100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Toegepaste psychologie: Statistiek 1 $12.65   Add to cart

Summary

Samenvatting Toegepaste psychologie: Statistiek 1

1 review
 244 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Lesnotities van het vak Statistiek 1. Alle lessen gevolg + verduidelijking aan de hand van afbeeldingen, tabellen, grafieken en voorbeelden.

Preview 10 out of 67  pages

  • Yes
  • January 17, 2021
  • 67
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: anncleys • 1 year ago

avatar-seller
STATISTIEK 1
2020 - 2021




1

,INLEIDING
STUDIEMATERIAAL EN EXAMEN
Studiemateriaal
• Handboek (eerste 8 hoofdstukken)
• PowerPoint
• Aanvullende cursusteksten via canvas

Examen
Gesloten boek examen met 20 meerkeuzevragen en 2 open vragen. Ook een deel van de punten op
individuele opdrachten via SPSS-opdrachten (10%).

Deadline datums van de opdrachten
• 30 november
• 4 januari




2

,HOOFDSTUK 1: DE STATISTIEK IN HET ONDERZOEK
INLEIDING
1. Wat is statistiek
Statistiek = Het verzamelen, classificeren, samenvatten, organiseren, analyseren en
interpreteren van gegevens. Statistiek gebruiken we als onderzoeksmiddel
waarbij er twee soorten zijn:
- Beschrijvende statistiek
- Inductieve statistiek

1) Beschrijvende statistiek
Hierbij ga je de verzamelde gegevens samenvatten in kerngetallen. Hierbij zijn uitspraken
beperkt tot de deelnemers van de studie, de steekproef.
Voorbeeld:
Toegepaste Psychologie studenten die meedoen aan een bevraging rond studiemotivatie,
deze waren gemiddeld gemotiveerd om statistiek te studeren

2) Inductieve statistiek
Hierbij ga je de kerngetallen van de verzamelde gegevens veralgemenen naar een grotere
populatie. De steekproef is dus als representatie van een groter geheel. Hierbij zijn
uitspraken verder dan de deelnemers van de studie, de populatie.
Voorbeeld:
De Belgische Toegepaste Psychologie studenten is gemiddeld genomen gemotiveerd om
statistiek te studeren

2. Wat is onderzoek
1) WAAROM gaan we waarnemen
De bedoeling van het onderzoek is dat we op basis van waarnemingen ware en algemene
uitspraken kunnen doen over de werkelijkheid. We gaan onderzoeken om een uitspraak te
kunnen maken. Dit kan verschillende doelen hebben:

Fundamenteel onderzoek dat zinvol is voor theorievorming
Voorbeeld: Is wiskundig redeneren de belangrijkste vaardigheid om statistiek te doen?

Praktijkgericht onderzoek dat zinvol is voor de psychologische praktijk
Voorbeeld: Kan de vooropleiding gebruikt worden om studenten de instapmodule aan te
bevelen

2) WIE gaan we waarnemen
We gaan de deelnemers uit een steekproef waarnemen. De steekproef wordt steeds uit
een populatie getrokken.
Steekproef = Studenten van instapmodule
Populatie = Studenten toegepaste psychologie




3

, 3) WAT gaan we waarnemen
Variabelen = We gaan eigenschappen meten van onze deelnemers of via onze
deelnemers. Dit noemen we variabelen.

Deze gaan we praktisch uitwerken zodat ze meetbaar kunnen zijn, zodat we ze kunnen
operationaliseren. Statistiek gaat dus patronen beschrijven van gemeten kenmerken. Er zijn
een aantal types van kenmerken.
Centrale tendens = Gegevens zo goed mogelijk samenvatten. Dit is een samenvatting van
je groep (gemiddelde, mediaan…)
Spreiding = Dit gaat de verschillen na in de groep. Ze zeggen iets over hoe
betrouwbaar centrale tendensmaten zijn (standaardafwijking…)
Verbanden = Ook associaties genoemd. Dit gaat verbanden zoeken tussen
variabelen.

De statistiek gaat de waarneming omvormen tot ware en algemene uitspraken. Deze
uitspraken zijn:
- Gebasseerd op waarnemingen (observaties die je gedaan hebt) verkregen via onze
steekproef.
- Veralgemeend naar de volledige steekproef of de populatie.

We kunnen twee soorten uitspraken doen:
Deterministische uitspraken = Uitspraken die 100% zeker zijn. Zekerheid en
wetmatigheden gaan we in deze sector nooit
terugvinden.

