Nederlandse samenvatting van de reader wetenschapsfilosofie. Reader maakt onderdeel uit van het vak wetenschapsfilosofie, gegeven op Universiteit Leiden. Ik heb het vak gevolgd binnen mijn bachelor, maar het maakt deel uit van veel verschillende bachelors. Samenvatting is geschreven in goed Nederla...
- Hoofdstukken 2,3,4 en 5 uit ‘Inleiding tot de wetenschapsfilosofie voor
geesteswetenschappers’ door Victor Gijsbers
- ‘Science: Conjectures and Refutations’ door Popper*
- ‘The Idea of History’ door Collingwood*
- ‘De Saussure on language and thought’ door Harris en Taylor*
- ‘Contingency. Irony and Solidarity’ door Rorty*
- ‘The Sociology of Science’ door Merton*
*Niet de gehele werken, enkel de delen hieruit die opgenomen zijn in de reader en die vallen
onder de tentamenstof
2020-2021
Universiteit Leiden – Bachelor geschiedenis– jaar 2 – semester 1
Tentamencijfer: 8,5
Inleiding tot de wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappers
Hoofdstuk 2: Methodologie een introductie
We denken vaak dat wetenschappelijke kennis betrouwbaar is, doordat ze gebruikt maakt van een
speciale methode om theorieën te ontwikkelen en te toetsen: de wetenschappelijke methode.
2.1 Ontdekking en rechtvaardiging
Context of discovery: alles wat te maken heeft met het tot stand komen van een wetenschappelijke
theorie.
Context of justification: alles wat te maken heeft met het zo objectief mogelijk bepalen of een
bepaalde theorie geloofwaardig is of niet.
Begin twintigste eeuw was de consensus dat context of discovery niet belangrijk was; het
gaat niet om hoe een theorie tot stand komt, maar om of ze geloofwaardig is.
Methodologie is een normatieve discipline, het vertelt hoe wetenschappers zouden moeten
handelen en wat juist wetenschappelijk redeneren is. Dit komt niet altijd overeen met de praktijk.
,Methodologie is echter ook een descriptieve discipline: theorie en praktijk mogen immers niet te ver
van elkaar afwijken. Ze moet dus ook een correcte beschrijving geven van hoe goed wetenschappelijk
onderzoek in de praktijk wordt uitgevoerd.
Elk voorstel voor wetenschappelijke methode toetsen aan: leidt het tot betrouwbare kennis
en wordt het inderdaad gebruikt? Voldoet de methode niet aan beide eisen, dan leidt deze niet tot
betrouwbare kennis.
Nemen we de twee kanten van de methodologie samen, dan verschijnt de wetenschappelijke
methode als een ideaalbeeld.
2.2 Empirische inhoud
Waaraan moet een goede wetenschappelijke theorie voldoen?
Geen contradictie: ze mag zichzelf niet tegenspreken. Theorie is in elke mogelijke wereld
onwaar.
Geen tautologie: volstrekt niet informatief want sowieso waar (A is ontstaan uit B of A is niet
ontstaan uit B). Theorie is in elke mogelijke wereld waar.
Wetenschappers willen juist iets zeggen over onze wereld. Dingen die geen onderscheid
maken tussen onze of een andere wereld voegen dus niets toe.
Hoe meer onderscheid, dus hoe nauwkeuriger ze probeert te beschrijven hoe onze wereld in
elkaar zit en dus hoe meer mogelijke scenario’s ze uitsluit, hoe meer empirische inhoud. Dit is inhoud
die te maken heeft met zintuiglijke waarneming.
Empirische inhoudt heeft niets te maken met waarheid. Hoe meer empirische inhoud, hoe groter wel
de kans op onwaarheden. Het doel is een balans te vinden tussen inhoud en waarheid.
2.3 Een naïef beeld van wetenschap
Zintuiglijke waarneming is belangrijk, omdat het specifiek kennis van onze wereld geeft. Rationele
kennis geldt in elke mogelijke wereld (wiskundige waarheden zijn dus tautologieën).
