1. Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1. Verschillende visies
Vanuit verschillende psychologische visies zijn verschillende therapieën en methodieken ontwikkeld.
Je kan kiezen uit verschillende soorten therapieën. Binnen de hulpverlening zijn er veel invalshoeken
om hetzelfde probleem aan te pakken. De psychodynamische, de cognitief-gedragstherapeutische,
de cliëntgerichte experiëntiële, de systeemtheoretische en de oplossingsgerichte benaderingen
vormen de belangrijkste psychologische stromingen. Deze stromingen hebben elk hun eigen
verzameling verklaringen en werkwijzen. De op de praktijk gerichte uitwerkingen van deze
benaderingen worden ook wel ‘methodieken’ genoemd. Methodieken geven aan hoe je abstracte
theorieën kunt toepassen in de praktijk van de hulpverlening. Nog concreter zijn de methodes en de
technieken.
1.2. Verschillende visies gedemonstreerd
Hulpverlening vanuit een biopsychosociaal model
Een belangrijk, overkoepelend model in de hulpverlening, vooral in de ggz, is het biopsychosociaal
model. Hierbij kijkt men naar een probleem vanuit interactie tussen biologische, psychische en
sociale aspecten. Het gaat erom welk gewicht verschillende factoren hebben bij de manier waarop
een stoornis zich ontwikkelt. Hierbij spelen lichamelijke zaken, psychische mechanismen en sociale
invloeden, zoals opvoeding en positie in de samenleving, een rol. Voor sommige stoornissen bestaat
een genetische kwetsbaarheid, dit betekent niet dat genen de stoornis volledig bepalen. Voor geen
enkele psychiatrische stoornis is een eenduidige neurobiologische oorzaak gevonden, dus er is niet
één oorzaak voor een probleem. Er is sprake van een dynamische wisselwerking tussen genetische
kwetsbaarheid en omgevingsfactoren. De omgeving heeft invloed op de werking van de hersenen
(plastisch). Bij alle psychische stoornissen is er ook sprake van een verstoring in de hersenfuncties.
Het is niet zo dat alle problemen die je hebt, ook als hersenprobleem moeten worden behandeld.
Afhankelijk van de klachten, de hulpvraag, het type ontregeling en de omgeving kan een probleem
op verschillende niveaus worden aangepakt. Het is belangrijk om psychische en gedragsproblemen
als biopsychosociaal verschijnsel te zien.
1.3. Doel van het boek en de online omgeving
Hbo’ers zijn niet bevoegd om een psychiatrische diagnose te stellen. Zij richten zich sterker op het
oplossen van problemen en stagnaties in het dagelijks leven en op ondersteuning en begeleiding bij
het leren omgaan met een probleem of stoornis in de sociale context. Hbo’ers werken bijna altijd
integratief/eclectisch: ze passen bruikbare onderdelen uit verschillende theorieën toe.
1.4. Cliëntenparticipatie als vanzelfsprekend onderdeel
Praten over de cliënt kan nooit zonder praten met de cliënt. De tijd ligt achter ons dat uitsluitend de
therapeut wist wat goed was voor de cliënt. Cliënten hebben waardevolle ideeën over hoe zij het
beste geholpen kunnen worden. Zij willen vooral ondersteuning bij het weer mee kunnen doen in de
samenleving. Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van een ervaringsdeskundige. De hulpverlener
gebruikt zijn professioneel referentiekader op een terughoudende wijze. Dat wil zeggen dat
psychologische theorieën weliswaar van belang zijn, maar dat de beleving, ervaring en kracht van de
cliënt de aangrijpingspunten moeten zijn. Als je dit niet doet, ga je langs elkaar praten.
Het beleid van de overheid is gericht op het terugdringen van professionele ondersteuning. Er wordt
eerst gekeken naar de eigen kracht en het sociale netwerk. Hiermee moet een professionele
hulpverlening steeds vaker mee samenwerken.
1.5. Toenemende integratie en het belang van de ‘persoon’ van de therapeut
Componenten zijn van belang om een mens te begrijpen.
- Ontwikkelingscomponenten gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop van zijn
leven heeft ontwikkeld (biologische rijping, omgevingsinvloeden en innerlijk).
- Neurobiologische componenten verwijzen naar genetische aanleg die zich in wisselwerking
met de omgeving ontvouwt.