Probabilistische uitspraken = Uitspraken die niet 100% zeker zijn. Onzekerheden en
waarschijnlijkheden of kansen ga je bijna altijd
tegenkomen.

3. Soorten onderzoek
1) Kwaliteitscriteria van een onderzoek
Er zijn vier verschillende criteria voor een kwaliteitsvol onderzoek.
Het moet objectief zijn: Het is belangrijk dat je stilstaat dat iedere deelnemer
gelijk is, en hiervoor geen vorm van vooroordelen
(bias) hebben. Je moet iedereen correct behandelen,
als gelijken.

Het moet controleerbaar zijn: Je moet alles controleren wat je kan, aan de hand van
bijvoorbeeld een checklist.

Het moet herhaalbaarheid zijn: Je moet ervoor zorgen dat het onderzoek zich feilloos
kan herhalen voor verder onderzoek.

Het moet systematisch zien: De stappen in het onderzoek moeten logisch zijn. Je
moet logische stappen zetten.




4

,2) Verschillende soorten onderzoek
a. Het experiment
In een experiment ga je deelnemers onder verschillende condities plaatsen. Er zijn
hierbij twee belangrijke variabelen:
- Afhankelijke variabelen = Het meten van de variabelen, wat je wil meten.
- Onafhankelijke variabelen = Het manipuleren van een bepaalde conditie.

Voorbeeld:
Een krantenkop zegt dat een ijsje als ontbijt je slim maakt. Dit willen we onderzoeken
aan de hand van een experiment. Hierbij gaan we het ontbijt manipuleren, dit is dan
de onafhankelijke variabele. We beschrijven drie nieuwe condities:
- IJsje als ontbijt
- Koud water als ontbijt
- Niks als ontbijt

Dit gaan we als denkoefening plaatsen op de computer. Hierbij gaan we kijken naar de
snelheid van het antwoord en de juistheid van het antwoord. Dit als de afhankelijke
variabele.

b. Het correlationeel onderzoek
Hierbij ga enkel meten. Hierbij kan ja aan de hand van een vragenlijstonderzoek
(survey) onderzoeken. Er zijn hierbij geen variabelen die gemanipuleerd worden, we
meten de variabelen, covariaten. We gaan verbanden kunnen leggen, maar de
verschillende soorten kunnen we niet onderscheiden.

Interpretaties in termen van verbanden: soorten verbanden
- Direct causaal verband =X®Y
- Invers causaal verband =X¬Y
- Covariantie =X«Y
- Indirect = X ¬X® Y

Voor het directe causale verband, dienen er vereisten te voldoen, vereisten tussen de
twee variabelen, X en Y. Dit was het criteria van Hume & Mill:
- Criteria 1: X en Y kunnen in de tijd geordend worden
- Criteria 2: X en Y kunnen specifiek in de tijd geordend worden, eerst X dan Y
- Criteria 3: Geen X dan ook geen Y
- Criteria 4: Geen derde variabele die het verband tussen X en Y verklaren


Schematisch overzicht
Het experiment Het correlationeel onderzoek
Hierbij gaan we de onafhankelijke variabele Hierbij is er geen sprake van manipulaties of
manipuleren en controleren, en meten we controles. We gaan hierbij enkel de
de afhankelijke variabele. Meestal vinden covariaten meten. We gaan hier verbanden
we hier een direct causaal verband. Dit is tegenkomen, inclusief een causale, maar
het effect van de onafhankelijke variabele ook nog andere soorten:
op de afhankelijke variabele. - Invers causaal verband
- Between-subjects: verschillende - Covariantie
groepen in verschillende condities - Indirect verband
- Within-subjects: dezelfde groepen - …
doorlopen alle verschillende condities



5

, Waarom gebruiken we niet steeds een experiment?
Eerst en vooral, de spelregels van Hume & Mill zijn niet eenvoudig toe te passen. Hierdoor
hebben we een quasi-experiment ingevoerd. Dit lijkt op papier hard op een experiment,
maar het verschil met een puur experiment (waar je effectief gaat manipuleren) is dat je in
een quasi-experiment werkt met bestaande groepsindelingen, bijvoorbeeld mannen en
vrouwen. Je gaat hierbij het geslacht niet gaan manipuleren.

Anderzijds zijn causale processen niet altijd de centrale vraag. Wanneer je niet
geïnteresseerd bent in de oorzaak of het gevolg, is het niet nodig om een complex
experiment toe te passen, en is een correlationeel onderzoek beter. Het kan wel dat er
experimenten uit voortgroeien, wanneer je nadien toch interesse hebt in de gevolgen. Ook
kan een correlationeel leiden tot directe causale uitspraken o.b.v. criteria van Hume & Mill
aangetoond kunnen worden. Belangrijk is dus om steeds voldoende kritisch te zijn met het
toepassen van de criteria van Hume & Mill.

