, Financiële instellingen: korte SV
Taken van een financiële instelling
Het in ontvangst nemen van deposito’s én verlenen van krediet
Nut bestaan:
a. Geen financiële markt/bank: Fysieke investeringsopportuniteiten lijn (FYL) = concaaf
1. 2 perioden (investeren)
2. Dalende rendementen (concave curve)
o Rendement = opbrengst / investering
3. Nut bepaald door C1 en C2: U(C1,C2)
4. Keuze (C1,C2) zodat maximalisatie nut
o snijlijn met juiste punt! (snijden met FYL)
o haalbare gebied is onder FYL
b. Wel financiële markt/bank: Financiële investeringsopportuniteiten lijn (FIL) = dalende rechte
o snijpunt met FYL
5. Zelfde rente voor sparen en lenen
o Hierdoor door hoger nutspunt kunnen
tekenen meerwaarde van markt!
o Kijken naar ligging nutscurve
Q* links van Z: sparen
Q* rechts van Z: lenen
o Kleinere r = plattere curve
Taak 1: Intermediatie + Transformatie
Omzetting deposito naar krediet
- Op vlak:
o termijn (KT LT)
o schaal (groot klein) enkel deze op de financiële markt, bank alle 3
o en munt (A B), gebeurt niet door elke bank
- Rente:
o Debet: actief: kredieten (vordering van klant) & MVA
o Credit: passief: deposito’s (schuld bij klant) & EV
o Rentewinst: debetrente > creditrente
4
,Gevolg taak 1: Rentewinst
𝑟𝑒𝑛𝑡𝑒𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡
1. Rentemarge = =%
𝑏𝑎𝑙𝑎𝑛𝑠𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙
o Meest # jaar – minst # jaar
o CMP + CMA + TM
2. Commerciële marge passiva
o Intrest v. bank < marktrente
3. Commerciële marge activa
o Intrest a. bank > marktrente
4. Transformatiemarge
o CMA – CMP
Reversed rentecurve: veroorzaakt door verloop rentecurve onder 0 marktrente KT > LT
1. CM’s maximaliseren: hoger, beter, maar concurrentie!!
2. TM maximaliseren: verschil in looptijd vergroten, maar meer renterisico!
Gevolg taak 1: Geldschepping
- B = chartaal = tastbaar
- G = Giraal = niet-tastbaar
- M = totale geldhoeveelheid (chartaal + giraal)
Stel x = 2000 bankbiljetten
Fase 1: geen bank B = M = 2000 euro
Fase 2: 50% van 2000 naar bank B + G = M = 2000
- Liquiditeitscoëfficiënt = 50% Geldschepping
M=k.B
Fase 3: 90% van 1000 uitlenen B + G = 2000 + 90% = M = 2900
met k =
- Reservecoëfficiënt = r = 10% 1/(1-(1-r).(1-b))
Fase 4: van 900 lenen 50% naar bank B + G = M = 2900
- b = 50%
Fase 5: 90% van 450 uitlenen B + G = 2900 + 90% = M = 3305 euro
Fase ∞: X.1 + X . 0.9 . 0.5 + X . …
5
,Vervolg: ( . .
+( ( . ).( . ))
= ( ( ).( ))
Met B = basisgeld; r = reservecoëfficiënt en b = liquiditeitscoëfficiënt
Gevolgen formule: ( ( ).( ))
Financiële crisis: r stijgt -> M daalt (banken voorzichtiger) en b stijgt -> M
daalt (meer tastbaar geld bijhouden)
Vergelijking Fisher: M.V = P.Q
M daalt -> P daalt (deflatie) en/of Q daalt (recessie) slechte situatie
o V = volatility, omloopsnelheid geld (constant)
o M = geldhoeveelheid
o P = prijspeil
o Q = hoeveelheid goederen
ECB: B stijgt -> M stijgt ‘nieuw geld’ drukken om voorgaand effect te kunnen
neutraliseren
o Enkel CB kan dit = quantitive easing (kopen obligaties om M te verruimen)
o ECB koopt obligaties aan: A stijgt -> P stijgt -> B stijgt -> kan M daling neutraliseren
o Balanstotaal: enorme stijging wanneer aankoop van obligaties +
verlenen extra kredieten -> daling op vervaldag kredieten en
eventuele verkoop obligaties
B stijgt door ingreep centrale banken:
o b bijna hersteld
o r nog hoog -> zal dalen wanneer trauma crisis verwerkt is
- Sterke stijging M door samenwerkende krachten + sterke prijsstijging door Fisher
(Q kan ook wijzigingen, maar in beperkte mate want afhankelijk van beschikbare
middelen)
- GEVAAR: (hyper?)inflatie door sterke M stijging (meer dan 10% prijsstijging)
