Niet-commercieel doel = non-profitorganisaties = geen winst willen maken, maar ander
ideeël doel nastreven. Voorbeelden: KNVB, Rode Kruis, Leger des Heils, Staatsloterij
enz.
Organisatie = samenwerkingsverband tussen personen gericht op het bereiken van een
bepaald doel.
Commerciële organisatie = organisatie met als doel winst te willen maken.
Rechtspersoon =organisatie die net als een natuurlijk persoon rechten en plichten heeft.
o Besloten vennootschap, naamloze vennootschap, coöperatie, stichting
en meeste verenigingen zijn organisaties met rechtspersoonlijkheid.
o Is nóóit hoofdelijk aansprakelijk
Hoofdelijke aansprakelijkheid = iedere eigenaar is volledig aansprakelijk voor het hele
vermogen, zowel zakelijk als privé (eenmanszaak).
Stichting (= een rechtpersoon die geen Vereniging (= samenwerkende vorm tussen 2 of
leden kent en opgericht is m.b.v. een meerdere persoon die een bepaald niet-commercieel
bepaald vermogen een in doel willen realiseren)
de statuten vermeld doel te realiseren)
Geen leden Leden
Bestuur neemt alle beslissingen Leden hebben zeggenschap
Bestuur kiest zichzelf = coöptatie Bestuur gekozen door leden ( Algemene
Ledenvergadering/jaarvergadering)
Het bestuur is niet hoofdelijk aansprakelijk Het bestuur is (alleen bij een VVR) niet hoofdelijk
aansprakelijk
VVR (formele VBR (informele
vereniging met vereniging met
volledige beperkte
rechtsbevoegdheid) rechtsbevoegdheid)
geen noteriële
noteriële akte
akte
bestuurders zijn bestuurders zijn
niet hoofdelijk hoofdelijk
aansprakelijk aansprakelijk
Verplicht in te
schrijven in Kamer
van Koophandel
,Inputfinanciering = een financiering op declaratiebasis minder efficiënt (= opgelegde
doelen realiseren met een minimum aan middelen)
Outputfinanciering = niet-commerciële organisaties krijgen een vergoeding van het rijk op
basis van de prestaties die zij leveren. Soorten:
1. Lumpsumfinanciering: op basis van de prestatievorm krijgt de organisatie een
bepaald bedrag. Vooral bij scholen/ziekenhuizen.
2. Budgetfinanciering: bedrag wordt vooraf vastgesteld met hier tegenover bepaalde
prestaties die geleverd moeten worden:
o Maximumsubsidie staat van tevoren vast
o Tegenover subsidie staat prestatie
o Wijze waarop prestatie wordt geleverd, wordt
Over gelaten door instelling
o Overschotten mogen naar eigen inzicht aangewend worden
o Tekorten moet instelling zelf aanvullen
subsidievormen
outputfinanciering in
lumpsumfinanciering budgetfinanciering fi
d
Operational lease
o Verhuurder blijft zowel juridisch als economisch eigenaar
o Onderhoud is voor rekening van verhuurder
o Object staat op de balans van verhuurder, niet huurder
o Korte opzegtermijn van het contract
o Alle kosten zijn verwerkt in de huur
Financial lease
o Contract is niet tussentijds opzegbaar
o Huurder heeft economisch eigendom en draag risico’s die aan object zijn
verbonden
o Verhuurder blijft juridisch eigenaar
o Staat op balans van huurder, niet van verhuurder
, Eenmanszaak deel 1
Hoofdstuk 1,2,3
Balans = geeft overzicht van de bezittingen en van het vermogen waarmee die
bezittingen zijn gefinancierd (vreemd/eigen vermogen) op één bepaald tijdstip. Links:
debetzijde met de bezittingen. Rechts: creditzijde met schulden (=vreemd vermogen)
en schulden.
o Momentopname voorraadgrootheden
o Geen post contributie, rente, huur, vergoeding trainers etc. (= baten en lasten)
Inventaris = de inboedel van een organisatie en bestaat uit dingen die langer dan één
jaar meegaan.
Roerende goederen (pc, tafel etc)
Onroerende goederen (windmolens, huizen etc.)
Eigen vermogen = dat deel dat door de eigenaar is ingebracht
= permanent vermogen
o Winst/verlies (omzet-kosten)
o Privé-storting/privé-opname
o Neemt af bij betalen rente/huur/verzekeringspremie etc.
ACTIVA (= bezittingen)
1. Vaste activa: activa die meer dan 1 productieproces meegaan
2. Vlottende activa: activa die maar 1 productieproces meegaan
3. Liquide middelen: activa die snel in geld worden omgezet
PASSIVA (= schulden en eigen vermogen)
1. Eigen vermogen: nooit terug betaald te worden
2. Vreemd vermogen: moet worden terugbetaald
o Lang vreemd vermogen: geld waarover de organisatie lange tijd
(langer dan 1 jaar) kan beschikken
o Kort vreemd vermogen: geld waarover de organisatie korte tijd
(minder dan 1 jaar) kan beschikken
Hypothecaire lening
o Langlopende lening met onroerend goed als onderpand
o Hypotheek = recht om een onroerend goed te verkopen als de hypotheekgever in
gebreke blijft
o Hypotheekgever = geldnemer = bijv. huiskoper
o Hypotheeknemer = geld gever = bijv. bank
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoemoonen23. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.