis hebben over de stof etc.)(cognitief)
Machtsongelijkheid (waar macht is, is ongelijkheid, overal dus)
Sociale ongelijkheid = als bepaalde groeperingen ten opzichte van andere groeperingen meer macht
hebben.
Sociale stratificatie (bijv. beroepenprestigeladder) = als er bepaalde gelaagdheid is in de
groeperingen.
bij bepaalde hoge beroepen heb je een hogere sociale status dan bij andere groepen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sartham. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.