4. Onderzoeksfasen
We sommen de verschillende fasen even op:
Fase 1: Acquisitie fase = Hierbij gaan we het leerproces triggeren.
Fase 2: Test fase = Hierbij gaan we iets toepassen, iets testen
Fase 3: Observatie = Hierbij focussen we op de reacties van de deelnemer
Fase 4: Dataverzameling = Hierbij gaan we de observatie omzetten in statistische gegevens
Fase 5: Interpretatie = Hierbij geven we zingeving aan de resultaten en reflecteren we

Voorbeeld experiment (Aangeleerde aversie: iemand bang maken door triggeren leerproces)
Acquisitie fase = In deze fase gaan we het woord “kaneel” gebruiken om een afkeer te
triggeren of aan te leren. Als kaneel gezegd wordt, wordt er een
“straf” uitgevoerd, de proefpersoon wordt nat gemaakt.

Test fase = In deze fase worden een reeks van woorden opgesomd. Hiertussen
wordt er soms het woord “kaneel” gezegd, waarbij de proefpersoon
nat wordt gemaakt. Hierbij vallen er enkele zaken op dat wanneer
woorden met de “Ka” klank voorkwamen, ze schrik kregen en
verwachtingen hadden dat ze ook nat werden gemaakt.
- Klank gerelateerde worden = Kameel, kabel, kader…
- Triggerwoord = Kaneel
- Niet-klank gerelateerde woorden = Zetel, appel, puppy…

Observatie = Hierbij gaan we focussen op gezicht van de deelnemer. We
beoordelen de anticiperende terug reactie van het gezicht per het
voorgelezen woord. Zoals bijvoorbeeld:

Geen Beperkt Enigszins Reactief Zeer
reactie reactief reactief reactief
Kaneel
Kameel
Bureau
Zetel
Koekje




6

,Dataverzameling = We gaan de patronen van de resultaten en de observatie bekijken.
We gaan hierbij ook kijken naar een groep trauma patiënten. Dit
kunnen we weergeven als volgt.

5
4
3
2
1
0
Triggerwoord Klankgerelateerde Niet-klankgerelateerde
woorden woorden

Traumatische patiënten Gezonde patiënten



Hierbij gaan we patronen terugvinden. Traumatische patronen
vertonen hierbij dat het triggerwoord en de klank gerelateerde
woorden even veel invloed hebben.

Interpretatie = Hierbij geven we zingeving aan de resultaten en reflecteren we
kritisch.
- Triggerwoorden triggers voor de traumatische patiënten en de
gezonde deelnemers, de controle deelnemers.
- Klank gerelateerde woorden triggeren de traumatische
patiënten maar triggeren de gezonde deelnemers in mindere
mate.
- Niet-klank gerelateerde triggeren geen reactie.

Kritisch reflecteren op volgende zaken:
- Hoeveel deelnemers?
- Aversie door het waterpistool?
- …




7

,5. Fasen van de empirische cyclus
1) Hypothese ontwikkelen
a. Vraagstelling
Onderzoeksvraag = De vraag waarop het onderzoek een antwoord
probeert te geven.

Onderzoekshypothese(n) = Stelling die nog niet bewezen is en hoeft dus ook niet
per se juist te zijn. Ze drukt de verwachtingen uit die
de onderzoeker heeft over de onderzoeksvraag.
- Info nodig over hoe het onderzoek uitgevoerd
zal worden
- Afhankelijk van type onderzoek

Soorten onderzoeksvragen en onderzoekshypothesen:
Vragen over het voorkomen van iets
- Vraag = Hoeveel % van de vrouwelijke Gentenaren pleegt effectief
zelfmoord?
- Hypothese = Minder dan 0,3% van de vrouwen pleegt effectief zelfmoord.
Vragen over verschillen tussen zaken
- Vraag = Zegt het geslacht iets over het risico op suïcidaal gedrag?
- Hypothese = Suïcidaal gedrag komt meer voor bij vrouwen dan bij
mannen.
Vragen over verbanden tussen zaken
- Vraag = Kan er een verband vastgelegd worden tussen de SES van
iemand en suïcidaal gedrag?
- Hypothese = Hoe lager de SES van iemand, hoe hoger het risico om een
suïcide te ondernemen.

b. Operationalisering
We gaan hierbij van (abstracte) begrippen naar (concrete) variabele. Hoe gaan we iets
nu definiëren, manipuleren of meten? Het blijkt dat hoe abstracter het begrip is, hoe
moeilijker men er iets meetbaar van kan maken, en hoe meer methodologische
voorkennis er nodig is.