- Affectieve componenten zijn onze gevoelens en emoties en de manier waarop we hiermee
om hebben leren gaan.
, - Cognitieve componenten zijn denkprocessen (inhoud en verloop) en alles wat daarmee
samenhangt. Dit is vaak onbewust.
- Gedragscomponenten hebben te maken met de manier waarop we ons gedragen en hoe we
dat geleerd hebben.
- Interpersoonlijke componenten verwijzen naar de manier waarop we omgaan met anderen,
relaties en scheidingen. (Heeft te maken met hechting).
- Systemische componenten verwijzen naar het sociale systeem waarin we leven of zijn
opgegroeid.
Psychotherapieën verschillen in de manier waarop en de mate waarin zij deze componenten in de
behandeling betrekken. Het hangt ook af van het probleem waar de cliënt mee te maken heeft. De
verschillen tussen therapieën worden steeds kleiner, er wordt nu vaker onderscheid gemaakt tussen
klacht- en persoonsgerichte therapie. Een ander verschil was de mate waarin de therapieën
evidence-based (wetenschappelijk) zijn, hierin zie je de eigenschappen van een therapeut niet.
Tegenwoordig is dit onderscheid tussen persoonlijke eigenschappen en professionele vaardigheden
niet meer zo duidelijk.
Therapeutische relatie en de therapeut als persoon
Er is de laatste jaren veel wetenschappelijk bewijs (evidence) geleverd voor het gegeven dat de
werkrelatie die je hebt met de cliënt van even groot belang is als de therapeutische techniek. Zo kan
de ene therapeut wel succesvol zijn en de ander niet, terwijl zij wel dezelfde theorie gebruiken. Dit
komt omdat ieder mens anders is. De klik heeft te maken met culturele achtergrond en diverse
eigenschappen en ervaringen van zowel de cliënt als de therapeut. De klik is wetenschappelijk
vastgesteld. Het is van belang dat je als therapeut ook ervaart hoe een cliënt zich voelt, dit kun je
doen door zelf in leertherapie te gaan. Het is belangrijk om dit nog steeds wel te onderscheiden,
omdat ze verschillende mensbeelden en uitgangspunten hebben, die in de praktijk leiden tot
verschillende methodes en normatieve keuzes.
1.6. Moeten we kiezen voor een bepaalde benadering?
Er zijn diverse landelijke richtlijnen geformuleerd voor de behandeling van psychiatrische
stoornissen. Hierbij wordt uitgegaan van wetenschappelijk onderzoek en van ervaringen van
professionals en cliënten. Alle stromingen hebben wel iets wat effectief is, maar het kan zijn dat het
niet nog wetenschappelijk is onderzocht. Dit is soms niet mogelijk, omdat het moeilijk te
meten/onderzoeken is.
De jeugdzorg heeft jeugdinterventies erkend en opgenomen in een databank van het Nederlands
Jeugd Instituut (NJI). Voor de verslavingszorg inventariseert en ontwikkelt het landelijk
kenniscentrum Resultaten Scoren verschillende interventies.
Het feit dat veel vormen van hulpverlening en psychotherapie iets positiefs opleveren, komt ook
doordat de non-specifieke of algemene factoren, die losstaan van de specifieke benadering,
belangrijk zijn.
Taarten met effecten
Deze taarten met effect worden ook wel de taart van Lambert genoemd. Hij laat zien wat de effecten
van psychotherapieën zijn. Hij geeft aan dat maar 15 procent door de therapie komt en de rest kan
worden verklaard door andere zaken. Dit kan van alles zijn. In 2004 heeft Norcross laten zien dat
maar 8 procent door de therapie komt. De conclusie van beide onderzoeken is dus dat cliënten wel
iets hebben aan therapie, maar als hun symptomen afnemen of hun kwaliteit van leven verbetert,
heeft dat ook met andere zaken te maken dan de therapie.
Het gaat en om de therapeutische technieken en vaardigheden en om de persoon en om de klik en
afstemming of de therapie werkt of niet.
Tot slot is er bij een groep cliënten ook sprake van spontaan herstel of van zelfherstel. Deze mensen
hebben soms een dusdanig veel herstelkapitaal. Hierbij is een therapie dus niet altijd nodig.