We zijn meer geneigd een theorie te geloven als we denken dat het gebaseerd is op waarnemingen
(en dus niet willekeurig). Dit leidt tot een enigszins naïeve opvatting: wetenschap is dus altijd
gebaseerd op nauwkeurige waarnemingen. Het mooie hiervan is dat ze herhaalbaar en objectief zijn.
Op basis van deze waarnemingen, worden theorieën gevormd die overeenstemmen met de
waarnemingen. Wetenschap is een objectief, naar consensus toe bewegend proces dat ons
uiteindelijk de waarheid over de wereld oplevert en daarom betrouwbaar.
2,4 Voorbeeld: Brechts Leben des Galilei
Dit naïeve beeld, is wel invloedrijk.
2.5 Twee basisvragen van het empirisme
Voor de betrouwbaarheid van wetenschappelijke theorieën is het belangrijk dat we ze empirisch
testen: dus vergelijken met waarnemingen. We kunnen theorieën direct testen (meteen waarnemen
of het klopt of niet) of indirect (over een langere periode waarnemen of het klopt of niet).
De twee basisvragen van het empirisme:
1. Welke uitspraken kunnen we direct testen?
, 2. Hoe komen we van deze vragen naar uitspraken die niet direct getest kunnen worden? (Hoe
komen we dus van waarneming naar theorie?)
Vraag 1 vraagt naar de empirische basis: naar de verzameling van direct empirisch toetsbare
uitspraken.
Vraag 2 vraagt naar confirmatie: wanneer en in welke mate worden theoretische uitspraken
ondersteund door uitspraken uit de empirische basis.
We moeten beide vragen beantwoorden willen we een sluitend verhaal kunnen vertellen
over hoe we van waarneming naar theorie komen.
We zien dat waarnemingen zelden totaal vrij zijn van theoretische veronderstellingen. We maken
altijd allerlei aannames die we niet direct waarnemen en dit noemen we de theoriegeladenheid van
de waarneming. Als wetenschappers zeer diverse theorieën aanhangen en waarnemingen daardoor
allemaal anders interpreteren, wordt dit een probleem. Waarnemingen helpen dan niet meer de
juiste theorie te bepalen.
Bij het karakteriseren van de empirische basis moeten we een balans vinden tussen twee dingen:
Als we uitspraken die veel interpretatie bevatten toestaan, lopen we het gevaar dat onze
waarnemingen zo theoretisch geladen zijn dat verschillende wetenschappers geen consensus meer
kunnen bereiken.
Als we alleen hele basale uitspraken toelaten zijn we te ver van de wetenschappelijke praktijk
afgedwaald.
We moeten proberen te werken met waarnemingen die niet te veel interpretatie bevatten, maar die
toch praktisch bruikbaar zijn. Alleen dan kunnen we een relatie leggen tussen de empirische basis en
wetenschappelijke theorieën waar we echt in geïnteresseerd zijn.
2.6 Inleiding in de logica
Redeneringen zijn reeksen uitspraken beginnend met de premissen en eindigend met de conclusie.
De redenering wordt verworpen als minstens één van de premissen onwaar is. De redenering wordt
ten tweede verworpen als deze ongeldig is. De premissen kunnen dan beiden waar zijn, maar de
conclusie volgt er niet logisch uit.
Om de besluiten of premissen onwaar zijn, heb je kennis van het onderwerp nodig. Om te beslissen
of een deductieve redenering geldig is echter niet. Geldigheid kan hier puur afgelezen worden aan de
vorm van de redenering:
Als X dan Y
A heeft niet X
Dus A heeft niet Y
Dit is van belang voor wetenschapsfilosofie, omdat het betekent dat we iets kunnen zeggen over de
wetenschappelijke methode, zonder kennis van het onderwerp te hebben. Er zou dus zoiets mogelijk
moeten zijn als een algemene, voor alle wetenschappen geldige confirmatietheorie.
Deductieve redenering: conclusie volgt onontkoombaar uit de premissen. Zijn de premissen waar, is
de conclusie dat gegarandeerd ook. Geldige deductieve redeneringen zijn dus waarheidsbehoudend.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophiedeleeuwx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.