Hoe gaan we hierbij aan de slag? Het is belangrijk om te weten hoe de begrippen
gedefinieerd zijn en hoe je ze aanbod brengt in het onderzoek.
- Welke sleutelbegrippen?
- Welk soort onderzoek?

Om te achterhalen of causaliteit mogelijk is met deze manier van operationaliseren,
moeten we de criteria van Hume & Mill er even terug bijhalen (toegepast op het
filmpje met “kaneel”)
- Criteria 1: X en Y kunnen in de tijd geordend worden
= Eerst woorden voorlezen, dan de reactie
- Criteria 2: X en Y kunnen specifiek in de tijd geordend worden, eerst X dan Y
= Eerst het woord manipuleren, daarna de reactie
- Criteria 3: Geen X dan ook geen Y
= Wanneer geen klankrelatie is, dan is klankaversie zo goed als afwezig
- Criteria 4: Geen derde variabele die het verband tussen X en Y verklaren
= Zijn er andere factoren die een verklaring die de aversie beïnvloeden?




8

,2) Objectieve data verzamelen
a. Steekproefopzet
Populatie = Alle individuen waar we een uitspraak over willen maken
- Deze individuen komen in aanmerking voor het onderzoek
- Als het aantal gekend is, wordt het symbool (N) gebruikt

Steekproef = Een selectie/representatie van individuen uit de populatie - Voor
het aantal, wordt het symbool (n) gebruikt.

Probleem 1: Kunnen allen individuen uit de populatie getest worden?
Praktisch is dit enkel haalbaar voor kleine populaties, dan spreken we van een census:
N = n. In andere gevallen gebruiken we de steekproef als representatie: N > n.

Probleem 2: Hoe ga je individuen selecteren uit de populatie?
- Aselecte steekproeven = Elk individu uit de populatie heeft evenveel
kans om gekozen te worden voor de
steekproef. De deelnemers worden en
kunnen at random gekozen worden. Dit
maakt dat schattingen over de populatie
kunnen gemaakt worden op basis van de
steekproef.
- Steekproefkader is mogelijk

- Niet-aselecte steekproeven = Elk individu uit de populatie heeft niet
dezelfde kans om gekozen te worden voor de
steekproef. Deelnemers worden niet of
kunnen niet at random gekozen worden. Dit
maakt dat de schattingen over de populatie
niet eenvoudig gemaakt kunnen worden op
basis van de steekproef.
- Steekproefkader is niet mogelijk

Steekproefkader = Lijst van alle potentiele deelnemers. Je hebt zicht op iedere
mogelijke deelnemer van je studie. Deze kan je voorzien van
een nummer, een ID-nummer. Op basis hiervan kan je iedere
deelnemer een gelijke kans geven.




9

, Steekproefkader bij aselecte steekproeven
Hierbij is een steekproefkader wel mogelijk doordat de potentiële deelnemers
genummerd kunnen worden

Volledige aselecte steekproef
Hierbij kiest de computer de deelnemende individuen via een
zuiver, toevallig proces.

Systematische aselecte steekproef
Hierbij kiest de computer de 1ste persoon at random. Voor de
volgende personen gebruik je een rekenregel. Hierbij kan je dus
bij de ID-nummer van de 1ste random gekozen deelnemer 1 + N
toepassen om zo de volgende deelnemer te selecteren.

Gestratificeerde steekproef
Hierbij ga je de populatie verdelen in subpopulaties, strata. Deze
hebben bestaande kenmerken van in de populatie. Uit iedere
subpopulatie ga je dan at random deelnemers selecteren. Dit
kan gebeuren op twee manieren:
- Proportioneel = Uit iedere strata relatief evenveel
deelnemers (50% per strata)
- Disproportioneel = Uit iedere strata een vast aantal
deelnemers (1x per strata)

Clustersteekproef
Hierbij ga je de populatie verdelen in heterogene subgroepen
(klasgroepen bijvoorbeeld). De deelnemende subgroepen worden
at random gekozen, iedereen van gekozen subgroep doet mee.

Getrapte steekproef
Dit is een combinatie van de bovenstaande strategieën. Dit kan je toepassen wanneer
je het ingewikkelder wil maken om deelnemers te selecteren.




10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller morganedelaet1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.65. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$12.65  3x  sold
  • (1)
  Add to cart