ECB houdt hier rekening mee: als r daalt en M te snel stijgt, moet
ECB B afbouwen door obligaties te verkopen of degene die vervallen
NIET te vernieuwen
timing: zeer belangrijk -> te snel = recessie VS te traag = hyperinflatie
Taak 2: Kassier
Zichtrekeningen beheren: giraal geld + betalingsverkeer (= geheel verrichtingen)
Giraal is belangrijker dan chartaal
Elektronisch geld = proton
Taak 3: Vermogensbeheer
1. Particuliere beleggers
o Vrijwillig, risico voor klant (buiten balans boeking)
2. Institutionele beleggers
o Sector- of bedrijfsniveau
o BV: pensioensfonds (Wettelijk pensioen en aanvullend pensioen)
,Producten van een financiële instelling
= wat verkoopt een bank
Berekening actuarieel rendement
Interbankenmarkt (labiel!) = financieringsbron:
Vorderingen < schulden bij gemiddelde Belgische bank: (wel = op wereldvlak)
Niet enkel Belgische banken betrokken onevenwicht
Lenen bij andere banken komt niet in vorderingen terecht
Omvang interbankenmarkt gedaald door schrik problemen en wanbetaling
Kan gezien worden als investeringsmarkt: vorderingen > schulden
Maatstaf labiliteit financiering: A/B (interbankenmarkt/cliëntendeposito’s)
o Negatief = goed
o B nooit negatief, dus deling negatief wanneer A negatief
Hoog renterisico banken
Omzetting kredieten met KT (niet super veel vraag naar)
Remt economische groei
0,11% rente= 0,01% basisrente en 0,10% getrouwheidspremie
3. Termijndeposito = termijnrekening
Looptijd > 0: middelen voor bepaalde tijd geblokt
RV van 30% betalen op 0,10% bruto 0,07% netto
↔ gereglementeerd spaarboekje
Ongevoelig voor rentewijzigingen: vaste rente
Kiezen wanneer men denkt dat rente zal dalen
Nadelen spaarboekje ivm termijndeposito:
Bank kan gereglementeerd niet – gereglementeerd doen rente omzetten naar 0%
Wetgever kan bodem van 0,11% laten zakken
MAAR zeer onwaarschijnlijk, hierdoor spaarboekjes > termijndeposito’s
o Ondernemingen kopen dit het meest omdat rente bij hen 0% kan zijn
4. Kasbon
= termijndeposito
Extra: effect aan toonder = papieren effect eigenaar is anoniem, maar door dematerialisatie
afgeschaft dus helemaal = termijndeposito
Relatieve ontwikkeling van de 4 besproken producten:
Verklaringen:
Collectief vermogensbeheer voor particuliere beleggers (risico klant)
Alle particuliere beleggers beleggen in ICB verzamelen en
beheren van geld gebeurt door ICB
Per ICB neemt kapitaal toe doordat # zakt, maar waarde stijgt
1. Bevek
= BEleggingsennootschap met VErandelijk Kapitaal
Open type: kapitaal schommelt ifv # toe- en uittredingen
Open: deelbewijzen (ver)kopen tegen inventariswaarde per deelbewijs
Tegenpartij = bank
Meest gebruikte vorm van ICB
(Sicav = bevek van Luxemburg)
2. Bevak
= BEleggingsvennootschap met VAst Kapitaal
Gesloten type: kapitaal blijft constant
3. Privak
= PRIvate equity met VAst Kapitaal
Privaat vermogen = vermogen dat wordt belegd in niet-beursgenoteerde bedrijven
↔ public equity: open voor publiek = iedereen kan hierin beleggen
Open vs. Gesloten
Open = veranderlijk kapitaal – open voor iedereen – vrij toetreden
Toetreder moet uittreder zoeken kapitaal onveranderd ↔ open: bank steeds tegenpartij
Deelbewijzen op markt noteren: handelen makkelijker marktprijs of beurskoers
Uitbetaling
Elke belegger kan kiezen of hij een DIV of KAP neemt onderscheid volgens beleggingsprofiel
Inventariswaarde per deelbewijs: kapitalisatie distributie door steeds wederbelegging
KAP > DIV: fiscale redenen (periodiek = belast met RV, KAP: meerwaarde (AKP-VKP) soms geen RV)
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HWPOM. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.