Dit document bevat een samenvatting van het boek 'Groepsdynamica, de basis' van Jan Remmerswaal en Bertus Leijenhorst. De antwoorden op de leerdoelen kun je uit de samenvatting halen. Per hoofdstuk beschreven met verwijzingen naar de bladzijden en de hoofdstukken!
Groepsdynamisch samenwerken tentamen
Hoofdstuk 1 Een eerste verkenning
Er zijn verschillende benaderingen bij het verklaren van groepsgedrag. Eén manier is de psychologische benadering. Het
gedrag wordt benaderd als een individueel verschijnsel en komt vanuit de persoon zelf. Latere inzichten hebben geleid dat
het gedrag sterk wordt beïnvloed door omgevingsfactoren. Het socialisatieproces vindt plaats in primaire groepen. Deze
groepen bepalen ieders identiteit. Groepen verbinden het individu aan de maatschappij en cultuur. Het inzicht dat
omgevingsinvloeden van grote invloed zijn op het individu en de ontwikkeling van de samenleving, heeft geleid tot de
opkomst van de sociologie. De sociologie bestudeert de sociale relaties tussen mensen in de samenleving en heeft aandacht
voor de culturele en economische aspecten. De groepsdynamica is de verbindende schakel tussen de psychologie en de
sociologie en benut inzichten ui beide wetenschappen om het gedrag in kleine groepen te begrijpen en te benaderen. Er is
sprake van onderlinge interactie waardoor men elkaar kan beïnvloeden. Er zit altijd een zekere spanning tussen het individu
en de groep. Veel menselijk gedrag kan begrepen worden door ‘te kijken met een dubbele bril’. Enerzijds aandacht voor de
individuele, interne processen en anderzijds aandacht voor de bewegingen in de groep waarin dat gedrag plaatsvindt.
De betekenis van groepen kunnen heel mooi zijn en kunnen belangrijk zijn in het leven van mensen. We spreken dan over
de kracht van groepen. Daarnaast kunnen groepen ook destructief zijn, dat is hun negatieve kracht. Groepen zijn natuurlijk
gegeven en daarom lastig om ze objectief te bestuderen.
Is de maatschappij het resultaat van de inzet van alle individuen samen of wordt het individu bepaald door de
maatschappij? Elias typeerde de mens als een autonome, onafhankelijk van anderen handelde en ‘existerende’ mens. De
mens stond los van de maatschappij. Groepsdynamica kan als brug functioneren. Het één kan niet bestaan zonder het
andere.
Soorten groepen:
- Groepen die vooral onze sociaal-emotionele behoeften bevredigen, zoals het gezin en vriendengroepen.
- Groepen die vooral tegemoetkomen aan onze belangen en onze rationele behoeften, zoals taakgroepen en
werkgroepen.
De socioloog Cooley maakte in 1902 en onderscheid tussen primaire groepen en secundaire groepen. Daarbij worden
primaire groepen gekenmerkt door persoonlijke en intieme relaties en secundaire groepen door koele onpersoonlijke
formele relaties.
Wat kenmerkt een groep?
1. Directe contactsituatie: Sprott definieert een groep als een verzameling individuen die in een bepaalde context
meer interactie met elkaar hebben dan met anderen daarbuiten.
2. Groepsbewustzijn: een groep wordt ook wel gedefinieerd als een aantal mensen dat zichzelf als een eenheid
waarneemt en die de macht heeft om gezamenlijk tegenover de omgeving te handelen. De leden zijn bewust van
hun lidmaatschap.
3. Motivatie: We zien vaak dat mensen lid worden van een groep vanuit een bepaalde behoefte of belangen.
4. Doelstelling: Lijkt op motivatie. Leden van een groep hebben vaak dezelfde doelstelling.
5. Structuur: Een groep functioneert als een eenheid en het bestaat van mechanismen die het gedrag reguleren.
6. Interdependentie: Lewin benadrukt als wezenlijk kenmerk van groepen de wederzijdse betrokkenheid van de
groepsleden op elkaar. De groepsleden hoeven niet gelijk te zijn, als ze maar wederzijds betrokken zijn.
7. Interactie: Homans spreekt van interactie wanneer een bepaalde activiteit van iemand wordt gestimuleerd door
de activiteit van iemand anders.
Soorten groepen:
1. Primaire en secundaire groepen: Socioloog Cooley maakte als eerste onderscheid tussen primaire en secundaire
groepen. Primaire groepen zijn persoonlijke en intieme relaties en secundaire groepen zijn koele, onpersoonlijke
en formele relaties.
2. Informele en formele groepen: Bij formele groepen zijn bijvoorbeeld het doel, rollen en normen formeel
geformuleerd. Bij informele groepen is er meer ruimte voor handelen.