,3. Psychodynamische benaderingen
3.1. Inleiding
De psychodynamische benaderingen (PDB) vormen de oudste psychotherapeutische benaderingen.
Zij stammen af van de theorie van Sigmund Freud. Freud ontwikkelde de psychoanalyse. Freud
concentreerde zich op het innerlijk van de patiënt. Freud ondersteunde patiënten om onbewuste
zaken toe te laten in het bewuste. Later is de methode van de klassieke psychoanalyse verruimd in
de psychoanalytische therapie waarbij de therapeut en patiënt op een stoel tegenover elkaar zitten
en waarbij er meer interactie is tussen beiden. Nog later (nu nog steeds) zijn deze verder verbreed.
De benadering bevat zeer veel verschillende interpretaties, aanvullingen en bijstellingen. De
nieuwere vorm heet psychodynamische psychotherapieën.
Weggestopt verleden
De verschillende vormen van psychodynamische therapie hebben een aantal overeenkomsten:
- Patiënten weten vaak niet waarom ze iets doen.
- Onbewuste gevoelens en wensen spelen een rol.
- Moeilijke en angstwekkende gevoelens zijn weggestopt of worden ermee overspoelt zonder
te weten waar het vandaan komt.
- Problemen ontstaan vanuit de vroegere kindertijd.
- Er wordt een ontwikkelingspsychologisch perspectief gehanteerd.
De therapie probeert dit onbewuste, bewust te maken en probeert de patiënt hiermee te laten
hanteren. Onbewuste gevoelens kunnen op verschillende manieren tot uiting komen. Je ziet dat er
veel sprake is van gedragspatronen en problemen bij personen die daar niet mee te maken hebben,
dit wordt overdracht genoemd: we dragen iets van vroeger over op de situatie waarin we nu leven.
We hebben vroeger een soort innerlijk werkmodel over deze situaties ontwikkeld dat niet
functioneel is. Dit heb je vroeger niet anders geleerd. Op deze manier raken we in een vicieuze cirkel
waar we geen vat op lijken te krijgen (unfinished business syndroom: emotionele zaken die je in het
verleden niet af hebt gemaakt en dit zijn nu onbegrepen klachten).
In een psychodynamische therapie krijgen gevoelens, conflicten of juist leegtes de ruimte die
stammen uit het verleden en die nu nog actief zijn. Het is hierbij de bedoeling om ongezonde
patronen te doorbreken. Dit doe je door te mentaliseren of affectregulering: gevoelens leren toe te
laten, benoemen, begrijpen en hanteren.
Een psychodynamische therapie geeft je meer inzicht op je gevoelens, je leert er beter mee omgaan
en je leert het verschil tussen jezelf en de ander beter te zien en te hanteren.
3.2. De theorie van Freud
Sigmund Freud behandelde patiënten met hysterie die lichamelijke uitvalverschijnselen hadden
vanwege psychische problemen. Deze stoornissen bestaan nog steeds: we noemen ze nu
conversiestoornis. Doordat de patiënt leerde begrijpen en ervaren wat er aan de hand was,
verdwenen de blokkades. Het behandelen van een stoornis met een psychologische techniek was erg
nieuw in die tijd, Freud liet zien dat een psychiatrische stoornis met lichamelijke symptomen met een
psychologische methode behandeld kon worden. Hieruit ontstond het beroep psychotherapeut. Je
ziet nu nog weinig psychotherapeuten met een medische achtergrond. De meeste zijn psycholoog en
hebben zich verder gespecialiseerd.
Als een detective
Freud gebruikte eerst hypnose, later gebruikte hij de techniek van de vrije associatie. Dit houdt in dat
een patiënt liggend op een ontspannen en veilige manier alles zegt wat in hem op komt, ook al lijkt
het onbelangrijk. Freud ging er van uit dat alles een betekenis heeft. Freud was als een detective
bezig om onbewuste zaken aan het licht te brengen en ze een plaats te geven. Symptomen van
verschillende stoornissen hebben volgens deze visie een betekenis, ze staan symbool ergens voor.
Volgens Freud is niks toevallig, er zit een bedoeling achter die wij niet onder ogen kunnen zien. Als
we goed opletten en lang genoeg zoeken is volgens freudianen bijna alles te begrijpen.
, Onbewuste zaken kunnen naar boven komen tijdens vrije associatie, maar ook tijdens dromen.