3. Ingroup en outgroup: De ingroup is de wij-groep en de outgroup is de zij-groep.
4. Trainingsgroepen en therapiegroepen: In beide groepen willen de groepsleden ‘beter’ worden. Bij
trainingsgroepen is het in de zin van optimaliseren en bij therapiegroepen in de zin van geestelijke gezondheid. In
een trainingsgroep ligt veel meer vast en blijf je meer aan de buitenkant. Terwijl bij een therapiegroep moet je
jezelf veel meer blootgeven.
,HHH-groepen:
1. Groepen waarin het hoofd centraal staat, zijn cognitief georiënteerd: In deze groepen staat informatieoverdracht
centraal. Denk bijvoorbeeld aan cursusgroepen, lesgroepen en informatiebijeenkomsten. Mogelijke werkwijzen:
- Mondelinge informatieoverdracht
- Groepsgesprek
- Discussie
- Leergesprek
- Vragenronde
2. Groepen waarin het hart centraal staat, zijn gericht op de ervaringen en belevingen van de groepsleden: Het gaat
in zulke groepen om verwerking van gevoelend en om behandeling van gevoelsmatige onderwerpen. Mogelijke
werkwijzen:
- Groepswerkmethodieken
- Kennismakingsvormen
- Kringgesprek
- Eigen inbreng van deelnemers
- Weken in subgroepen
- Werken met verhalen, verbeelding, fotos en metaforen
3. Groepen waarin de handen centraal staan, zijn gericht op vaardigheden en competenties: Het gaat in zulke
groepen om het aanleren en oefenen van nieuw gedrag bijvoorbeeld cursusgroepen of vaardigheidstrainingen.
Leerprocessen staan centraal. Mogelijke werkwijzen:
- Kennismakingsvormen
- Demonstraties
- Oefensituaties
- Gestructureerde oefeningen
Antropocentrisme is de neiging dat het individu zichzelf centraal stelt. Dit staat een evenwichtige kijk op groepsprocessen in
de weg.
Hoofdstuk 2 Niveaus in groepen
Paul Watzlawick ontdekte dat er misverstanden kunnen ontstaan in de communicatie, doordat er gelijktijdig verschillende
boodschappen worden afgegeven. Hij maakte onderscheid tussen het inhoudsniveau en het betrekkingsniveau. Het
inhoudsniveau betreft de informatie, de inhoud, het bericht. Betrekkingsniveau is hoe de inhoud moet worden opgevat
door degene voor wie die bestemd is. Tegelijk blijkt hoe hij zijn relatie tot de ontvanger definieert.
Niveaus in groepen:
1. Het inhoudsniveau: houdt zich bezig met de inhoud, ‘het wat’, waar de groep mee bezig is. Als een groep op
inhoudsniveau onvoldoende kwaliteit behaalt, dan kan dat een probleem veroorzaken in de groep.
2. Het procedureniveau: Alle genomen maatregelen zodat de groep kan werken aan de taak. Denk bijvoorbeeld aan
een duidelijke agenda, een helder programma en de informatie die een groep van te voren krijgt. Het accent ligt
op hoe de groep werkt aan de taak. Het procedureniveau is belangrijk voor een goede groepssamenwerking. Het
procedureniveau faciliteert een goed verloop van het inhoudsniveau.
3. Het interactieniveau: met interactie bedoelen we dat er een wisselwerking is tussen meerdere elementen.
De kracht van groepen: Goosens noemt negen factoren die de kracht van groepen aangeven. Enkele factoren zijn
van belang bij het interactieniveau:
- Groepen bieden een veilig leerklimaat voor nieuw gedrag
- Groepen bieden deelnemers veel mogelijkheden om van elkaar te leren via feedback, ervaringen, informatie en
interactie.
- Groepen spreken deelnemers aan op verscheidende rollen, want in groepen kunnen deelnemers zowel geholpene
als helper zijn, zowel voortrekker als volger.
Werken in een groep is vaak spannend en kan confronterend zijn.
Twee dimensies in relaties: We onderscheiden twee hoofddimensies: enerzijds de macht of de invloed (wie heeft
het voor het zeggen) en anderzijds die van onderlinge betrokkenheid. Op deze twee dimensies is de Roos van
Leary gebaseerd.
Samenhang met andere niveaus: Als de interactie niet goed verloopt zal dit gevolgen hebben op het
inhoudsniveau. Storingen op interactieniveau kunnen veroorzaakt worden door keuzes op procedureniveau.
4. Het bestaansniveau: hierbij letten we op individuele processen. We staan stil wat er afspeelt in het innerlijk van
een deelnemer. Het groepsklimaat is bepalend voor het gevoel van veiligheid binnen een groep.
Erkenning en identiteit: Het bestaansniveau speelt zodra groepsleden erkenning proberen te vinden voor hun
gedrag of voor hun persoonlijke gedachten of gevoelens. Ze zijn op zoek naar erkenning voor de eigen identiteit.
, Allereerst is het gevoel om mee te tellen de erkenning dat je er mag zijn. In de tweede plaats de erkenning voor
wat je kunt. En in de derde plaats de erkenning voor wie je bent als persoon.
Persoonsgerichte en taakgerichte groepen: Bij persoonsgerichte groepen is de aandacht specifiek gericht op het
persoonlijk proces en persoonlijke groei. Taakgerichte groepen zijn meer gericht op de taak. Het bestaansniveau
komt nauwelijks tot sprake. Al is er wel sprake van erkenning.
Samenhang met de andere niveaus: Het bestaansniveau bepaalt hoe je deelneemt aan het groepswerk. Als
iemand zich onveilig voelt zal hij terughoudend worden. Op inhoudsniveau betekent dit dat hij terughoudend
wordt in het doen van voorstellen, meningen geven enz. Op procedureniveau zal hij niet snel knelpunten
signaleren maar eerder afwachtend worden. Op interactieniveau gebeurt dan hetzelfde.
5. Het contextniveau: de context is alles wat de deelnemers meenemen aan socialisatie en eerder ervaringen. Je
context is vanzelfsprekend maar kan soms naar boven komen. Remmerswaal maakte van Goossens 5
vanzelfsprekende contexten er 6:
1. De cultuur waarin we leven: Dit komt tot uiting in taalgewoonten, denkpatronen, opvoedingsstijlen enz.
2. De maatschappij: Iedereen komt uit een bepaalde sociale achtergrond. Elke sociale klasse heeft haar eigen
manier van praten, denken en voelen.
3. De organisatie waarin we leven en werken: dit betreft vooral teams binnen bedrijven en instellingen. Elke
organisatie kent haar eigen cultuur, historie en tradities.
4. De groep waar we deel van uitmaken: De groep heeft vaak een eigen historie. Eerdere gebeurtenissen
hebben de groep getekend.
5. De persoonlijke biografie en levensgeschiedenis: ieder groepslid brengt zijn eigen context mee in de vorm
van zijn biografie en levensgeschiedenis.
6. De tijd waarin we leven: Elke tijd heeft een eigen tijdsbeeld. De tijd heeft kenmerken die je niet kunt scharen
onder het begrip cultuur.
Samenhang met andere niveaus: Het contextniveau kan het inhoudsniveau beïnvloeden doordat de context reden
geeft om inbreng en invloed te hebben. Het kan ‘recht van spreken’ hebben wanneer een deskundige informatie
deelt. Het contextniveau heeft ook invloed op het procedureniveau. Door ervaringen kan iemand een waardevolle
bijdrage op procedureniveau leveren. Het kan ook een aanleiding zijn voor maatregelen op procedureniveau. Als
bekend is dat de inhoud gevoelig is kan het nodig zijn om maatregelen te treffen op procedureniveau. Daarnaast
heeft het contextniveau grote invloed op het bestaansniveau. Iemands context kan de reden zijn waardoor
iemand angstig is. Je kan het effect op bestaansniveau niet goed waarnemen omdat het contextniveau
grotendeels onzichtbaar is. Verschillen in context zorgen voor diversiteit.
Interventies op inhoudsniveau:
- Luisteren en samenvatten: hierbij laat je ieder groepslid merken dat hij of zij gehoord is en geef je een
samenvatting.
- Informatie geven of opvragen: je leidt het onderwerp of thema goed in en plaatst het in een kader. Je waaks voor
afdwalingen en vraagt om eventuele opheldering.
- Meningen geven of opvragen: je geeft je eigen mening en vraagt de mening van anderen.
- Voorstellen doen of opvragen: Initiatief nemen, oplossingen voorstellenen nieuwe ideeën inbrengen. Daarnaast
vraag je de groepsleden om voorstellen.
- Deskundigheid tonen: laat je inhoudelijke deskundigheid zien en zorg voor een goede voorbereiding.
- Aansluiten: aansluiten op het niveau van de groep door middel van taalgebruik en het gesprek af te stemmen op
de groepsleden.
Interventies op procedureniveau:
Op procedureniveau neem je vooraf de acties om de groep te organiseren bijvoorbeeld:
- Een duidelijk programma/agenda aanbieden
- Vooraf informatie toesturen
- Regels voor participatie helder aangegeven
- Duidelijke uitleg geven bij opdrachten
- Stroringen soms voorrang geven
- Grenzen stellen
- Veilige werkvormen kiezen
- Afwisseling aanbrengen in werkvormen
- Geode timing
- Zorgvuldigheid
- Afwezigen laten bijpraten
Interventies op interactieniveau:
- Ruimte nemen voor een goede kennismaking
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anna03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.10. You're not tied to anything after your purchase.