Eigenlijk altijd als de geest minder waakzaam is. Het duiden (iets van betekenis voorzien) is bij de
psychoanalyse erg belangrijk. Freud zag mensen als dieren die voortgedreven worden door
natuurkrachten die uiteindelijk zijn gericht op overleving van de soort. Voor een mens kostte het
meer moeite om zijn natuurlijke seksuele en agressieve driften in gezonde, goede banen te leiden.
Vier modellen
In de loop van de tijd heeft de psychoanalyse allerlei veranderingen ondergaan. Hierin zijn 4
modellen te onderscheiden:
1. Driftmodel; sluit nauw aan bij de theorie van Freud. Het accent ligt op de verdrongen
problemen uit de kindertijd.
2. Objectrelatiemodel; de nadruk ligt op de eerste relaties in de kindertijd en hoe deze zijn
verlopen.
3. Zelfpsychologisch model; de aandacht gaat naar de tekorten uit de kindertijd en leiden tot
een zwakke identiteit.
4. Interactioneel model; legt de nadruk op problematische effecten tussen mensen. Men kijkt
meer naar interpsychische problemen dan naar intrapsychische problemen. Dit neigt al meer
naar de cognitieve- en systeemtheorieën. Het behoort bij de psychoanalyse, omdat er wordt
gekeken vanaf de kindertijd naar een interactieschema.
3.2.1. Het driftmodel: ‘es’, ‘ego’ en ‘superego’
Het driftmodel stelt dat de mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften. De
seksuele drift is een levensdrift, het is gericht op behoeftebevrediging. Het gaat hier niet alleen om
seksueel gedrag, maar op alles wat gericht is op genieten en creatieve expressie. Als we deze drift
onderdrukken, worden we gespannen, dof, depressief en doods. De agressiedrift is een destructieve
drift, gericht op de dood.
Blinde krachten
De driften zijn blinde, aangeboren, biologische krachten. Freud noemde ze daarom het ‘Es’. Het
kenmerkt ons niet persoonlijk, maar het hoort bij onze soort. Iedereen heeft hetzelfde ‘Es’, bij de een
is dit alleen sterker dan bij een ander. Het ‘es’ bepaalt ons temperament. Gelijk na de geboorte
worden we volledig geleid door driften. Het is een primair proces, de basis van ons leven. De
seksuele en agressieve behoeften willen wij bevredigen en geven ons energie. Als deze geblokkeerd
of verwaarloosd wordt, dan raken we gefrustreerd, ziek of gestoord. Sommige behoeften hangen
samen met een bepaalde leeftijd, als dit niet goed doorlopen wordt. Uit het zich op een latere
leeftijd.
Uitgestelde behoeftebevrediging
Het is de kunst om gedurende ons leven onze behoeften te bevredigen, zonder daarbij anderen of
onszelf in de problemen te brengen. Een baby ervaart dit al heel snel, niet alles kan direct. Je kunt
hier alleen mee leren omgaan, wanneer je merkt dat de behoefte op een ander moment wel
bevredigt kan worden. Het kind moet leren ervaren dat botsingen en grenzen bestaan en dat het de
emoties die hierdoor worden opgeroepen, aankan.
Het ‘ik’ moet de baas zijn
Om frustraties te leren verdragen moet het kind een ‘ik’, door Freud ‘ego’ genoemd, ontwikkelen dat
het ‘es’ de baas is. Wanneer het kind niet met frustraties leert omgaan, raakt het overspoeld met
emoties die het niet aan kan, die niet gekalmeerd wordt en die het niet begrijpt. Wanneer het kind
genoeg steun, aandacht en liefde krijgt van de ouders, kan het kind hier wel mee omgaan en zichzelf
kalmeren. Een goed functionerend mens is in staat zijn behoeftebevrediging uit te stellen, rekening
te houden met de werkelijkheid en met anderen. Hoe ontwikkelder ons ego is, hoe beter we de
disdipline kunnen opbrengen om een uitgestelde behoeftebevrediging en de angsten die dit oproept,
te verdragen. Freud vond het belangrijk om dit goed te ontwikkelen. Een zwak ego zorgt voor
impulsen en kan zich moeilijk afstemmen. Een sterk ego kan zorgen voor iets goeds te organiseren op
de langere termijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amystuij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.23. You're not tied to anything after your purchase.